Het beleid voor het behoud van weidevogels zoals de grutto, heeft in Nederland niet gewerkt. Dat stelt de Algemene Rekenkamer in een dinsdag verschenen rapport. Daarin staat: „De subsidie voor boeren om weidevogels te beschermen groeide van 4,2 miljoen euro in 2001 tot 33,4 miljoen euro in 2020. Maar in diezelfde periode daalde het aantal broedparen grutto’s van 60.000 tot 30.000.”
Het gaat niet goed met de Nederlandse weidevogels, waarvan de grutto, onze ‘nationale vogel’, vaak als boegbeeld wordt gezien. Sinds de jaren 1990 is het aantal broedparen zo’n 65 procent afgenomen. Ook in 2021 brachten de Nederlandse grutto’s niet genoeg jongen voort om de huidige populatie op peil te houden, meldde Sovon Vogelonderzoek deze week. Sovon is de organisatie die landelijk de vogelaantallen bijhoudt.
Knelpunt: intensieve landbouw
Voornaamste knelpunt vormt de intensivering van de landbouw. In de hoogproductieve, uniforme Nederlandse weiden, waarin de grondwaterstand kunstmatig laag wordt gehouden, vinden jonge grutto’s te weinig insecten. Daarnaast gaan veel eieren en jongen verloren doordat boeren hun gras al vroeg maaien. Ten slotte zijn jonge grutto’s in de open, kale weiden een relatief gemakkelijke prooi voor roofdieren, zoals vossen.
Daarom zijn er de laatste jaren initiatieven gestart om het tij te keren. Sommige daarvan komen van particuliere organisaties, zoals de actie ‘Red de Rijke Weide’ van Vogelbescherming. Maar ook vanuit de overheid kwam er steun. Al vanaf de jaren 90 is er aandacht voor zogeheten agrarisch natuurbeheer, waarbij boeren subsidie krijgen voor ‘vogelvriendelijk’ beheer. Daarbij hoort bijvoorbeeld dat zij hun land later en minder vaak maaien, om nesten heen maaien, kruidenrijke stukken grasland inrichten en stukjes land onder water te zetten, oftewel ‘plasdras’ maken.
Over dergelijk agrarisch natuurbeheer was al eerder ophef : die aanpak zou niet werken. De weidevogelstand holt immers nog altijd achteruit. Het huidige rapport van de Algemene Rekenkamer trekt conclusies langs diezelfde lijnen. „Maar het is goed om dat wat te nuanceren”, zegt Erik Kleyheeg van Sovon. „Ten eerste: dergelijke berichten vermelden nooit wat de situatie geweest zou zijn als je géén maatregelen had genomen. Onze gegevens laten zien dat weidevogels in gebieden zonder maatregelen nog harder achteruitgaan.”
Daarnaast geeft het Rekenkamerrapport een gemiddelde voor heel Nederland, dus ook voor de gebieden waarin geen subsidies zijn gegeven voor weidevogelbeheer. „Lokaal zien we wel degelijk goede initiatieven die de achteruitgang van de weidevogels hebben gestopt”, zegt Kleyheeg. „Landelijk gezien zet de daling echter door. En dat is heel zorgelijk: daar heeft het rapport natuurlijk gelijk in.”
Kentering bij boeren
Het rapport signaleert dat de maatregelen waarvan bekend is dat ze het best werken – kruidenrijke stroken en plasdrasse stukken inrichten – het minst worden toegepast. Die conclusie komt ook voort uit de methode van verslaglegging. Kleyheeg: „Het rapport rangschikt de maatregelen aan de hand van het oppervlak waarop ze worden toegepast. Een greppel of een kruidenstrook neemt een klein percentage van het boerenland in, terwijl een maatregel als ‘nestbescherming’ of ‘later maaien’ meetelt voor hele percelen.”
Bovendien ziet Kleyheeg de laatste jaren een duidelijke kentering: steeds meer boeren zetten in op die kansrijkere maatregelen. „Weidevogelbescherming is constant in ontwikkeling”, benadrukt hij. „Voor een stabiele gruttopopulatie moet er méér gebeuren, dat is de boodschap die ik uit deze data zou willen halen.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data55390135-0f0eb8.jpg)