Reportage

Feyenoord is vergroeid met Rotterdam-Zuid, maar op de tribunes zie je dat nauwelijks

Supporters Feyenoord is vergroeid met Rotterdam-Zuid. Toch zie je dat steeds minder terug op de tribunes. Dus trekt de club de buurt in. Op pad in de schaduw van de Kuip, in aanloop naar de wedstrijd tegen Ajax.

De Kuip is voor veel mensen een baken, ook al mogen ze er zondag niet naartoe als Ajax op bezoek komt.
De Kuip is voor veel mensen een baken, ook al mogen ze er zondag niet naartoe als Ajax op bezoek komt. Foto Walter Herfst

Nummer 348 van de Immanuel Kantstraat in Rotterdam-Zuid is op het oog een doodgewone woning. Een appartement onderin een flat, met een grasperk ervoor en uitzicht op een rij vrijstaande huizen, waar een gepensioneerde blusbootkapitein al 36 jaar naar volle tevredenheid woont met de voormalige meubelverkoopster die naast hem zit aan de salontafel. Allebei een eigen stoel. Pantoffels aan. Kerstkransje bij de koffie.

„We hebben nog aan Spijkenisse gedacht”, zegt Egbert Schutte, inmiddels in de zeventig. Maar toen zijn vrouw Paula en hij de brug overgingen, voelde het niet meer zo vertrouwd als op Zuid. Paula: „Hier hebben we alles. We zijn gebleven en hoeven ook niet meer weg.”

Bij het voorgaan naar de woonkamer hadden ze het meteen gezegd. Binnen zou niets meer herinneren aan de jaren dat op deze plek de beroemdste trainer uit de geschiedenis van Feyenoord woonde. Wel staan er smetteloze meubels, een opgetuigde Nordmann en een open kooi met een „heel aaibare maar wat schuwe” parkiet. Egbert: „Eigenlijk zijn alleen de voor- en achterkant nog hetzelfde. En de muren.”

Toen ze het in 1985 kochten, hadden ze geen weet van de voorgeschiedenis gehad. Totdat decennia later een tv-ploeg aan de overkant had gestaan, de camera’s op hun ramen gericht. ‘Wat is dit, jongens?’, had Egbert buiten gevraagd. Toen viel de naam Happel. Ernst Happel. Nou, die kende Egbert wel. Wie niet in Rotterdam-Zuid? De Oostenrijkse trainer die in 1970 met Feyenoord de Europa Cup voor landskampioenen had gewonnen, bleek in hun huis te hebben gewoond. Op de plek waar zij van het zonnetje genieten, liep hij misschien te ijsberen over zijn tactiek. Wim Jansen achter of naast Willem van Hanegem op het middenveld?

Diezelfde Van Hanegem woonde hier om de hoek. In een flatje aan de Molenvliet dat voor die tijd modern was, maar waar deze middag niemand de bel zal beantwoorden. „Ove Kindvall woonde ook in deze straat”, zegt Egbert Schutte. „Mijn zuster woonde nog boven de sigarenzaak van Rinus Israël. En Coen Moulijn had natuurlijk zijn modezaak. Ook niet zo gek ver hiervandaan. Een andere tijd hè.”

Op pad in de schaduw van de Kuip. Rotterdam-Zuid. Feyenoordland. Waar achter de ramen kerstverlichting hangt in de vorm van het clublogo. Waar tachtigers in een scootmobiel een Feyenoordsjaal om hebben. En waar de Kuip voor veel mensen een baken blijft, ook al mogen ze er zondag niet naartoe als Ajax op bezoek komt. De Klassieker.

Toch is die clubliefde hier niet meer zo vanzelfsprekend als-ie was. Rotterdam-Zuid is het stadsdeel achter de linker Maasoever. Het deel dat aan het oude Rotterdam vastgroeide. Een plek voor nieuwkomers. Heel vroeger uit Limburg en Brabant, later uit alle hoeken van de wereld. Zij hadden niet per definitie interesse in de club. Hele wijken die zondags in een optocht naar de Kuip trekken? Die tijd is geweest, zien ze ook bij Feyenoord zelf.

Geen afspiegeling

„Bij mij is het nog op de klassieke manier gegaan”, vertelt Ton Strooband (55). Hij is manager maatschappelijke zaken bij Feyenoord. Een kind van Zuid, hoewel hij later verhuisde naar een ander deel van de stad. Vertellend over zijn eerste keer, twinkelen zijn ogen. Aan de hand van zijn vader op weg naar die vier lichtmasten. Gezang, gejuich. Wat een impact. Hij bleef altijd naar de Kuip gaan.

Bij kinderen die nu opgroeien in Zuid, gebeurt dat minder. De mensen die op de tribunes zitten, vormen geen afspiegeling van de wijk, weet Strooband. „In het stadion zitten relatief veel witte mannen. De wijken zijn juist multicultureel.”

En dus gaat Feyenoord de buurt in. Zoals hier, op het Afrikaanderplein, in de gelijknamige wijk. De plek waar clubgeschiedenis ligt. Waar nu een groot park ligt, voetbalde Feyenoord na zijn oprichting in 1908 zijn eerste duels. De club vestigde hier een eigen dependance, tussen een basisschool en de bibliotheek, pal aan de straten waar vandaag de befaamde Afrikaandermarkt aan de gang is. Geblakerde maiskolven. Ontlede zalmen. Vette dadels. Alles is er te vinden. „Lekkere mandarijntjes. Euro, euro, euro.”

Clubhuis Feyenoord heet de dependance, de eerste van drie tot vijf afdelingen die de club in omliggende wijken wil realiseren. ‘De kracht van Feyenoord’, staat buiten op spandoeken. Binnen zijn de muren bedekt met beeltenissen van clubhelden Henrik Larsson en Pierre van Hooijdonk. Kinderen kunnen er sporten en aan activiteiten meedoen. Ze kunnen er huiswerkbegeleiding krijgen. En een aai over de bol. Net zo belangrijk.

„We weten dat de actieradius beperkt is in deze buurten”, vertelt Strooband . „Als we activiteiten in de Kuip organiseren, blijkt het voor sommige kinderen een probleem daar te komen. Geen fiets, geen auto, geen geld voor het OV. Veel zijn ook geen lid van een club.”

De situatie in dit deel van Rotterdam-Zuid is al jaren een zorg van de gemeente. Er gaat crimineel geld rond. Kinderen kampen met overgewicht, leerachterstanden, een gebrek aan beweging. Het aantal mensen in de bijstand nam hier sinds de pandemie twee keer zo snel toe als in andere grote steden. Er zijn steekincidenten. „En dan heb je nog de hangjongeren en dealers”, zegt Moen Goerdien, onbezoldigd voorzitter van Speeltuin Afrikaanderwijk. Verzuchtend: „Waar is de tijd gebleven dat de mensen in de Afrikaanderwijk nog buiten zaten met elkaar? Het is armoediger. Je ziet het aan wat er voor de ramen hangt. Kranten, kleedjes.”

In 2011 kwam de gemeente met een miljardenproject om de welvaart op te krikken. Feyenoord is hier ook bij betrokken. De club wil mensen aan het sporten krijgen en bijdragen aan extra banen, stages en leerwerkplekken. Niet per se een taak voor een voetbalclub? „Maar wel een noodzaak”, vindt Strooband. „En een morele verantwoordelijkheid. We zijn nu ook gevraagd mee te denken over jonge havenmedewerkers die worden verleid door drugssmokkelaars.”

De situatie in delen van Rotterdam-Zuid is al jaren een zorg van de gemeente. Foto Walter Herfst

Waar Strooband ooit als enige begon, telt Feyenoords maatschappelijke afdeling inmiddels 25 voltijdsbanen. Marciano van Homoet (37), oud-profvoetballer, heeft er een. „Als kinderen ons zien aankomen in een Feyenoordtrainingspak worden ze al wild”, zegt hij. „Ga je me scouten, vragen ze dan. Met ze hand- of basketballen is dan misschien niet waar ze gelijk aan denken of van dromen, maar het is wel een manier om ze te bereiken.”

De projecten vragen om draagvlak binnen een club, zegt Strooband. „Een salesmanager verkoopt een unit en stuurt meteen een factuur. Van ons werk zie je niet meteen het resultaat. Dat realiseert de club zich.”

Malacia en Geertruida

Door naar een andere wijk nabij de Kuip. Hillesluis, in stadsdeel Feijenoord. Het Stichtseplein. Daar vind je de Bogermanschool, de plek waar Tyrell Malacia, een van Feyenoords eerste-elftalspelers uit Rotterdam-Zuid, op school zat. Net als rechtsback Lutsharel Geertruida heeft hij zijn wortels ‘op Zuid’ liggen. Als ik hier ben, is iedereen trots op me, zei Malacia bij Feyenoord TV. „Ze gunnen het me. En dat is mooi om te zien.” Helaas gebeurden er in zijn buurtje ook „dingen die wat minder zijn”, zei hij, „met mensen die het niet goed hebben”.

Op het voetbalveldje voor de school, zegt Thimo Ponsen dat beeld wel te herkennen. De student verzorgt sportlessen op pleintjes in Zuid. Hij is „Feyenoorder” en doet naast deze bijbaan ook nog een project voor de club. „Kinderen worden hier snel volwassen”, zegt Ponsen, terwijl hij opblaasbare spelattributen oprolt. „Er zijn meisjes van vijf die op broertjes van drie passen. Of kinderen die vertellen dat hun huis is beschoten. De vooroordelen, die kloppen helaas wel.”

Hij negeert ze. Net zoals ze dat op de Bogermanschool proberen. Daar willen ze graag bewijzen dat kinderen uit dit postcodegebied meer in hun mars hebben dan wordt verondersteld. Ponsen: „Niet allemaal hebben ze een even goed voorbeeld gehad. Wij kunnen invloed hebben op hoe zij opgroeien. Ik vind het heerlijk om met deze ventjes te ballen.”

Twee van hen zijn Abdulwahad en Hicham. Beiden een jaar of tien. Favoriete clubs? „Real Madrid”, zegt Abdulwahad. „Manchester United”, aldus Hicham. „Daar speelt Cristiano Ronaldo.” En Feyenoord? „Oké, als ik daar kan spelen, ga ik wel”, zegt Hicham.

Ook de Turkse topclubs Fenerbahçe, Besiktas en Galatasaray zijn populair in Zuid. Toen voormalig Feyenoord-aanvoerder Ben Wijnstekers in 2017 een wandeling maakte door zijn oude buurt, voor een aflevering van tv-programma Andere Tijden, glunderde hij toen een jongetje zei dat Feyenoord zijn favoriete club was. De jeugd betrekken bij Feyenoord. Daar schuilt voor de club een uitdaging, weet maatschappelijk manager Strooband. „Over twintig, dertig jaar willen wij ook nog dat de Kuip vol zit.”

Egbert Schutte zullen ze niet snel meer zien in het stadion. In de voormalige woning van Ernst Happel vertelt hij dat het hem te fanatiek is geworden. „Neemt een tegenstander een hoekschop, zie je allemaal woedende supporter op de achtergrond die zo’n speler uitschelden.” Die ontwikkeling op de tribunes bevalt hem niet. Vroeger waren zij op de tribunes ook fanatiek, maar op een andere manier, zegt hij.

Zondag zal hij gaan kijken. Thuis voor de tv. Hopend dat Feyenoord wint. Heeft hij een hekel aan Ajax? „Nee hoor. Als ze in de Champions League spelen, hoop ik dat ze winnen. Alleen die arrogantie. Denken dat ze de beste zijn. Dat hoeft van mij niet.”