De zoektocht naar bewindslieden is begonnen, maar wie wil nog minister worden?

Coalitieakkoord Aan het ministerschap kleeft tegenwoordig een hoog afbreukrisico, zien experts en ervaringsdeskundigen. Wie staan er nu nog in de rij? „De haviken kun je altijd krijgen.”

Onderhandelaars Carola Schouten (CU) en Rob Jetten (D66) met informateur Wouter Koolmees tijdens de formatie-onderhandelingen van kabinet-Rutte IV.
Onderhandelaars Carola Schouten (CU) en Rob Jetten (D66) met informateur Wouter Koolmees tijdens de formatie-onderhandelingen van kabinet-Rutte IV. Foto David van Dam

Wat zou prof. dr. ir. P. Akkermans anno 2021 hebben gezegd? In de beroemde sketch van Van Kooten en De Bie uit oktober 1989 is hij de media- en machtsgeile expert die niets liever wil dan een plek in het nieuwe kabinet – op dat moment is in de echte wereld de formatie van Lubbers III bezig. „Ik ben niet direct gepolst, maar de naam wordt genoemd”, zegt het door Van Kooten gespeelde typetje, in de hoop dat zijn naam zo inderdaad gaat circuleren.

Kennelijk was dat toen de sfeer: Lubbers hoefde alleen maar de kranten open te slaan om te lezen wie er allemaal wel niet in zijn nieuwe kabinet wilde. „Die gretigheid zie je nu niet”, zegt politiek historicus Anne Bos, na het aanhalen van de Akkermans-sketch. Nou ja, misschien nog wel bij Ernst Kuipers, de hoofdcoördinator van de ziekenhuiscapaciteit in de coronacrisis. „Als ze me vragen om minister te worden, zou ik het zeker overwegen”, zei Kuipers in augustus dit jaar.

Maar volgens Bos is het ‘Akkermanseffect’, zoals het ook al in 1989 werd genoemd, minder sterk dan destijds. „Aan het ministerschap kleeft tegenwoordig een hoog afbreukrisico”, zegt Bos, verbonden aan het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis. „De tijden dat kabinetten op brede meerderheden konden terugvallen, lijken voorbij en daarmee zie je de populariteit van het ambt ook afnemen.”

Sinds Rutte III is de aura eromheen bovendien verder verslechterd: van de 24 bewindslieden (ministers en staatssecretarissen) die in oktober 2017 aantraden zijn er maar liefst 12 afgetreden – dat is zonder de verschuivingen die ook nog binnen het kabinet plaatsvonden.

Lees ook: Gewisseld, uitgevallen of vertrokken: steeds weer stoelendans bij Rutte III

Slechte reclame

Verschillende ministers kregen een burn-out door de hoge werkdruk, anderen kwamen in de problemen door taaie dossiers, zoals de Toeslagenaffaire of de chaotische evacuatie uit Afghanistan. Opvallend veel prominente politici, zoals voormalig VVD-kroonprins Klaas Dijkhoff en Wouter Koolmees (D66) – in Rutte III minister, nu informateur – verklaren openlijk dat ze de politiek verlaten omdat ze het lastig te combineren vinden met hun privéleven of er simpelweg geen plezier meer aan beleven. Wie wil er met zo veel slechte reclame nog zitting nemen in een eventueel kabinet Rutte IV?

Hans Hillen, namens het CDA minister van Defensie in het eerste kabinet-Rutte (2010-2012), spreekt van een toegenomen „afbrandrisico”. Hij wijst daarbij vooral naar de dynamiek van (sociale) media – „de communicatierevolutie” – waardoor ministers permanent onder vuur liggen. Hillen: „Vroeger vloekte je in de auto zodat niemand hoorde dat je vloekte en dan was het klaar. Tegenwoordig stuur je meteen een tweet de wereld in als je boos bent.” Natuurlijk, zegt Hillen, waren er ook tien of twintig jaar geleden botsingen, maar niet elke dag, aan de lopende band door. „Er zat meer in geleidelijkheid in discussies. Er was meer respect. Mensen telden tot tien voordat ze iets riepen.”

Partijen krimpen en daarmee ook het opleidingskader dat er altijd was

Anne Bos, politiek historicus

„Het ministerschap stond altijd bekend als een hondenbaan, maar wel een eervolle hondenbaan”, zegt een oud-minister onder Rutte die niet met zijn naam in de krant wil. „Het is inderdaad wel extra onaantrekkelijk geworden. Ze zullen genoeg mensen vinden om het te doen, maar de mensen die je echt wil zullen in veel gevallen ‘nee’ zeggen.”

Lees ook deze analyse over het regeerakkoord: Dit regeerakkoord is er één onder financieel voorbehoud

Anne Bos denkt dat ook de sterk gegroeide nadruk op individueel levensgeluk het ministerschap er niet populairder op heeft gemaakt. De historicus leest momenteel de biografie van KVP’er Pierre Lardinois, in de jaren zestig onder meer minister van Landbouw. „Nou, die man was echt nooit thuis, zelfs niet op zondag om het vlees te snijden, bij wijze van spreken. Je ziet daarin wel een cultuurverschil met de huidige tijd.”

Rutte is er altijd prat op gegaan dat zijn kabinetten relatief klein waren, het paste goed bij zijn liberale streven naar een kleine overheid. Ministers moeten het altijd „net iets te druk hebben”, zei hij in 2015. Door alle uitval van de afgelopen jaren is hij van mening veranderd. In het nieuwe kabinet komen naar verluidt twintig ministers en tien staatssecretarissen, beduidend meer dan in eerdere kabinetten van Rutte.

Zweem van oude politiek

Daarmee zijn de zorgen over werkdruk wellicht iets weggenomen, maar daar staan een hoop andere zorgen tegenover. Het aanstaande kabinet begint met slechte kaarten. Het begint al met de zweem van oude politiek die eroverheen hangt: dezelfde vier coalitiepartijen onder leiding van, waarschijnlijk, dezelfde premier, Mark Rutte, die bovendien al meer dan tien jaar aan het roer staat. Terwijl juist nu de roep om een nieuwe bestuurscultuur luid klinkt. Rutte sprak onlangs op het VVD-congres de hoop uit dat het nieuwe kabinet ook „nieuw elan” krijgt. Het nieuwe kabinet zal, zo is de belofte, voor minimaal de helft uit vrouwen bestaan. Historicus Bos: „Een nieuwe cultuur begint met nieuwe mensen.”

Lees ook deze analyse over het aanstaande kabinet: Rutte IV moet een breuk vormen met het verleden. Maar de vertrouwenscrisis van Rutte III is nog niet weg

Volgens Bos zit ook de verbrokkeling van het politieke landschap de rekrutering van ministers en andere beleidsmakers in het algemeen lelijk in de weg. „Partijen krimpen en daarmee ook het opleidingskader dat er altijd was: het reservoir aan wethouders, burgemeesters en andere lokale politici. Die vijver is nu kleiner geworden.”

Bovendien is het afbreukrisico in de lokale politiek óók groter geworden. Door de sterke beweging richting decentralisatie hebben lokale bestuurders veel meer verantwoordelijkheden gekregen. „Maar niet altijd het bijbehorende geld”, zegt Bos. „En als je als wethouder onderuitgaat, ben je af in Den Haag.”

Hillen maakt zich zorgen over de huidige sfeer. Bij de samenstelling van een kabinet, vertelt hij, kun je ruwweg uit twee soorten mensen kiezen: haviken en duiven. „De haviken kun je altijd krijgen. Die willen gewoon heel graag. Maar wat je in het huidige klimaat niet meer krijgt zijn de bedachtzame bestuurders, want die weten dat ze meteen afgefakkeld zullen worden. Het soort volk dat minister wil worden zal anders zijn dan de wijze mensen die iedereen altijd zo graag zegt te willen.”

Lees ook: Het spel om de posten en de poppetjes