‘Wat is er met je?” vroeg advocaat Job Knoester laatst aan een cliënt, een tbs-patiënt die hij al jaren bezoekt in de Nijmeegse Pompekliniek. Altijd is-ie vrolijk. Een lach, een grap, zingen – dat doet hij graag. Maar vorige week zag hij helemaal grauw. „Ik word er zo moe van”, zei de man. „Zo moe van het wachten.”
Zijn cliënt, zegt Knoester, is toe aan een kliniek met een lager beveiligingsniveau. Dat vinden ook zijn behandelaren. Meer vrijheid als volgende stap naar re-integratie. Maar zijn aanvraag is al twee keer afgewezen omdat er nergens plek is. Alle klinieken zitten vol. Knoester: „Hij gaat er stuk aan.”
Zaterdag schreef NRC over een man die al 25 jaar in de tbs zit. Hij draaide vast in de kliniek waar hij zat en zou begin dit jaar worden overgeplaatst naar een andere. Maar het duurde tien maanden voordat het zover was, vanwege wachtlijsten. Tien maanden zonder behandeling.
En hij is geen uitzondering.
„Ik heb een cliënt die anderhalf jaar moest wachten in het huis van bewaring voordat er plek was in een tbs-kliniek”, zegt advocaat Niek Heidanus. „Die man had dringend hulp nodig. Medicatie, therapie. Die kreeg hij daar niet.”
Een cliënt van advocaat Judith Kwakman is onlangs na drie jaar wachten, „terwijl iedereen zei: je bent er klaar voor”, doorgeplaatst naar een lichter regime.
Advocaat Abdel Ytsma ziet de wachttijd voor een plek in de langdurige forensisch psychiatrische zorg – voorheen longstay – oplopen tot meer dan anderhalf jaar.
En een cliënt van advocaat Jan-Jesse Lieftink zit al twee jaar te duimendraaien in de kliniek zonder enige therapie. „Hij is uitbehandeld, maar er is nergens een woning voor hem beschikbaar.”
Piepend en krakend
Het tbs-systeem piept en kraakt. De doorstroom van de circa 1.500 terbeschikkinggestelden hapert door het toegenomen aantal tbs-opleggingen door rechters, een gebrek aan bedden en personeel, en een moeizame uitstroom door weigerachtige gemeenten. Ruim tachtig tbs’ers wachten volgens het ministerie van Justitie al vele maanden in de gevangenis om te kunnen beginnen aan hun behandeling, minstens zoveel wachten vaak nog langer op een vervolgplek.
De sector is „onvoldoende toegerust” om zijn taken te vervullen, schreef de Inspectie Justitie en Veiligheid vorig jaar in een kritisch rapport. De veiligheid was in het geding, omdat het in sommige klinieken door de toegenomen druk op de sector ontbrak aan „forensische scherpte”. Nu, een jaar later, ziet de inspectie dat klinieken hun best hebben gedaan verbeteringen door te voeren. Maar de druk van buitenaf, door het gebrek aan plaatsen en personeel, daar kunnen ze weinig aan doen. En dat probleem lijkt alleen maar groter geworden.
Dat ervaren de klinieken ook. Ze maken zich zorgen, in de eerste plaats om de tbs’ers zelf. Het lange wachten leidt bij een deel van hen tot frustratie, demotivatie. „Tbs’ers die wachten op een andere plek zijn vaak uitgepraat bij de kliniek waar ze zitten”, zegt Harry Beintema, bestuurder van de Groningse Van Mesdag-kliniek en voorzitter van TBS Nederland, het platform van de sector. „Die willen een nieuwe start maken. Als dat niet lukt, dan voelt dat als verloren tijd. Ook voor de kliniek.”
Een deel wordt wanhopig. Ze gooien zichzelf op de grond, bonken met hun hoofd tegen de muur
Melina Rakic bestuurder bij Trajectum, voor verstandelijk beperkte tbs’ers
„Een deel wordt wanhopig”, zegt Melina Rakic, die als bestuurder en psychiater bij Trajectum werkt met verstandelijk beperkte tbs’ers. Sommigen wachten al jaren op een vervolgplek. „Ze voelen zich opgesloten, kunnen niet verder bouwen aan hun leven.” Rakic probeert haar patiënten uit te leggen dat ze er alles aan doet om een passende plek te vinden, maar niet iedereen kan dat begrijpen. „We hebben patiënten met het sociaal-emotioneel niveau van een tweejarige. Die raken ontregeld door de stress van het wachten. Ze gooien zichzelf op de grond, bonken met hun hoofd tegen de muur.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data78918499-0c7749.gif)
Een van de oorzaken voor het vastlopen is het toegenomen aantal tbs’ers. Een „vierde golf” noemt Michiel van der Wolf het. Hij is hoogleraar forensische psychiatrie aan de Universiteit Leiden en ziet dat het aantal tbs’ers al sinds de oprichting van het systeem in 1928 fluctueert. Er was een golf in de jaren vijftig, de jaren zeventig, de jaren negentig. „Dat ligt niet zozeer aan de doelgroep zelf, maar vooral aan hoe de samenleving op hen reageert.”
De laatste tbs-golf duurde vanaf 1990 tot 2010 en was mede te verklaren door toegenomen maatschappelijke gevoeligheid – en media-aandacht – voor incidenten van recidiverende tbs’ers. Rechters legden vaker tbs op en stopten behandelingen minder snel, waardoor het systeem vastliep: te veel instroom, te weinig uitstroom. De golf ging weer liggen toen het systeem zo traag werd – lange wachttijden, lange behandeltijden – dat rechters hun vertrouwen in de effectiviteit van de maatregel verloren. De instroom daalde en een tijdje was ook de uitstroom hoger.
Tot de dood van de 25-jarige Utrechtse studente Anne Faber in 2017. „Die zaak heeft echt een behoorlijke impact gehad”, zegt Van der Wolf. De dader, Michael P., was destijds weliswaar geen tbs’er, maar hij had het wel kunnen zijn.
Sindsdien is het aantal tbs-opleggingen flink gestegen: van honderd tot zo’n honderdvijftig per jaar. En ook nu neemt de uitstroom af omdat rechters, denkend aan het maatschappelijk sentiment, minder snel geneigd zijn de maatregel te beëindigen. En dus loopt het stelsel opnieuw vast, „precies zoals met de vorige golf”.
Opschalen is lastig want het stelsel is gebouwd op efficiëntie. Toen na de vorige golf het aantal tbs’ers weer daalde sloot het ministerie enkele klinieken om kosten te besparen – lege bedden zijn duur – en die afdelingen zijn niet zomaar weer opgetuigd. Sterker, klinieken zijn incidenteel genoodzaakt een afdeling te sluiten omdat er te weinig personeel te vinden is.
Meer vast personeel en minder uitzendkrachten, was een van de aanbevelingen die de inspectie vorig jaar deed. Zodat een kliniek beter zicht heeft op de tbs-populatie en een vertrouwensrelatie kan opbouwen met patiënten. Er ging een grote wervingscampagne van start, met reclames op radio en tv. Maar het heeft nog weinig geholpen, zegt Harry Beintema van TBS Nederland. Er zijn alleen maar meer vacatures bijgekomen. „Medewerkers in de tbs hebben in het begin van de coronatijd gewacht met het wisselen van baan, die stromen nu pas uit. En overal in de zorg is een personeelstekort, dus ze hebben keuze.” Veel gediplomeerden werken liever met cliënten in de jeugdzorg, maarschappelijk werk of een ziekenhuis dan met zo’n zware tbs-doelgroep.
Klinieken hebben moeite roosters rond te krijgen, en dat heeft weer gevolgen voor de patiënt. Die ziet veel verschillende gezichten, kan niet altijd op begeleid verlof en moet soms langer op de kamer blijven dan afgesproken. Beintema: „Dat heeft geen positief effect op de behandeling.”
De grootste frustratie ervaren tbs’ers momenteel in de laatste fase van hun behandeling, als de begeleide en onbegeleide verloven goed zijn verlopen en een patiënt in aanmerking komt voor een verblijf buiten de kliniek, zoals in een beschermde woonvorm of, nog later, in een eigen huis. Hyacinthe van Bussel, directeur van de Rooyse Wissel in het Limburgse Oostrum: „Ik kan een uur leeglopen over alle initiatieven die wij ondernemen om voor onze tbs’ers een plek te vinden en die dan op het laatste moment tóch niet doorgaan.” Deels ligt dat aan het woningtekort waar heel Nederland mee kampt. Maar ook het imago van tbs speelt een rol, zegt Van Bussel. „Als je een woonvoorziening voor tbs’ers wilt beginnen concurreer je met asielzoekerscentra en reguliere zorgwoningen. Een gemeente kiest dan liever niet voor tbs.”
Van Bussel heeft met instemming van een gemeente eens veertien appartementen laten opknappen, „personeel geworven, patiënten geselecteerd”, toen de burgemeester op het laatste moment alsnog terugkwam op het besluit. „En dan kun je praten als Brugman, maar nee.” In een andere stad kon haar kliniek vijf appartementen van een zorginstelling overnemen. Iedereen akkoord, tot de gemeente zei: ‘We vinden wel een andere plaats voor u’. „Nou, dat is alweer twee jaar geleden.”
Mensen in asielzoekerscentra, kunnen die niet bij ons werken?
Hyacinthe van Bussel directeur Rooyse Wissel
Burgemeesters zijn bang voor onrust in hun stad. ‘Wij hebben al genoeg ingewikkelde doelgroepen’, zeggen ze. Of: ‘Nu is een andere gemeente aan de beurt’. Of: ‘Kom na de verkiezingen maar eens terug’. ‘Na de verkiezingen…’ – hoe vaak Van Bussel dat al niet heeft gehoord. „Maar wij bijten ons erin vast. Wij blijven mailen, zijn met acht gemeenten tegelijk in gesprek in de hoop dat we ergens bingo hebben.”
In de vorige tbs-golf heeft het advocatenkantoor van Heidanus met een cliënt eens doorgeprocedeerd tot aan het Europese Hof. Een cliënt wachtte al zó lang in de gevangenis op een tbs-behandeling dat het hof sprak van een „onrechtmatige daad”. Sindsdien hebben tbs’ers na vier maanden wachten recht op een schadevergoeding van enkele honderden euro’s per maand – een cliënt van Heidanus heeft er 6.000 euro aan verdiend.
Maar die regeling geldt alleen voor tbs’ers die nog aan hun behandeling moeten beginnen. Zij die wachten op een vervolgplek of een woning buiten de kliniek, hebben nergens recht op. „De maatschappij maakt zich er niet druk om”, zegt advocaat Lieftink. „Ja, als iemand te vroeg naar buiten komt en in de fout gaat, dan wel. Maar niet als iemand twee jaar te laat naar buiten komt.” Maar, zegt advocaat Kwakman, „vanuit menselijk oogpunt is dit natuurlijk wél een probleem”.
Bij de vorige golf liep de behandelduur zo sterk op dat advocaten hun cliënten adviseerden niet meer mee te werken aan gedragskundig onderzoek om zo de tbs te ontlopen. Nu het systeem opnieuw vastloopt, vreest advocaat Knoester dat scenario opnieuw. „Ik ben groot voorstander van de tbs, maar als advocaat moet ik mijn cliënten wel goed voorlichten.” Laatst nog legde Knoester een cliënt uit dat een behandeling de kans vergroot op een woning, een netwerk en een baan. Maar hij zei óók dat de behandelduur momenteel oploopt en dat de doorstroom stokt. „Die man maakte een kruis met z’n armen: geen tbs.”
Hoe nu verder?
De sector heeft reservecapaciteit nodig, zegt hoogleraar Van der Wolf, zodat het systeem beter kan meebewegen op de onvermijdelijke golfbewegingen in het aantal tbs-opleggingen. „En ja, dat kost geld. En daar zit de geldschieter, het ministerie van Justitie, niet op te wachten. Maar uit onderzoek blijkt dat het op de lange termijn loont om te investeren in de tbs-zorg, zodat je de zorgtrajecten kort houdt. Dat is veel goedkoper dan dat je het stelsel telkens opnieuw afbreekt en weer opbouwt.”
Het ministerie, dat de problemen „herkent”, heeft vanaf dit jaar extra geld aan de sector beloofd. Mede om de „filevorming” tegen te gaan, aldus een woordvoerder. Maar daarmee is het personeelsprobleem niet opgelost, erkent het ministerie. En ook niet „het feit dat niet iedereen deze voorzieningen in de buurt wil hebben”.
Intussen probeert de sector out of the box te denken. Directeur Van Bussel: „Al die mensen in asielzoekerscentra, zouden die niet bij ons kunnen werken?” Bestuurder Melina Rakic: „Robotica. Geef bepaalde tbs’ers horloges met biosensoren zodat je op afstand kunt meten of iemands agressieniveau stijgt.” En wat te denken van een tbs-quotum voor elke gemeente? Rakic: „Mensen willen geen tbs’er in hun achtertuin. Maar ze willen ook geen asielzoekerscentrum in hun achtertuin. En ook geen windmolen. We kunnen in Nederland niet iedereen altijd maar tevreden houden, dat moet de politiek beter gaan beseffen.”