Verstopt achter een lange stenen muur bevindt zich een paradijsje. Ik ben in Hilversum en bezoek de wereldvermaarde collectie naaldbomen en coniferen in Pinetum Blijdenstein. Toepasselijk, december is immers de maand waarin wij traditioneel een naaldboom in huis nemen. Rare gewoonte eigenlijk. Maar deze donkere dagen vragen nu eenmaal om houvast en hoop op betere tijden. Dat is al eeuwen zo en permanent groene bomen, waarin het leven schuilt, bieden ons dat perspectief.
Het was Maarten Luther die deze groene overwinteraars met brandende kaarsjes tot een christelijk symbool maakte, als licht in de duisternis. Zo waren het aanvankelijk protestanten die een kerstboom in huis plaatsten. Duitse emigranten namen het gebruik mee naar de Verenigde Staten, en de rest van de wereld volgde, al verrees de eerste boom in het Vaticaan pas in 1982.
‘Oh dennenboom’ klinkt het tegenwoordig overal, maar feitelijk bedoelen we een sparrenboom. Bij dennen zitten de naalden in bundels van twee (of meer) bij elkaar, terwijl bij een spar alle naalden afzonderlijk aan een tak zitten. En zo val ik, leeswandelend door deze zorgvuldig onderhouden tuin, langs de bomen en bordjes van de ene ‘oh, zit dat zo’-verbazing in de andere. Pinetum Blijdenstein zit vol leuke weetjes, vooral over de herkomst en het nuttige gebruik van planten en bomen die, zo lees ik, door Europese ‘planthunters’ de hele wereld over werden gesleept.
Ik maak kennis met botanische ontdekkingsreizigers als David Douglas, de naamgever van de Douglasspar waarvan in Blijdenstein een treurversie staat. En de eveneens Schotse Robert Fortune, naar Azië gestuurd door de Engelse East India Company om theeplantjes uit China te smokkelen, om in India de basis te leggen voor de theecultuur. En de Chinese blauwspar, de Picea meyeri, is vernoemd naar de Amsterdammer Frans Nicolaas Meijer. Meijer vergaarde begin twintigste eeuw tijdens zijn reizen door China, Korea en Mongolië wel 2.500 planten, wa arond er alfalfa , allerlei citrus- en spinaziesoorten en 42 typen sojabonen. Zonder de koloniale exploratiedrift van deze plantenjagers zouden onze parken en tuinen er tegenwoordig totaal anders uitzien, realiseer ik mij.
Lange tijd was het verzamelen van bomen en plantensoorten een geliefde tijdsbesteding voor de adel en welgestelden, zoals bankier Benjamin Willem Blijdenstein, zoon van de oprichter van de Twentsche Bank, een voorloper van ABN Amro. Blijdenstein was geïnteresseerd geraakt in planten tijdens zijn verblijf in Londen, waar hij bevriend raakte met de directeur van de Royal Botanical Gardens in Kew. Terug in Nederland stichtte hij een landgoed waar hij in 1903 begon met het verzamelen van coniferen. In 1909 kreeg tuinarchitect Hendrik Copijn opdracht in de traditie van de Engelse landschapsstijl een pinetum in te richten. Daarin is de architect wonderwel geslaagd want op een minimaal oppervlak wordt hier een maximaal effect bereikt.
Een aantal bomen reikt hoog de lucht in. Omhoog kijkend vraag ik mij af wanneer deze majestueuze Mammoetboom, de grootste boom ter wereld, zijn maximale omvang zal bereiken. Het dertig meter hoge Hilversumse exemplaar is nog geplant door de oprichter van de tuin en dateert uit 1910, maar is evengoed nog een peuter. Een volwassen Sequoiadendron giganteum kan wel drieduizend jaar oud worden. In Californië staat er eentje met een stamomtrek van 31 meter en 83 meter hoogte. De buren zijn alvast gewaarschuwd.
Gefascineerd sta ik stil bij de Mesozoïsche vijver. Hier wordt in het klein een landschap opgeroepen van 250 tot 65 miljoen jaar geleden, de periode waarin de continenten zich vormden. De Tasmaanse boomvarens en de Japanse notenboom behoren tot de oudste nog bestaande plantenfamilies en staan hier even trots als tijdloos. Het enige wat ontbreekt zijn de dinosaurussen. De vijver is een botanische tijdmachine die nergens anders in Nederland te vinden is. Pinetum Blijdenstein beschikt over een indrukwekkende collectie prehistorische planten en het stemt nederig om tussen deze overlevers te wandelen. Over de Noord-Amerikaanse Reuzenlevensboom even verderop lees ik dat Indianen geloofden dat deze kracht gaf wanneer je er met je rug tegenaan drukt. Als enige bezoeker zie ik mijn kans schoon en vlei mij, ook al is het maar eventjes, tegen de beschermende bast van deze Thuja plicata en hoop op licht in de duisternis.