Zijn de coronavaccins experimenteel en 33 andere actuele vragen over het coronavirus

Vragen en antwoorden Hoe ziekmakend is Omikron? Wat is een booster en helpt die ook mensen met een verzwakt immuunsysteem? Wie liggen er nu op de IC’s? Dit vragenstuk is voor het laatst bijgewerkt op 19 januari.

    34 vragen over het coronavirus

    De Omikronvariant

  1. Welke mutaties heeft de Omikronvariant?

    Eind november werd de genetische code van de Omikronvariant bekend. Die laat zien dat het virus maar liefst 53 mutaties heeft ten opzichte van het oorspronkelijke virus uit Wuhan. Op basis daarvan maken wetenschappers een inschatting van wat die mutaties in theorie kunnen betekenen. Zo zijn er 32 mutaties die zich vertalen in veranderingen in het spike-eiwit: het uitsteeksel waarmee het virus de gastheercel binnendringt. Dat kan betekenen dat de Omikronvariant dat efficiënter kan doen. Daarnaast zijn er mutaties op plekken die belangrijk zijn voor de binding van antistoffen. Dat kan betekenen dat het virus sneller door eerder opgebouwde afweer kan heenbreken.

  2. Hoe ziekmakend is Omikron?

    Europese ogen zijn al een tijdje gericht op het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, twee landen waar Omikron snel voet aan de grond kreeg. Beide landen zagen in december grofweg een verdrievoudiging in het aantal dagelijkse besmettingen, en een verdubbeling in het aantal ziekenhuisopnamen. Maar het aantal IC-opnamen steeg er niet; in Denemarken daalde het zelfs licht. In het VK is het risico op ziekenhuisopname bij Omikron ongeveer een derde, vergeleken met Delta.

    Nederland loopt hier qua besmettingsaantallen zo’n drie weken achteraan. Hier bleven de aantallen ziekenhuis- en IC-opnamen intussen dalen, hoewel beide cijfers afgelopen weekend weer begonnen op te lopen. Het is nog te vroeg om te zeggen of die stijging zal doorzetten.

    Sinds Omikron dominant is, is het aandeel opgenomen baby’s waarbij Covid wordt gediagnosticeerd ruim 30 procent hoger dan tijdens de Deltaperiode. Toch lijkt ook hier de ernst van de ziekte mee te vallen. Het zuurstofgebruik en het aandeel IC-opnames liggen voor alle kinderen gemiddeld de helft lager, en de ligduur is zelfs ruim drie keer lager.

    Verschillende labstudies hebben inmiddels samen een verklaring opgeleverd voor het mildere ziektebeeld. Omikron blijkt een minder ernstige infectie te veroorzaken in de longcellen, en meer beperkt te blijven tot de bovenste luchtwegen. Maar omdat Omikron nog steeds relatief nieuw is – de variant is nog geen twee maanden in het vizier – is nog niet te zeggen hoe het zit met het risico op langdurige klachten, oftewel long covid. Naar schatting heeft circa een tiende tot zelfs de helft van alle covidpatiënten na zes maanden nog een of meer klachten. Recent onderzoek toonde, zelfs na milde infectie, langdurige effecten aan op het immuunsysteem en de hersenen.

  3. Hoe besmettelijk is Omikron?

    Volgens Deense onderzoekers is Omikron ongeveer twee tot vier keer zo besmettelijk als Delta (die zelf zo’n 40 procent besmettelijker is dan Alfa, die weer twee keer zo besmettelijk is als het oorspronkelijke virus uit Wuhan). Die besmettelijkheid was meteen te zien in de snelheid waarmee de variant zich verspreidde in Zuid-Afrika. In Europa verdubbelde het aandeel Omikron in de positieve tests ongeveer elke twee dagen. Binnen een maand was Omikron in veel landen, waaronder Nederland, de dominante coronavariant.

    ‘Besmettelijkheid’ is toe te schrijven aan een aantal factoren: hoe snel vermenigvuldigt het virus zich in de bovenste luchtwegen? Hoe gemakkelijk komt het daar vrij? Hoe goed dringt het de longen van een nieuwe persoon binnen? Op al die punten lijkt Omikron hoger te scoren dan zijn voorgangers. Een deel van die eigenschappen hangt samen met mutaties in de genetische code. Daarvan heeft Omikron er een ongekend aantal: zo’n 50 stuks, waarvan 30 in de code van het spike-eiwit, het uitsteeksel dat het virus nodig heeft om cellen binnen te dringen.

    Omikron lijkt zich ook nóg beter door de lucht te verplaatsen dan zijn voorgangers. Tijdschrift The Lancet beschreef eind december hoe het virus zich in een quarantainehotel via luchtwervelingen verplaatst door de gangen en tussen de kamers, en zo nieuwe besmettingen veroorzaakt.

    Al met al steekt Omikron nu de mazelen naar de kroon als ‘meest besmettelijke infectieziekte’. Een persoon met mazelen besmet weliswaar gemiddeld veel meer mensen in één besmettingscyclus (zo’n twaalf tot achttien, versus naar schatting drie tot vijf voor Omikron – het zogeheten R-getal), maar Omikron doet dat al binnen drie dagen, waarbij al die mensen zelf ook weer na drie dagen besmettelijk zijn, etcetera. Bij mazelen is deze zogeheten incubatieperiode tien tot twaalf dagen. Daarmee kan Omikron binnen eenzelfde tijd aanzienlijk meer mensen besmetten.

    Daarmee is deze variant potentieel gevaarlijker dan andere coronavarianten: bij snel oplopende besmettingscijfers kan zelfs een minder ziekmakende variant snel het zorgsysteem overspoelen, of de maatschappij ontwrichten wegens ziekteverzuim.

  4. Hoe goed werken de vaccins tegen besmetting door Omikron?

    De meest relevante en recente data hierover komen uit het VK. Daar zetten onderzoekers gegevens op een rij van ruim een miljoen besmette mensen in tijden van Delta én Omikron.

    In Deltatijden daalde de bescherming die een dubbele vaccindosis bood tegen besmetting in vier maanden tijd tot zo’n 40 tot 60 procent; bescherming tegen een Omikronbesmetting daalde in die tijd tot bijna nul. Maar een booster bracht de bescherming tegen besmetting met Delta weer boven de 90 procent, en bij Omikron tot zo’n 70 procent.

    Voor bescherming tegen ziekenhuisopname zijn de Delta- en Omikronperioden nog niet uitgesplitst, omdat Omikron daarvoor nog te nieuw is. Maar wel is al duidelijk dat een dubbele vaccindosis na vier maanden slechts voor 44 procent beschermt tegen ziekenhuisopname, maar een maand na de booster weer voor 92 procent – een bescherming die in tien weken afneemt tot 83 procent.

  5. Voorkomen van besmettingen

  6. Welke maatregelen voorkomen besmettingen het beste?

    Alle maatregelen helpen om het risico op besmetting te verlagen, elk voor een deel. Elke maatregel schaaft een beetje van het infectierisico af. Anderhalve meter afstand houden, mondkapjes dragen, handen wassen, ventileren. Hoe meer het virus rondgaat, hoe meer er nodig is om de circulatie te beperken. In welke mate elk van de maatregelen werkt, is lastig te bepalen. Sociale contacten beperken is het meest effectief. Zeker iemand die klachten heeft, kan het beste thuisblijven en zich laten testen. Een daling van slechts 25 procent in het aantal sociale contacten kan de besmettingsgraad met bijna 70 procent naar beneden brengen, becijferden de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention. Trouw anderhalve meter afstand blijven houden van de contacten die je toch nog hebt, dekt ook veel risico af.

  7. Helpen mondkapjes?

    Ja, als ze goed gebruikt worden, vangen ze een deel van de uitgeademde druppels met virus weg, en kunnen ze verhinderen dat besmette druppels van een ander in de mond of neus belanden. Ze voorkomen zo een deel van de verspreiding van het virus. In welke mate ze helpen is lastig wetenschappelijk te onderzoeken. De omvangrijkste studie tot nu toe liep eind 2020, begin 2021. Daarin kregen 340.000 inwoners van 600 dorpen in Bangladesh per dorp ofwel chirurgische of stoffen neusmondmasters uitgedeeld, of niet (die mensen konden ze wel zelf kopen). Na twee maanden droeg 41 procent van de dorpelingen in de eerste groep mondkapjes, in de tweede groep was dat slechts 13 procent. In de dorpen waar chirurgische mondkapjes waren uitgedeeld, waren 11 procent minder mensen met covid-achtige klachten. Mondviziers en spatkappen (‘faceshields’) zijn geen goed alternatief voor een mondkapje omdat zij virusdeeltjes in rondzwevende druppeltjes niet goed tegenhouden. Tussen stoffen mondkapjes, chirurgische mondmaskers of de FFP2-mondkapjes (ook wel N95) die op de IC worden gedragen, is in de dagelijkse praktijk weinig verschil, wijzen verschillende onderzoeken uit. Op een IC gaan door medische handelingen veel hogere concentraties virus rond dan daarbuiten, daarom worden ze daar wel gebruikt.

    Lees ook: Mondmaskers helpen. Het type doet er niet veel toe
  8. Moeten we nog steeds handen wassen?

    SARS-CoV-2 lijkt minder vaak te worden overgedragen via oppervlakken dan sommige andere luchtwegvirussen. Het virus wordt overgedragen via snot, hoest-, nies-, adem- en spraakdruppels door de lucht, maar die kunnen ook op oppervlakken belanden, en het virus kan daarin zeker een aantal uren overleven. Daarnaast vegen mensen onbewust vaak hun neus even af met hun hand. Via handen die een besmet oppervlak of een besmette hand hebben aangeraakt, kan het virus ons lichaam binnendringen via de slijmvliezen van neus, mond en ogen. SARS-CoV-2 was in een labproef met stukjes mensenhuid na negen uur nog levensvatbaar. De handen wassen voor en na ieder bezoek aan een ander, of aan een winkel of andere gelegenheid, blijft dus een goed idee. En handen schudden juist niet. Een boks of een high five is een beter alternatief. Door de korte aanraking over een klein oppervlak kunnen er minder virusdeeltjes van gastheer verwisselen.

    Lees ook: Van knuffel tot klapzoen: welke begroeting is veilig?
  9. Wat is er bekend over de rol van ventilatie?

    Al in de loop van 2020 werd uit onderzoek bekend dat het coronavirus zich niet alleen verspreidt via grotere hoest- en niesdruppels, maar ook via microscopisch kleine druppeltjes (aërosolen) die vrijkomen bij ademen, praten en zingen. Maar hoe groot de rol van die overdracht is ten opzichte van besmetting via oppervlakken en grote druppels, is nog altijd niet goed bekend.

    Toch is er in het afgelopen jaar steeds meer aandacht gekomen voor de rol van ventilatie, ook in de adviezen van de overheid. Half december stuurde het RIVM een rapport naar de Tweede Kamer dat stelt dat ventileren het risico op besmettingen met het coronavirus via de lucht flink kan beperken. Vooral in ruimtes waar veel mensen samenkomen, zoals nachtclubs en concertzalen, is de potentiële winst van ventilatie groot.

    Het RIVM heeft berekeningen gedaan op basis van modellen. Zo valt het aantal besmettingen 70 procent lager uit onder bezoekers in een club die is geventileerd volgens de normen in het zogeheten Bouwbesluit, waarin inrichtingseisen voor gebouwen zijn vastgelegd.

    Het onderzoek is een modelstudie, op basis van een computermodel dat binnen het RIVM is ontwikkeld. De onderzoekers simuleerden één besmettelijke patiënt in verschillende ruimtes zoals klaslokalen, vergaderzalen en theaters. Daarbij modelleerden ze de omvang van de ruimte, dichtheid van aanwezigen en hun activiteiten, zoals praten, zingen of schreeuwen.

    De grootste winst is te halen in ruimtes waar mensen langere tijd zijn en veel fijne druppels uitademen door te schreeuwen of zingen, zoals in nachtclubs en concertzalen. Het aantal verwachte ziektegevallen in een nachtclub waar één geïnfecteerde drie uur verblijft neemt af van 8,4 in een ongeventileerde club naar 2,4 besmettingen als er geventileerd wordt volgens het Bouwbesluit voor bestaande bouw. Betere ventilatie, zoals de WHO voorschrijft, kan dat terugdringen naar 0,82. In supermarkten, klaslokalen en op kantoren is de winst van extra strenge ventilatienormen beperkt.

    Het Nederlandse Bouwbesluit schrijft voor bestaande gebouwen een luchtverversing van ongeveer drie liter lucht per persoon per seconde voor oudbouw. Voor nieuwgebouwde klaslokalen is de eis 8,5 liter lucht per persoon. Het is de vraag of dat overal gehaald wordt. Bij 11 procent van de Nederlandse scholen is de ventilatie niet op orde, bleek deze zomer.

  10. Hoe zit het met buitenbesmettingen?

    Buitenbesmettingen worden heel weinig gerapporteerd. De kans op een besmetting is buiten ook veel kleiner. Maar dat ze weinig lijken voor te komen, kan ook komen doordat bij bron- en contactonderzoek van slechts circa een derde van de besmettingen de vermoedelijke bron kan worden aangewezen. Het merendeel van de positief geteste mensen weet niet waar ze het hebben opgelopen. Dat kan dus evengoed in de buitenlucht zijn geweest.

    Recent Iers onderzoek naar de herkomst van 232.000 besmettingen suggereerde dat slechts 0,1 procent van de besmettingen is te herleiden naar een samenkomst in de buitenlucht.

    Dergelijke cijfers zijn niet één op één naar andere landen te vertalen, omdat die op allerlei vlakken verschillen (onder meer in populatiesamenstelling, gedrag en coronamaatregelen). Bovendien geldt dat de situatie voor nieuwe varianten, zoals Omikron, ook weer anders kan zijn.

  11. Ziekte

  12. Welk deel van de mensen wordt ernstig ziek?

    In Nederland testten tot nu toe 3,1 miljoen mensen positief op het coronavirus. Van hen overleden er ruim 20 duizend, volgens de cijfers van het RIVM – dit is pakweg 0,6 procent van alle positief getesten in Nederland. Zo’n 88 duizend coronapatiënten moesten in het ziekenhuis worden opgenomen ; 16,5 duizend belandden op de IC. Van die laatste groep overleed één op de vier.

    Hoeveel mensen long-Covid ontwikkelen, is nog niet bekend. Het ziektebeeld is nog niet goed gedefinieerd. Er verschenen al duizenden wetenschappelijke publicaties over het onderwerp, maar die geven een gemengd beeld. Een overzichtsstudie meldt dat ruim 80 procent van de patiënten na twee maanden nog steeds één of meer klachten ervaart. Dat zijn met name vermoeidheid, hoofdpijn, kortademigheid, concentratieproblemen en gewrichtspijn.

    Veel vragen zijn nog onderwerp van studie, bijvoorbeeld waardoor deze langetermijnklachten precies worden veroorzaakt, hoe lang ze gemiddeld aanhouden, hoeveel mensen na een jaar nog last hebben en wat de beste behandeling is.

  13. Waaruit bestaat de behandeling?

    Wie thuis ziek is door Covid-19, kan paracetamol nemen tegen de pijn en koorts, adviseert het RIVM. Mensen die risico lopen op een ernstig beloop, krijgen soms ontstekingsremmers die ze moeten inhaleren (inhalatiecorticosteroïden) of door fabrikanten geproduceerde antistoffen tegen het virus (monoklonale antilichamen).

    Voor patiënten met ernstige klachten, die in het ziekenhuis moeten worden opgenomen, zijn een paar behandelingen mogelijk. Allereerst krijgen zij extra zuurstof. Daarnaast worden dexamethason en andere corticosteroïden gebruikt. Dat zijn middelen die de afweer onderdrukken. Ze kunnen voorkomen dat de reactie van het immuunsysteem hevig uit de hand loopt. Door zo’n zogenoemde cytokinestorm belanden patiënten vaak op de IC. Een ander middel dat kan worden gebruikt voor deze patiënten is de ontstekingsremmer (IL-6 remmer) tocilizumab, die per infuus wordt toegediend. De tot voor kort gebruikte virusremmer remdesivir blijkt weinig effectief, en is onlangs zelfs als standaardbehandeling uit de richtlijnen geschrapt.

    Daarnaast zijn er nog niet geregistreerde middelen, zoals andere immuunmodulatoren, en monoklonale antilichamen. Die lijken vooral geschikt voor patiënten die zelf nog geen antistoffen hebben tegen het SARS-CoV-2-virus, zoals mensen met een slecht werkend immuunsysteem. Als deze monoklonale antistoffen binnen een week na de infectie worden toegediend, kan dit het risico op ziekenhuisopname verminderen. Ook na een ziekenhuisopname kunnen deze middelen ervoor zorgen dat de ziekte minder ernstig verloopt. Voorlopige resultaten van onderzoek naar monoklonale antistoffen wijzen erop dat deze slecht lijken te werken bij de nieuwe Omikronvariant.

    Omdat er bij Covid-19 een verhoogde kans is op het ontstaan van bloedproppen (trombose), wordt ook vaak antistollingsmedicatie gegeven. Soms krijgt iemand ook medicijnen tegen hevige pijn (zoals morfine) of angst (zoals oxazepam).

    Op de IC worden Covid-19-patiënten in een kunstmatig coma gebracht om met een beademingsmachine te worden beademd. Ze liggen er gemiddeld 16 dagen. Circa een kwart van de Covid-19 patiënten op de IC overlijdt.

    Voor de behandeling van Covid-19 zijn hydroxychloroquine, chloroquine of azitromycine, ivermectine en vitamine C of vitamine D niet effectief.

    Lees ook: Al die nieuwe virusremmers zullen de pandemie niet stoppen
  14. Begrijpen we hoe long covid ontstaat en wat ertegen te doen is?

    Artsen en wetenschappers hebben nog geen goede definitie van wat long covid (ook wel PASC genoemd: Post-Acute Sequelae of SARS-CoV-2) precies is. Het gaat om een waaier aan klachten die weken tot maanden kunnen blijven hangen na een infectie met het coronavirus, variërend van extreme vermoeidheid, gewrichtspijn, kortademigheid en concentratieproblemen tot vergaande cognitieve klachten zoals geheugenverlies en niet goed kunnen spreken. patiënten die in het ziekenhuis of op de IC hebben gelegen, hebben te maken met nog heviger klachten.

    Wat hiervan de oorzaak kan zijn, is nog niet duidelijk. Mogelijk blijft bij deze mensen het virus lang hangen en verschanst het zich in allerlei organen. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat virusfragmenten niet goed worden opgeruimd en zo het afweersysteem blijven prikkelen. Een derde verklaring is dat de afweerreactie tegen de infectie auto-immuunantistoffen heeft opgewekt. Daardoor valt het immuunsysteem de lichaamseigen weefsels aan.

  15. Vaccins

  16. Werken de vaccins nog voldoende?

    Met de komst van de Deltavariant in de zomer is de bescherming tegen een besmetting met het virus bijna gehalveerd, tot iets onder de 50 procent. Maar de vaccins beschermen nog altijd gemiddeld voor 94 procent tegen ziekenhuisopname en voor 97 procent tegen IC-opname, meldde het RIVM op 14 november. Dat betekent dat je als volledig gevaccineerd persoon een zeventien keer kleinere kans hebt in het ziekenhuis terecht te komen door Covid-19 dan een niet-gevaccineerde. De kans op IC-opname is zelfs 33 keer kleiner.

    Het is nog niet duidelijk hoe goed de vaccins precies werken tegen de Omikrovariant. Uit de eerste voorlopige studies rijst het beeld dat de door vaccinatie opgewekte antistoffen Omikron duidelijk minder goed kunnen neutraliseren. Maar ook dat er na een derde boosterprik mogelijk weer voldoende antistoffen zijn om die variant te kunnen neutraliseren.

    De bescherming is bij 70-plussers iets lager dan bij 70-minners: zo’n 5 procentpunt.

    Het RIVM noteert „een lichte afname” van de vaccinwerking naarmate men langer geleden gevaccineerd is, maar noemt daarbij geen cijfers. Amerikaanse onderzoekers doen dat wel in tijdschrift The Lancet, na onderzoek onder 3,5 miljoen Amerikanen. Zij constateerden dat de bescherming tegen het oplopen van het virus weliswaar in vier tot vijf maanden tijd afnam van 88 procent naar 47 procent, maar dat de bescherming tegen ziekenhuisopname onverminderd hoog bleef. Die was na 6 maanden nog altijd 93 procent, zelfs op het moment dat de Deltavariant daar dominant was.

  17. Hoe kan het dat er zoveel gevaccineerde mensen in het ziekenhuis en op de IC liggen?

    Dat komt doordat er in Nederland veel meer 18-plussers wel gevaccineerd zijn dan niet gevaccineerd: 11,2 miljoen wel tegenover 1,9 miljoen niet. Ruim 85 procent is nu dubbel gevaccineerd, 89 procent heeft minstens één prik gehad: afgerond bijna 9 van de 10 volwassenen.

    Tegenover elke 90 gevaccineerde volwassenen zijn er 10 ongevaccineerden. Stel, in het ziekenhuis ligt één gevaccineerde met Covid-19 en één ongevaccineerde. Dan is 50 procent van de coronapatiënten in het ziekenhuis gevaccineerd. Maar van alle gevaccineerden ligt een veel kleinere fractie in het ziekenhuis: met de getallen van dit rekenvoorbeeld is dat 1/90 (0,01) tegenover 1/10 (0,1) van de gevaccineerden. Op basis van de Nederlandse cijfers betekent dit dat je als volledig gevaccineerd persoon een zeventien keer kleinere kans hebt in het ziekenhuis terecht te komen door Covid-19 dan een niet-gevaccineerde. De kans op IC-opname is zelfs 33 keer kleiner, volgens het RIVM.

  18. Kunnen de vaccins een update krijgen?

    De vaccinfabrikanten Moderna en Pfizer zeggen binnen enkele maanden een aangepast boostervaccin klaar te kunnen hebben tegen de Omikronvariant, mocht dat nodig blijken. De mRNA-code in het vaccin moet dan vervangen worden door die van de nieuwe variant, of aan het bestaande vaccin worden toegevoegd. Daarna moeten de nieuwe vaccins nog een serie tests ondergaan én worden geproduceerd. Pfizer denkt het binnen honderd dagen te kunnen leveren, Moderna geeft aan twee tot drie maanden nodig te hebben. Beide bedrijven, en ook AstraZeneca, werkten al aan verschillende updates van hun vaccins tegen nieuwe varianten zoals Alfa, Bèta en Delta. Alfa was de variant die eind 2020 opdook in het Verenigd Koninkrijk, Bèta werd rond diezelfde tijd voor het eerst gezien in Zuid-Afrika en Delta is de besmettelijkere variant uit India die nu dominant is in West-Europa.

    Moderna testte al of een booster met een hogere dosis van het bestaande vaccin, dus tegen het originele virus, betere antistoffen opwerkte, en controleert nu of deze antistoffen Omikron beter inactiveren dan na een gewone booster. Ook maakte het bedrijf al vaccins gericht tegen bepaalde mutaties van de Bètavariant, en vaccins tegen een combinatie van Bèta en Delta. Veel van die mutaties komen ook voor bij Omikron, dus mogelijk werkt zo’n combinatievaccin ook daartegen. Ook Pfizer met BioNTech testten al eerder vaccins tegen Bèta, en tegen een combinatie van Alfa en Delta. Alle fabrikanten, ook AstraZeneca en Janssen, onderzoeken hoe effectief hun bestaande vaccins zijn tegen Omikron, en werken aan een Omikron-specifiek vaccin.

  19. Beschermt vaccineren ook tegen langdurige Covid-19 (long covid)?

    Ja, vaccinatie beschermt gedeeltelijk tegen het oplopen van het coronavirus en tegen milde ziekte, en heel goed tegen ernstige Covid-19, ziekenhuisopname en overlijden aan Covid-19. Na een vaccinatie is de kans dus kleiner op Covid-19 en daarmee ook op long covid (ook wel PASC genoemd: Post-Acute Sequelae of SARS-CoV-2). Maar de kans is niet nul, want long covid kan ook optreden bij mensen die alleen milde ziekteklachten hadden, en dus ook na een infectie die door de vaccinatieafweer breekt. Hoe vaak dat gebeurt is nog niet goed duidelijk.

    Er zijn studies waarin vaccineren het risico op long covid na een corona-infectie halveert, maar ook studies waarin er geen verschil is. Een groot probleem bij het onderzoek hiernaar is dat er nog geen duidelijke definitie is van wat long covid precies is, en dat het ook kan optreden bij mensen die milde of geen klachten hadden, en die dus niet weten of ze een coronabesmetting hadden.

    Dat vaccineren helpt tegen long covid, suggereert ook een recente Amerikaanse analyse van de medische gegevens van bijna 250.000 covidpatienten - in een preprint die nog door collega’s moet worden beoordeeld. Daarin rapporteerden mensen die minstens één prik hadden gekregen pakweg negen keer minder vaak twee of meer symptomen van long covid in de 12 tot 20 weken na de diagnose. Ook vaccineren ná een corona-infectie kan nog helpen long covid te voorkomen, volgens deze studie. De kans dat mensen die werden gevaccineerd binnen een maand na een Covid-19-diagnose twee of meer symptomen van long covid rapporteerden, was vier tot zes keer kleiner. Kregen ze de vaccinatie in de tweede maand na de diagnose dan was de kans drie keer kleiner.

    Er zijn ook berichten van mensen met langdurige Covid-19 die na een vaccinatie daarvan opknapten. Eind oktober berichtte het Britse bureau voor statistiek ONS dat mensen met long covid na de eerste dosis vaccin 13 procent minder symptomen rapporteerden, en na de tweede dosis nam dat met nog eens 9 procent af.

    Wetenschappers onderzoeken nog hoe dit kan. Mogelijk ruimt een door vaccinatie aangezwengelde immuunrespons eventueel nog rondgaande virusdeeltjes of virusfragmenten op, en/of trekt die een ontregelde afweerreactie die klachten geeft, weer in het gareel. Maar wat de oorzaak is van long covid is nog niet duidelijk, en dus ook niet wat het zou kunnen verhelpen.

  20. Beschermt vaccinatie beter dan een natuurlijke infectie?

    Hierover doen veel verhalen de ronde. Feit is dat dit nog onvoldoende bekend is. Er zijn onderzoeken die duiden op een betere, bredere bescherming na natuurlijke infectie dan na vaccinatie, maar ook studies die geen winnaar aanwijzen.

    Medisch tijdschrift The Lancet meldde begin november op basis van een overzichtsstudie dat natuurlijke infectie voor 80 tot zelfs ruim 99 procent beschermt tegen herinfectie. Dat is hoog, vergeleken met de vaccins die nu gemiddeld zo’n 40 tot 80 procent beschermen tegen infectie. Volgens dit artikel ligt ook de bescherming tegen ziekenhuisopname boven de 99 procent. Ook dat zou beter zijn dan bij de vaccins, waarbij de bescherming tegen ziekenhuisopname na de booster zou uitkomen op 93 procent.

    Oostenrijks onderzoek onder ruim 14.000 mensen die corona hadden doorgemaakt, concludeerde dat natuurlijke immuniteit ‘vergelijkbaar is met de meest gunstige schattingen van vaccineffectiviteit’. Israëlisch onderzoek pakte echter uit in het voordeel van natuurlijke infectie. Er zijn ook signalen, onder meer uit Israël, dat een combinatie van natuurlijke immuniteit en vaccinatie het beste scoort.

    Het ministerie van VWS stelt in de beantwoording van Kamervragen op 15 november:
    „Natuurlijke immuniteit heeft als voordeel dat die een breed palet aan afweerreacties opwekt, niet alleen tegen het spike-eiwit van het coronavirus, waartegen huidige vaccins zijn gericht, maar ook tegen andere onderdelen van het virus. Dit is voordelig voor een geheugenrespons tegen virusvarianten. De niveaus van antistoffen na een natuurlijke infectie lopen echter uiteen van nauwelijks meetbare tot zeer hoge niveaus.”

    Natuurlijke immuniteit heeft ook nadelen. De mate van opgebouwde immuniteit bij ziekte hangt waarschijnlijk samen met de ernst van de klachten. Mensen die nauwelijks ziek worden, zouden dan ook nauwelijks immuniteit opbouwen. Maar hierover is nog onvoldoende bekend, zeker op de lange termijn.

    Natuurlijke immuniteit heeft vooral één levensgroot nadeel, namelijk dat je er eerst besmet voor moet raken. En dat brengt aanzienlijke risico’s met zich mee – veel grotere dan bij vaccinatie. Daarom blijven gezondheidsdiensten hameren op het belang van vaccinatie.

  21. Welke vaccinbijwerkingen zijn er bekend?

    Veel mensen hebben in dagen na de prik last van pijn en roodheid op de prikplek, vermoeidheid, hoofdpijn of spier- of gewrichtspijn. Een klein deel van de mensen ervaart malaise, koorts of koude rillingen, diarree, misselijkheid of braken. Deze klachten zijn ook bekend van vaccins tegen andere ziekten en zijn doorgaans na een of twee dagen verdwenen.

    Heftige allergische reacties op een van de ingrediënten in de vaccins komen heel zelden voor. Meer zorgen zijn er rond een aantal ernstige, zeldzame aandoeningen waarvan inmiddels bekend is dat ze een bijwerking kunnen zijn van de vaccins.

    Twee zeldzame bijwerkingen van de vaccins van Pfizer en Moderna zijn hartgerelateerd. Bij myocarditis is er sprake van een ontsteking van de hartspier. Bij pericarditis is het hartspierzakje ontstoken. Deze aandoening treedt vooral op bij jonge mannen, bij naar schatting zeven op de 100.000 vaccinaties. In 80 procent van die gevallen verloopt die aandoening overigens mild. Daarnaast geeft het doormaken van Covid-19, in vergelijking met vaccinatie, een veel groter risico op hartproblemen.

    Het vaccin van AstraZeneca kwam al snel negatief in het nieuws vanwege het verhoogde risico op cerebrale veneuze sinustrombose (CVST), een klontering in een grote ader die bloed afvoert uit het hoofd. Soms treedt deze aandoening op in combinatie met een tekort aan bloedplaatjes (TTS). Als bijwerking van het vaccin treedt deze combinatie naar schatting op bij zo’n vijf op de miljoen vaccinaties, met name bij jonge vrouwen. Voor Nederland was dit de reden om deze groep niet meer met het AstraZeneca-vaccin te vaccineren.

    De bijsluiter van het vaccin van Janssen noemt het syndroom van Guillain-Barré (GBS) als zeer zeldzame bijwerking. Bij die aandoening keert het immuunsysteem zich tegen zenuwcellen, wat spierzwakte, tintelingen of zelfs verlamming veroorzaakt. Het is nog niet duidelijk hoe vaak dit werkelijk voorkomt als bijwerking van het vaccin. Het syndroom van Guillain-Barré ontstaat meestal na een gewone infectie zoals een verkoudheid, keelontsteking, griep of diarree. Na een infectie met het coronavirus kan het ook optreden.

    Het Europees Medicijnagentschap (EMA) heeft geadviseerd ontsteking van het ruggenmerg toe te voegen aan de bijsluiter van het Janssenvaccin. Ook bijwerkingencentrum Lareb heeft meldingen ontvangen van deze aandoening na vaccinatie. Dat deze aandoening optreedt ná vaccinatie wil echter nog niet zeggen dat ze ook een bijwerking is van dit vaccin, benadrukt Lareb.

    Lareb heeft “veel meldingen” ontvangen over menstruatiestoornissen na coronavaccinatie. Het gaat om verschillende klachten, zoals uitblijven van de menstruatie, hevigere menstruatie, doorbraakbloedingen en postmenopauze bloedingen. Het is nog niet duidelijk of hier werkelijk sprake is van bijwerkingen van de vaccins. “Een melding is nog geen bijwerking”, zei Lareb-directeur Agnes Kant hierover in NRC. De meldingen worden nader onderzocht.

  22. Zijn de coronavaccins experimenteel?

    Nee. De veiligheid en effectiviteit van de vier coronavaccins die Nederland gebruikt (Pfizer, Moderna, Janssen en AstraZeneca) zijn voldoende aangetoond via de gangbare methode van medicijnontwikkeling. Dat concludeerde het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, dat de vaccins daarom voorwaardelijk goedkeurde voor de Europese markt.

    De EMA verleende de goedkeuring op basis van zogeheten fase-3-onderzoek bij tienduizenden mensen. Fabrikant Pfizer publiceerde in november 2020 bijvoorbeeld resultaten van onderzoek bij 43.000 mensen . Dat is al een veel grotere fase-3-studie dan bij de meeste geneesmiddelen, waarbij veelal zo’n 3.000 tot 5.000 proefpersonen zijn betrokken.

    Dat de goedkeuring desondanks het komende jaar nog ‘voorwaardelijk’ is, heeft niets met veiligheid of werkzaamheid te maken, maar is de standaard werkwijze. Het gaat slechts om informatieverplichtingen waar de fabrikanten het komende jaar aan moeten voldoen. Zo moeten ze bijvoorbeeld data aan de EMA doorgeven uit aanvullende studies bij doelgroepen die niet waren meegenomen in de oorspronkelijke fase-3-studie, zoals zwangere vrouwen. Als de fabrikanten dat naar behoren doen, dan wordt de goedkeuring in 2023 definitief.

    Daarnaast stopt de dataverzameling niet. De fase-3-studies blijven zeker nog tot in 2023 doorlopen, bijvoorbeeld om te kunnen onderzoeken hoe lang de vaccins werkzaam blijven en hoe vaak boosters nodig zullen zijn. Daarnaast hoort bij elk vaccin of geneesmiddel het verzamelen van data rond bijwerkingen. Dat gebeurt in Nederland door bijwerkingencentrum Lareb. Dat verzamelt meldingen van bijwerkingen en onderzoekt of die effecten werkelijk worden veroorzaakt door het vaccin.

  23. Boosters

  24. Hoe goed werken boosters?

    Van de eerste twee prikken is bekend dat hun effectiviteit na een paar maanden afneemt. In hoeverre dit na een booster ook zo is, is nu nog niet te zeggen. Maar aangezien elke nieuwe vaccinatie niet alleen de hoeveelheid antistoffen in het bloed opkrikt, maar ook de zogeheten cellulaire afweer prikkelt – de afweer op langere termijn, op basis van ‘geheugencellen’ en andere witte bloedcellen – is het aannemelijk dat boosters langer werken dan de eerste twee doses. Dit is echter nog onvoldoende bekend.

    Wel is duidelijk dat een boosterprik op de korte termijn de afweer weer op het niveau brengt van vlak na de tweede prik. Dat blijkt onder meer uit onderzoek onder ruim 700.000 Israëliërs, gepubliceerd in tijdschrift The Lancet. Dat meldt dat de bescherming tegen ziekenhuisopname een week na een derde prik weer rond de 93 procent lag – vergelijkbaar met de bescherming vlak na de tweede prik.

  25. Wat doet een booster precies?

    Een boosterprik is in feite een gewone vaccinatie. Hij geeft het afweersysteem opnieuw een seintje om antistoffen te maken tegen het virus. De antistoffen binden aan virusdeeltjes die het lichaam binnendringen en voorkomen zo een infectie. Een booster prikkelt ook andere onderdelen van het immuunsysteem. Hierdoor ontwikkelt het een bredere en betere reactie op een coronabesmetting.

    Inmiddels is duidelijk dat de concentratie antistoffen in het bloed na de laatste coronavaccinatie binnen een half jaar afneemt. De bescherming tegen infectie neemt in vier tot vijf maanden tijd af van 88 procent naar 47 procent, zo bleek uit onderzoek onder 3,5 miljoen Amerikanen. De bescherming tegen ziekenhuisopname was na zes maanden overigens nog altijd 93 procent.

    Om de verspreiding van het virus in te dammen, adviseert de Gezondheidsraad een boosterprik voor alle 18-plussers, te beginnen met ouderen. Zo’n derde prik brengt de hoeveelheid antistoffen in het bloed weer op het niveau van vlak na de tweede vaccinatie en verbetert de afweer door witte bloedcellen. De gevaccineerde is daardoor weer optimaal beschermd: gemiddeld beschermen de vaccins direct na vaccinatie voor 60 tot 90 procent tegen infectie, voor 94 procent tegen ziekenhuisopname en voor 97 procent tegen IC-opname, volgens de laatste cijfers van het RIVM.

  26. Helpt een booster individuen, of gaat het ook verspreiding tegen?

    Gevaccineerde mensen kunnen het virus nog wel oplopen en verspreiden, ook als zij er zelf niet ziek van worden. Doordat ze het virus sneller uitschakelen, verspreiden ze het waarschijnlijk ook minder, maar hoeveel minder is nog niet duidelijk. Recent Amerikaans onderzoek suggereert dat gevaccineerde mensen die het virus oplopen, een even grote piek aan virusdeeltjes hebben, maar dat die wel gemiddeld twee dagen korter duurt. Dit suggereert dat zij ook minder lang besmettelijk zijn. Dan zou vaccinatie – en dus ook boosten – niet alleen individuen beschermen tegen ziek worden, maar ook helpen het virus in de samenleving in te dammen.

  27. Wat zit er in zo’n boosterprik?

    De boosters zijn ‘gewone’ coronavaccinaties van Pfizer of Moderna. De Gezondheidsraad adviseert een van deze twee vaccinaties te geven, ongeacht welk vaccin iemand al heeft gekregen. Uit diverse onderzoeken, onder meer een nog niet gepubliceerde Nederlandse studie, blijkt dat ook boosten met een ander vaccin dan waar iemand al mee is ingeënt, de afweerrespons versterkt. In het Nederlandse onderzoek kregen ruim vierhonderd gezondheidsmedewerkers die volledig gevaccineerd waren met het Janssen-vaccin (één prik) een booster met ofwel Janssen, Pfizer, of Moderna of een placebo. Diegenen die een mRNA-booster (Pfizer of Moderna) hadden gekregen, hadden duidelijk hogere concentraties antistoffen in hun bloed. Veel mensen in zorginstellingen zijn ook gevaccineerd met Janssen en die kunnen nu extra worden beschermd met een booster met een van de mRNA-vaccins.

  28. Zijn de boosterprikken al aangepast aan de nieuwe virusvarianten?

    Nee. Alle fabrikanten zijn al wel bezig vaccins te testen die zijn aangepast aan verschillende combinaties van varianten, waaronder Bèta en Delta. Maar die aanpassingen zitten nog niet in de vaccins die nu worden toegediend. Dat was tot nu toe nog niet nodig: de huidige vaccins werken nog goed genoeg, óók tegen Delta. Amerikaans onderzoek liet zien dat de bescherming tegen ziekenhuisopname na zes maanden nog altijd 93 procent was, zelfs in de tijd dat de Deltavariant daar dominant was.

    Alle fabrikanten onderzoeken nu hoe effectief hun bestaande vaccins zijn tegen de nieuwste variant, Omikron. Dat zal naar verwachting de komende weken duidelijk worden.

  29. Hoe vaak moeten we een boosterprik krijgen?

    Dat is nog niet bekend. Voor Nederlanders die nu een booster krijgen, zit er een half jaar tot een jaar tussen de tweede en derde vaccinatie. Naar verwachting zal de hoeveelheid antistoffen ook na de derde vaccinatie weer geleidelijk dalen. Maar hoe erg dat is, is nog niet te zeggen. Naast de afweer dankzij antistoffen is namelijk ook de werking van witte bloedcellen van belang. Ook die cellulaire afweer wordt door het vaccin „getraind” om het coronavirus te bestrijden. Naast de zogeheten B-cellen, die grote hoeveelheden antistoffen kunnen produceren zodra er een corona-infectie plaatsvindt, zijn er zijn ook verschillende soorten T-cellen die geïnfecteerde cellen kunnen herkennen en snel opruimen.

    Een volledig gevaccineerd persoon kan dus na enige maanden weliswaar minder antistoffen hebben, maar dat betekent niet dat alle immuniteit verdwenen is. De getrainde afweercellen kunnen een binnendringend virus effectief bestrijden.

    Het kan dus goed zijn dat iedere zes maanden boosten niet nodig is. Wellicht kan een jaarlijkse prik helpen, net zoals de griepprik, of is zelfs dat niet nodig, omdat ons immuunsysteem na drie vaccinaties voldoende is getraind. Dat zal de komende jaren moeten blijken.

  30. Heeft een booster wel zin bij mensen met een verzwakt immuunsysteem?

    Bij meer dan een half miljoen Nederlanders werkt het immuunsysteem niet goed. Het gaat bijvoorbeeld om mensen met een aangeboren afwijking aan het immuunsysteem, met bepaalde auto-immuunziekten, bloedgerelateerde aandoeningen, het syndroom van Down of hiv, kankerpatiënten die chemotherapie krijgen, of mensen die een orgaantransplantatie hebben ondergaan en daar afweeronderdrukkende medicijnen voor slikken. Deze mensen lopen een groter risico op een ernstig verloop van Covid-19.

    De effectiviteit van coronavaccins bij deze groepen is niet vanaf het begin onderzocht: de fabrikanten doen hun medicijnstudies voornamelijk bij gezonde volwassenen. Maar de verwachting is dat mensen in deze groepen geen of weinig baat hebben bij coronavaccinatie. In verschillende landen wordt daar nu onderzoek naar gedaan, onder andere in Nederland. Medisch-onderzoeksfinancier ZonMw steunt, in opdracht van het ministerie van VWS, een serie onderzoeksprojecten in verschillende patiëntgroepen. In totaal is er 15,5 miljoen euro mee gemoeid.

    Een studie die in september in het New England Journal of Medicine stond, liet zien dat een derde vaccindosis bij nierpatiënten een toename veroorzaakt in het aantal antistoffen. Maar nadien was 45 procent nog steeds onvoldoende beschermd. Onderzoekers kijken daarom noodgedwongen ook naar andere opties voor dergelijke patiënten, zoals het tijdelijk stoppen met afweeronderdrukkende medicijnen.

  31. Wat is de ideale termijn om te wachten met de boosterprik?

    Het officiële advies is om een termijn van zes maanden aan te houden voordat er een boosterprik gegeven kan worden. Dat is gebaseerd op data uit andere landen, waarin werd gezien dat de concentratie antistoffen in het bloed zes maanden na de laatste prik begon af te nemen. De Europese medicijnautoriteit EMA stelde een week geleden dat boosters „veilig en effectief” tussen de drie en zes maanden na de laatste vaccinatie kunnen worden toegediend.

    Virologen denken dat het zonder veel problemen verkort kan worden naar vier of vijf maanden in plaats van zes, hoewel nooit structureel is uitgezocht wat het beste interval tussen de prikken is.

    Bij de boostervaccinatie voor zorgmedewerkers meldde het RIVM dat na een tussenpoos van twaalf weken al een boostereffect te zien is, maar dat een termijn van zes maanden ideaal is. Mensen die nog korter geleden hun vaccinatie hebben afgerond, hebben naar verwachting voldoende antistoffen in hun bloed.

  32. Kan het ook gevaarlijk zijn te snel te boosteren?

    Op basis van de ervaring met andere vaccinaties waarschuwen virologen dat een te vroege herhaalprik het risico op bijwerkingen kan vergroten. Maar of en hoe sterk dit ook bij de coronavaccinatie speelt, is nog niet bekend, daar is nog geen ervaring mee.

    Waarschijnlijk zal inkorting van het prikinterval met een paar weken of zelfs maanden niet veel uitmaken. Maar voortdurend snel boosteren is geen goed idee, want daarmee loop je het risico dat het afweersysteem niet meer goed reageert. Dat zien we bijvoorbeeld bij chronische virusinfecties zoals hiv, die voortdurend de afweer blijven prikkelen. Op een gegeven moment raakt de T-celreactie – de langetermijnrespons op basis van witte bloedcellen – uitgeput.

  33. Is het noodzakelijk om iedereen te boosteren?

    In november, voordat de veel besmettelijker Omikronvariant plotseling opdook, dachten deskundigen dat het voldoende zou zijn als alleen de ouderen, zorgmedewerkers en mensen met een zwakke afweer een boosterprik zouden krijgen. Maar het speelveld is veranderd nu uit laboratoriumonderzoek is gebleken dat antistoffen na twee prikken Omikron niet goed de baas zijn, maar na een derde prik wel. Vroege resultaten van Brits onderzoek onder gevaccineerden lijken dat beeld te bevestigen.

  34. Kinderen

  35. Welke landen vaccineren al kinderen onder de 12 jaar?

    Binnen de EU zijn er dat op dit moment nog geen, maar de verwachting is dat meerdere landen dat snel gaan doen. Anders dan in Nederland is de knoop in die landen namelijk al doorgehakt. Kantelpunt was het groene licht dat het Europees Geneesmiddelenbureau EMA eind november gaf voor gebruik van het Pfizer/BioNTech-vaccin bij jongere kinderen. Onder andere Italië, Frankrijk, Duitsland, Denemarken, Spanje en Polen hebben daarop aangegeven uiterlijk begin 2022 te willen beginnen, op vrijwillige basis (in Frankrijk alleen kwetsbare kinderen).

    In de Oostenrijkse hoofdstad Wenen loopt sinds begin november een „pilot” waarbij dagelijks tweehonderd kinderen tussen de vijf en elf jaar ook gevaccineerd kunnen worden, maar dat is geen landelijk beleid. In de rest van de wereld lopen wel al nationale campagnes, die soms een stuk eerder begonnen. China begon in oktober met het vaccineren van kinderen vanaf drie jaar. In de VS ging in november het sein op groen voor het inenten van kinderen vanaf vijf jaar.

  36. Hoe verloopt de vaccinatiecampagne onder kinderen in die landen?

    Jonge kinderen vaccineren leidt soms tot felle discussie. In Brazilië hebben alle vijf directeuren van het medicijnagentschap dat moet adviseren over het vaccineren van kinderen doodsbedreigingen gekregen. Soms gaan autoriteiten over tot vergaande druk om kinderen gevaccineerd te krijgen. In de Amerikaanse stad New York verordonneerde de burgemeester deze week dat kinderen tussen de vijf en elf jaar vóór 14 december een eerste prik moeten hebben gehad, op straffe van uitsluiting van onder andere buitenschoolse activiteiten. China overwint ondertussen weerstand bij opstandige ouders via een voortvarende verleidingscampagne. Kinderen die zich aansluiten bij het ‘leger’ van de „kleine gevaccineerde krijgers” worden beloond met ballonnen, speelgoed en stickers. Sinds de campagne half oktober begon, is bij de helft van alle in aanmerking komende kinderen tussen de drie en elf een eerste prik gezet.

  37. Hoe gevaarlijk is het coronavirus voor kinderen?

    Kinderen nemen op dit moment het merendeel van de coronabesmettingen voor hun rekening. Veruit de meeste kinderen ervaren nauwelijks klachten. Tot nu toe werden zo’n driehonderd kinderen onder de twaalf jaar met corona in het ziekenhuis opgenomen, aldus cijfers van de landelijke studie COPP. Daarvan had ongeveer de helft geen onderliggende aandoeningen. Veruit de meeste van deze kinderen zijn jonger dan twee jaar oud – dus niet de doelgroep van de kindervaccinaties. Eén op de drie moest naar de IC. Ter vergelijking: jaarlijks belanden circa 250 kinderen door waterpokken in het ziekenhuis, en 1.500 door griep.

    In Nederland zijn ten minste drie kinderen aan of met Covid-19 overleden. De Gezondheidsraad gaat in haar advies over vaccinatie van kinderen uit van een sterfte van één kind per miljoen infecties.

    Vier op de tien kinderen die door corona in het ziekenhuis belanden, hebben ernstige ademhalingsproblemen; drie op de tien hebben geen specifiek ziektebeeld, en bij drie op de tien is sprake van MISC: multisystem inflammatory syndrome in children. Daarbij slaat het immuunsysteem op hol na een corona-infectie, waarbij allerlei organen schade kunnen oplopen. Het herstel kan maanden in beslag nemen.

    Er zijn veel signalen dat kinderen ook long covid kunnen oplopen, de langdurige variant van de ziekte. Het Emma Kinderziekenhuis, onderdeel van het Amsterdam UMC, heeft er sinds voorjaar 2021 een poli voor. Hoe vaak deze aandoening voorkomt, hoe ernstig die bij kinderen is en wat de onderliggende mechanismen zijn, is nog niet goed bekend. Het is ook nog onbekend of vaccinatie MISC en long covid kan helpen voorkomen.

  38. Wat zijn de risico’s van vaccinatie voor jonge kinderen?

    Deze risico’s zijn tot nu toe slechts in één klinische studie onderzocht, met zo’n 1.500 kinderen die het vaccin kregen. Uit die studie kwamen geen ernstige bijwerkingen naar voren. Maar zo’n studie is te klein om heel zeldzame bijwerkingen uit te sluiten. Nu verschillende landen zijn begonnen met grootschalig inenten van tieners, waaronder de VS en Canada, zijn bij hen wél twee zeer zeldzame bijwerkingen opgedoken: myocarditis en pericarditis, een ontsteking van respectievelijk de hartspier en het hartzakje. Die treedt op bij ongeveer zeven op de honderdduizend gevaccineerde jongens van twaalf tot zeventien. In 80 procent van die gevallen verloopt die aandoening overigens mild. Of dit bij jonge kinderen ook zo is, is nu nog niet te zeggen.

  39. Ziekenhuizen

  40. Wie liggen er nu op de IC’s?

    In de periode juli-oktober was zo’n 80 procent van de mensen op de IC’s niet gevaccineerd; in december was dit gedaald naar 67 procent. Die daling komt doordat in de samenleving als geheel steeds meer mensen gevaccineerd zijn. De verhouding wel versus niet gevaccineerd ligt op de IC dus beduidend anders dan in de samenleving als geheel. Eind december 2021 was zo’n 89 procent van de volwassenen gevaccineerd; zo’n 20 procent had een booster ontvangen.

    Er zijn overigens wel grote verschillen tussen ziekenhuizen. Het Maastricht UMC meldde in oktober dat juist de meerderheid van de covid-patiënten op de verpleegafdeling wél was gevaccineerd. Dit verschil verklaren experts door het relatief grote aantal uitbraken in Limburgse verzorgingshuizen, waar de gemiddelde leeftijd hoog is.

    In juli waren niet-gevaccineerden op de IC’s gemiddeld 20 jaar jonger (53 jaar) dan gevaccineerden (73 jaar); in november was dit verschil sterk teruggelopen (naar respectievelijk 61 en 69 jaar).

    Patiënten op de IC zijn bovengemiddeld zwaar. Een BMI (body mass index) tot 25 wordt beschouwd als gezond; vanaf 25 spreekt men van overgewicht en vanaf 30 van obesitas. De gemiddelde BMI van covid-patiënten op de IC schommelt rond de 30.

    Het is nog niet duidelijk waarom mensen met overgewicht een grotere kans hebben op een ernstiger ziekteverloop. Het Radboudumc in Nijmegen deed er onderzoek naar en vond nog geen sluitende verklaring. Wel schrijven de onderzoekers: „Een afwijkende afweerreactie of een verminderde ademhalingsfunctie zou een rol kunnen spelen bij deze patiënten.” Het onderzoek liet overigens zien dat mensen met overgewicht weliswaar een grotere kans hebben op IC-opname, maar dat zij vanaf dat moment geen slechtere prognose hebben dan mensen zonder obesitas.