‘In de sporthal zag ik geen mensen met een beperking, maar atleten’

Vrij Hoe breekt Nederland uit de sleur? Deze week: rolstoelrugby.

Foto Folkert Koelewijn

Avondlockdown, de Amsterdamse straten zijn donker en leeg, maar in Sporthallen Zuid branden op donderdagavond alle lichten. In gepantserde rolstoelen vliegen Arne, Scott, Timothy en Reda over de glanzende vloer. De vier leden van rolstoelrugbyvereniging Amsterdam Terminators hebben topsportstatus en kunnen vanavond gewoon trainen. Ze maken deel uit van het Nederlands team en streven via EK en WK naar deelname aan de Paralympische Spelen in 2024.

Langs de zijlijn staat een legertje assistenten: chauffeurs, mechanic, een ergotherapeut in opleiding en de trainer helpen de jongens met omkleden, hijsen hen in de rolstoel, reiken water aan, et cetera. Ook zij horen bij het team, zegt Martin van Polen (52), vader van Scott (21). Als mechanic sleutelt hij aan de rolstoelen, die van de verdedigers hebben een vervaarlijke bumper voorop.

Eerst de warming-up. Rolstoelrugbyspelers hebben beperkingen aan armen en benen, maar het vreemde is: je ziet het niet. Wat je ziet is een stel krachtpatsers die blaken van energie. Ze zwaaien met hun armen, trekken sprintjes, slalommen om palen. En – ook leuk – twee rolstoelers rijden keihard op elkaar in, de vonken spatten ervanaf.

Sommige spelers werden geboren met meerdere beperkingen, zoals Arne van Egmond (23, student duurzaamheid) uit Wassenaar, die kampt met spasticiteit. Zijn moeder Conny Brouwers (54) vertelt hoe ze van jongs af aan heeft gezocht naar hoe hij kon sporten. Arne zwom, judode en basketbalde. „Op zijn zestiende ontdekte hij rolstoelrugby. Binnen die sport is veel mogelijk, het wordt gedaan door mensen met uiteenlopende beperkingen.” Ze vertelt over het fijnmazige classificatiessysteem, van 0,5 punt (veel beperkingen aan armen en benen) tot 3,5 punt (veel minder beperkingen). Het totale aantal punten van de vier veldspelers mag niet hoger zijn dan 8,0 per team. Brouwers: „Er wordt gekeken naar wat je wél kan. De een kan goed de tegenpartij blokkeren, een ander is snel of kan goed gooien.”

Lees ook meer over rolstoelrugby (2012): Murderball is niet voor watjes

De Terminators eindigen met een potje, twee tegen twee. Om te scoren moet je binnen veertig seconden de bal over de doellijn van de tegenstander rijden. Rolstoelen clashen, maar elkaars lichaam mag je niet raken, behalve om de bal af te pakken. Ze lachen, bluffen, dagen elkaar uit. En plots vliegt Timothy Falorni (24, webdesigner) razendsnel naar voren. Brouwers: „Het is ook een heel tactische sport.”

Aanvoerder Reda Haouam (35) geeft workshops rolstoelrugby voor scholen en bedrijven. Op zijn zeventiende liep hij bij een duikongeval een dwarslaesie op en belandde in een rolstoel. „Tijdens mijn revalidatie begon ik al met deze sport. Het had direct effect. Ik werd vaardiger, mijn zelfvertrouwen groeide én ik had minder last van klachten. In de sporthal zag ik geen mensen met een beperking, maar atleten. Ze deden me voor wat er mogelijk was. Nu push ik mezelf om beter te worden. De rolstoel is voor mij een skateboard of een honkbalknuppel. Een stoer apparaat, iets om trots op te zijn.”

Correctie 20 december: In een eerdere versie kreeg Reda de achternaam Haouzam, dit moest Haouam zijn.