Altijd zit het echtpaar wat voorovergebogen op de voorste rij. De akoestiek in de rechtszaal is niet zo best, vandaar. En als dan de deur opent en hij door de parketpolitie wordt binnengebracht en het publiek overziet – het echtpaar is meestal alleen – kijkt zij hem recht in de ogen.
Zag ze ditmaal nou iets van schaamte? Zou het? Het was alsof hij keek, maar niet echt kéék. Het knikje waarmee hij haar blik jarenlang beantwoordde, is gestopt. Ze begrijpt het wel. Ook hij gaat door met zijn leven. Hij zal wel denken: zitten ze weer.
Hoe vaak al? Tien, twaalf keer? Twee jaar celstraf én tbs had hij gekregen. Ze dachten: die staat snel weer buiten. Nu is het 24 jaar later en zit hij er nog. Wisten zij veel. Elke twee jaar is er een zitting waarop de rechters oordelen over verlenging. Soms nog vaker. Rijdt het echtpaar vanuit woonplaats Drachten naar de rechtbank van Leeuwarden en ziet hem vergeefs zijn vrijheid bevechten. Daarna drinken ze een kopje koffie aan de overkant.
Hij is klein van stuk, kort zwart haar, ringetje in zijn linkeroor. Hij oogt jonger dan zijn leeftijd en, zoals in een van de rapportages omschreven, als iemand die kan doorgaan voor een Italiaan. Zestien rapporten zijn inmiddels over hem verschenen, zeventien verlengingsadviezen. Telkens weer andere psychiaters en psychologen die zich over hem buigen. Het echtpaar heeft ze één voor één zien aanschuiven in de rechtszaal.
Hij is ouder geworden, valt hen op. Magerder. In de Oostvaarderskliniek, zijn vijfde tbs-kliniek, vierde hij afgelopen jaar dat hij Abraham zag, met slingers en taart. Hij is niet meer die vriendelijk ogende krullenbol van 26 die hun dochter op een zondagmiddag van het schoolplein plukte.
Als altijd maakt hij voor de rechter een lichte buiging. Zodra hij is gaan zitten volgt het echtpaar zijn benen onder de tafel. Die kan hij niet altijd stilhouden. Vooral niet wanneer hij als een onstuitbare waterval tegenover de rechter fulmineert over het onrecht dat hem is aangedaan. De stagnatie van zijn behandeling, leugens van de kliniek, de dreiging van longstay, nu alweer voor de derde maal, begeleid door een onophoudelijk tikken van de voet tegen de kuit van zijn voorste been.
Hun dochter weet niet dat ze hier zitten. Ze heeft zich ervan willen afsluiten, dat is háár keuze – vandaar geen namen. Maar dit is hun keuze. Ze willen weten hoe het hem vergaat, hoe zijn behandeling verloopt. En misschien komt hij ooit weer vrij, krijgt hij nog een kans (vandaar ook geen naam van hem). Dan willen ze dat weten.
Nooit hebben ze één woord met hem gewisseld. Maar ze zijn kenners geworden. Van hem, van het tbs-systeem. Ze zien waarom het stokt. Waarom de tbs niet werkt voor hem. Waarom de frustratie groeit. Ze zijn kenners tegen wil en dank.
Telefooncel
Zondag 14 januari 1996 was een heldere dag. In de middag kwamen ze thuis van een boswandeling met familie en de hond toen hun tienjarige dochter vroeg of ze met een vriendinnetje nog even kon spelen op het schoolplein, vijf minuten fietsen. Ze waren al even weg toen rond vijf uur de ouders van het vriendinnetje belden. Het vriendinnetje was overstuur thuisgekomen nadat er op het schoolplein een man was geweest die had gevraagd naar een telefooncel. Hun dochter, bruine ogen, blonde krullen, had gewezen: „Daar links bij het winkelcentrum”. De man had gezegd dat die telefooncel het niet deed. Of zij nog een andere wist. In de wijk naast de onze, had ze gezegd. „Kun je anders even meelopen?” Het vriendinnetje had een niet-pluisgevoel gehad. Maar hun dochter – altijd al wat goed van vertrouwen – was in de auto gestapt. Een witte auto, dacht het vriendinnetje. Ze kwam niet meer terug.
Natuurlijk hadden ze hun dochter op het hart gedrukt niet mee te gaan met vreemden. Vaak genoeg. Maar, zei ze later, nooit hadden ze verteld waaróm niet. De harde werkelijkheid, die wil je je kind het liefst onthouden.
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/web-0412zat-telefooncelxfm-web.gif|//images.nrc.nl/4pzIspsxBWzAcji6XpFTy3funT4=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/web-0412zat-telefooncelxfm-web.gif)
Illustratie XF&M
Vader met dertienjarige zoon de auto in. Rondrijden. Roepen. Moeder thuis. Binnen no time stond de oprit vol politiewagens. Alle agenten in de omgeving waren opgetrommeld, ook die met verlof. Als ouders wil je handelen, maar wat kun je doen? Onrustig rondlopen. Koffie zetten voor de agenten. Vader was paniekeriger dan moeder. Kortaf. En toen ging de telefoon, negen uur ’s avonds. Moeder nam op. De stem van haar dochter. „Hoi mem.” Haar eerste reflex: vragen waar ze was. En toen: beter van niet. Moeder hoorde op de achtergrond een stem die haar dochter souffleerde. Ze vroeg om tienduizend gulden losgeld. In een vuilnisemmer bij de Smalle Ee, een strandje verderop. Ze klonk oké. Opgewekt. Te opgewekt. Ze wilde het ‘gewoon’ doen lijken. Zoals ze later ook zei: „Ik wil gewóón”.
Agenten schoten in de actiestand. Ze plaatsten een opnameapparaat bij de telefoon – hij zou vast nog eens bellen – en namen positie in rond het strandje. Is dit een Hollywoodfilm? Moeder kneep zichzelf in de arm. Maar ze was ergens ook opgelucht. ‘Oh, dit gaat om geld’, dacht ze toen nog. Hoe naïef kun je zijn.
Het geld was snel bijeen. Geen idee waar dat vandaan kwam. En waar hun zoon op dat moment was? Goh, nooit over gedacht. Alle ogen waren gericht op háár. „Jullie zien mij niet meer staan”, was later zijn verwijt. En dat was ook zo.
Tien uur, niks, elf uur, niks. Om half twaalf klepperde de brievenbus. Ze klepperde altijd met de brievenbus, ze kon niet bij de bel. „Hier ben ik weer”, zei ze in de deurpost. Wat een opluchting. De politie begon vragen te stellen. Rustig aan. Ze had zijn onderbroek aan. Want ja, vertelde ze, in haar broek geplast. Ze was wel vaker te laat bij het toilet, dacht moeder. Hoe naïef kun je zijn.
Of ze nog wist waar hij woonde? Midden in de nacht ging zij met vader en de politie mee in de auto, naar Beetsterzwaag, een kwartier rijden. Links, rechts, links, rechts, rechts, links, rechts. Ze waren er bijna toen ze zei: „Hier linksaf.” De agent zei: „Dat kan niet, dat is een sjieke wijk.” Maar ze reden zo de juiste straat in. Dat zij die hele rit onthouden had, onvoorstelbaar.
Verlengingsadvies
‘Er staan toch wel een paar dingen in waar ik het met u over wil hebben.” De rechter bladert door het dossier en richt zich tot beklaagde: „U ruimt uw kamer netjes op, u zit in een kookgroepje, maakt makkelijk contact. Maar als het op behandeling aankomt, dan lees ik over een negatieve grondhouding, strijd met het behandelteam. En wat was dat met die verkapte doodsbedreiging aan een medepatiënt?”
„Ik werd op een nieuwe afdeling gezet met een agressieve buurman.” Hij spreekt vlug, taalvaardig, met hoge stem. „Ik had gevraagd ‘zullen we samen koken’, maar die buurman zei: ‘je moet niet over eten praten hiero’. Hij zei ‘waar bemoei je je mee’, ging verder en daarna smeet ’ie een stoel naar m’n hoofd. Er kwam een beveiliger bij en toen zei ik: ‘als die stoel raak was geweest, had je een probleem gehad’. Maar in het dossier staat die hele voorgeschiedenis niet genoemd. Dat is telkens zo: de kliniek verdraait alles.”
Zijn hoofdbehandelaar van de kliniek kijkt mee vanaf een videoscherm. Een psychiater van een kliniek in Heiloo, René van Onna, luistert via een inbelverbinding mee, twee andere deskundigen zitten in de zaal. Mei Thung en Pieter Ronhaar. Zij schreven een verlengingsadvies.
„U werd betrapt met een smartwatch op uw kamer”, vervolgt de rechter. „U zou daarmee contact hebben gehad met de media?”
„Ik had een beroerde zitting achter de rug. De kliniek beweerde dingen die niet klopte. Ik had de rechter gepoogd te wraken en wéér verloren. Ik heb toen de ombudsman aangeschreven, justitie, Kamerleden, maar kreeg nul op het rekest. Toen dacht ik: dan maar een journalist. Wat kon ik anders? Hij zit hier trouwens in de zaal…”
De rechter kijkt afkeurend. „Er staan ook andere rechtsmiddelen open als u het niet eens bent met de kliniek.”
„Oh ja?” Zijn stem klinkt gejaagd. „De kliniek loopt met groepjes journalisten door de kliniek: kijk eens hoe fantastisch het hier is. Maar wij mogen niet met ze praten.”
De rechter, bladerend door het dossier: „In 2017 mocht u met transmuraal verlof. U werd voor resocialisatie overgeplaatst naar een kliniek in Heiloo. Maar daar knoopte u een relatie aan met een medepatiënte. Daar was u niet open over. En op uw computer zocht u naar porno. ‘Girls with braces’ (beugels).”
Misleiding
Augustus ’97 was de eerste keer dat ze hem zagen, in de rechtszaal. De zitting verliep als een roes, vrienden en twee agenten waren mee om te steunen. Hij op vier meter afstand, de tribune vol pers. In de krant noemden ze hem „de kinderlokker uit Beetsterzwaag”. Wat zullen al die journalisten over onze dochter schrijven, vroegen ze zich af. Ze hoopten op terughoudendheid. Het echtpaar mócht niet eens zitten op de eerste rij. Het werd de tweede. Bij elke beweging die ze maakten keek de parketpolitie op.
Pas toen hoorden ze hoe het was gegaan. Ze vernamen dat hij ten tijde van het delict een kamer huurde bij een vrouw in Beetsterzwaag met twee honden en dat hij werkte in de keuken van een hotel. Die zondag was hij na het werk in zijn auto gestapt, een beige BMW, en op het schoolplein had hij hun dochter zien spelen.
Verkeerde plek, verkeerde moment.
Hij had haar meegenomen naar huis. Ze hadden samen de honden uitgelaten, daarna was hij met haar naar het bos gereden in Terwispel, een dorp verderop. Wandelaars hadden hen daar samen zien zitten, zij met een jas over haar hoofd. Waarom is dat? Ze hadden er schijnbaar nog naar gevraagd. Niks mee gedaan. Later kwam hij met de auto vast te zitten in het vochtige bos. Hij had de ANWB nog gebeld. Ze lieten de auto achter en liepen vier kilometer naar zijn huis. ’s Avonds laat bracht hij haar op de fiets terug naar haar ouders in Drachten. Bij het afscheid had hij om een kus gevraagd en of ze vriendjes wilde blijven.
Het belletje om losgeld was misleiding geweest, denkt het echtpaar. De recherche vermoedde dat er méér was gebeurd en met instructies van de politie nam moeder haar dochter apart. Ze had niet hoeven vertellen wat er was gebeurd, alleen maar hoeven knikken. Op alle vragen had ze ‘ja’ geknikt, met koeienogen.
Ze hoefde niet te vertellen wat er was gebeurd, knikken was genoeg. Op alle vragen knikte ze ‘ja’, met koeienogen
Alle puppyvet was er in één klap af. Je ziet het aan de schoolfoto’s voor en na. Andere blik, andere lach. De Barbie-paardentrailer, waar ze altijd zo graag mee speelde, ging voorgoed in een doos. Vriendinnen vroegen: wat is er met haar? Ze wilde niet aangeraakt worden. Ze had een muur opgetrokken rondom zichzelf.
Ze zijn erom verhuisd. Nieuwe school, nieuw begin. Denk je. Hielp natuurlijk niks. ‘Dat is dat meisje’, wist iedereen direct. Zoon ook boos, want vrienden kwijt. Als puber werd ze onhandelbaar, asociaal. Een horloge om de pols en haar ouders toch niet willen vertellen hoe laat het is. In haar kluisje op school vonden ze vermageringstabletten. Ze kreeg foute vriendjes. Op een dag zette moeder haar op een stoel en zei: „óf je luistert, óf je rot op”. „Waarheen?” „Zal mij een k…zorg zijn. Je kunt zo je koffers pakken. Ik heb er twee.” Het hielp ietsje. Net als de therapie. Ze liet haar schouders zakken. Later kreeg ze een man, twee kinderen, een prima baan en kwam het alsnog goed. Best goed. De muur is nooit verdwenen.
Nooit heeft het echtpaar uit Drachten hem aangevlogen. Ze zijn van de nuchtere soort. Maar de néíging is wel gevoeld. Vooral bij hem, vader. Hij is nog altijd razend om wat er is gebeurd. De haat, een emotie die hij niet eerder kende, is nooit verdwenen.
Zij, moeder, denkt er anders over. Zij voelt met de jaren juist meer begrip. Niet voor wat hij hun dochter heeft aangedaan. Maar ze kwam steeds meer te weten over hem en over het systeem waarin hij worstelt. Hoe meer ze weet, hoe meer ze denkt: wat als het je eigen zoon is?
Eenling
‘De kliniek wil dat u libido-remmende middelen gaat gebruiken om uw seksualiteit te beheersen.” De rechter laat zijn handen rusten op het dossier. „Als u dat niet doet, dient de kliniek een aanvraag in voor een verblijf in de longstay.”
„Ik zie dit als een chantagemiddel van de kliniek.”
Hij zegt het gebeten, zijn benen houdt hij stil. „Die medicatie heeft flink wat bijwerkingen. Ik wil die middelen niet! Ik ken jongens die er zwaar ziek van worden.”
‘Ik’ hoort het echtpaar vaak in zijn woorden. Ik, ik, ik. Met opgewonden toon, maar zonder sentiment. In al die jaren hebben ze éénmaal emotie bij hem gezien, echte emotie. Dat was bij één van de eerste zittingen, toen het ging over zijn jeugd.
Hij, de man die hun dochter misbruikte, is zelf geboren uit misbruik. Verwekt als tweede kind in een gezin van zes nadat zijn moeder, die een rondzwervend bestaan leidde, was verkracht door meerdere mannen. Het echtpaar heeft de rapporten nooit ingezien, maar weet: onrust tekende zijn jeugd.
Moeder op de vlucht toen hij twee maanden was, mishandeld en vernederd door de man bij wie ze woonde. Vele ziekenhuisbezoeken vanwege zijn zware astma en longontstekingen. Moeder had hem om die reden ‘weg willen doen’, misschien wel de hemel in. Als baby van acht maanden door de kinderbescherming naar een tehuis gestuurd. Twee maanden later weer terug bij moeder.
Hij, de man die hun dochter misbruikte, werd zelf geboren uit misbruik
Hij ontwikkelde zich volgens de rapporten tot een driftig, onhandelbaar kind dat alles kapot gooide om aandacht te vragen. Een eenling, niet in staat om te spelen met anderen. Een kind dat, volgens zijn moeder, de indruk wekte „gevoelloos” te zijn. De crèche wist zich geen raad met hem, zijn nieuwe stiefvader evenmin. Die hield hem als driejarige boven het trapgat toen hij eens had gekrijt op de pas geverfde deur.
Na zijn vierde werd hij angstig. Hij droomde van grote vissen die hem opaten. Op zijn zevende ging moeder na vele ruzies scheiden. Nachtenlang moest hij ervan braken. Moeder keerde zich op extreme wijze tot god en legde haar geloof dwingend aan hem op. Meedoen met spelletjes op school mocht hij van haar niet. Op zijn negende opnieuw naar een kindertehuis, wegens ziekte van moeder. Op zijn tiende gaf de basisschool het op. Hij was onhandelbaar, stal spullen, was niet aanspreekbaar op zijn gedrag.
Met zijn intelligentie is niets mis. Hij had een prima Cito-toets, kreeg havo-advies en volgde aan de lts een opleiding tot timmerman. Op zijn dertiende verhuisde het gezin naar Drachten. Nieuwe school, nieuwe omgeving, toen ging het beter. De docenten noemden hem een „uitstekende leerling”, een „rustige jongen, lief en aardig”, „plezierig in de omgang”. Op zijn zestiende haalde hij met goede cijfers zijn diploma bouwtechniek. Hij schreef zich in voor de mts. Hij kón het wel.
Maar de basis bleef wankel. Conflict met moeder, verhuizing naar Vlieland, waar zijn oudste zus woonde. Hij kreeg er een baantje als afwasser en later als hulp-kok in een hotel. Baas tevreden, die investeerde in een culinaire opleiding die hij succesvol afrondde. Intussen ontwikkelde hij een gokverslaving. Eerst op automaten, later in het casino.
Na zijn militaire dienst vond hij een flatwoning in Drachten en kwam te werken bij een bouwbedrijf. Hij deed aan fitness, sleutelde in zijn vrije tijd aan auto’s. Zijn baas noemde hem een fijne collega en werknemer, maar de gokschulden liepen op. Hij betaalde zijn huur niet, werd zijn flat uitgezet en raakte dakloos. Op zijn drieëntwintigste begon hij met stelen, inbreken, vernielen, en werd hij toenemend opdringerig naar vrouwen.
De eerste keer dat hij misbruik pleegde was in 1994, op zijn vijfentwintigste. Gefrustreerd en teleurgesteld reed hij in zijn auto rond na een vergeefse poging tot onderdak bij het Leger des Heils. Hij raakte seksueel opgewonden, toeterde en zwaaide naar vrouwen. Ze reageerden niet. Hij liep op een zandbak af, deelde Nutsen uit en beloofde een achtjarig meisje een ijsje als ze met hem mee zou gaan. In zijn auto randde hij haar aan. Het meisje moest huilen. Zijn emoties liepen uiteen van opgewonden tot huilbuien tot medelijden. ’s Avonds bracht hij haar terug naar de speelplaats en bleef uit handen van de politie.
Daarna zwierf hij van adres naar adres. Nog een paar keer werd hij veroordeeld. Diefstal, rijden onder invloed, en toen werd hij van zijn bed gelicht. Aangewezen door hun dochter van tien. De eerdere kidnap bekende hij ook. Hij werd veroordeeld voor ontvoering en seksueel misbruik.
Schokeffect
‘Welke opties ziet ú om deze patstelling te doorbreken?” De rechter richt zich tot de hoofdbehandelaar op het videoscherm.
„Geen enkele”, zegt ze resoluut.
De patiënt, zegt ze, heeft het verbruid tijdens zijn transmuraal verlof in Heiloo. Als hij open was geweest over zijn seksualiteit, als hij had verteld over de relatie met de medepatiënte, over zijn zoekgedrag op internet, dan was hij begeleidbaar geweest. Maar nu? „Zonder eerlijkheid, zonder transparantie kunnen wij geen verantwoord risicomanagement inzetten.”
De beklaagde steekt zijn vinger op en neemt het woord. „Als u voor de rechter een eed aflegt, waarom verdraait u dan de boel?”
De rechter, zich oprichtend: „Deze vraag belet ik”.
Rode wangen krijgt het toekijkend echtpaar soms. Dan stijgt de temperatuur in de rechtszaal en wijst de magistratuur hem fel terecht. Hoe heette die procureur-generaal nou tijdens het hoger beroep? Dorhout? Die pakte zo z’n papieren, smeet ze op tafel en zei ‘aan u de keus: of 20 jaar, of in behandeling’. Hebben ze aanklagers vaker zien doen: smijten met papieren voor het schokeffect.
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/web-0412zat-tbser-2xfm-web.gif|//images.nrc.nl/ysxVh45njIVwfdpVgmuLOcdhLic=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/web-0412zat-tbser-2xfm-web.gif)
Illustratie XF&M
Met de hoofdbehandelaar van de kliniek klikt het niet, dat is het echtpaar wel duidelijk. Hoeveel hebben ze er in al die jaren al gezien? Zowat elke zitting een nieuwe. Ze vroegen zich af: pest hij die behandelaren weg? Maar zo werkt het niet. Een nieuwe hoofdbehandelaar bij elke nieuwe stap in de resocialisatie, dat is het systeem. Nieuw behandelplan, nieuwe afweging. En een deel van de behandelaars, zzp’ers, hopt van de ene naar de andere kliniek. Het is zwaar werk, onderbetaald. Het verloop van tbs-personeel is groot, overal. Elke keer een nieuw gezicht, sommige tbs’ers worden er helemaal gek van.
Het echtpaar begrijpt dat wel: telkens een nieuwe, dat kan toch nooit goed zijn? Hoe vaak hebben ze al niet een hoofdbehandelaar op een vraag van de rechter niet horen zeggen: „Daar kan ik geen antwoord op geven, ik ken hem nog niet zo lang.” Of: „Ik heb me nog niet zo goed ingelezen.” Als hij fel reageert zitten behandelaars soms zelf met klotsende oksels in de rechtszaal. Alsof ze amper weten wie hij is.
Stabiliteit, daar heeft hij het meest behoefte aan. Maar juist dat kan de tbs hem niet bieden. Dat zien ze. Zijzelf heeft wel eens een poosje therapie gehad en ook toen duurde het even voordat ze haar behandelaar vertrouwde. Hoe moet dat zijn voor hem?
Overplaatsing
Weten de rechters, behandelaars, psychiaters, psychologen wie hij is? Wie hij écht is? Zijn psyche kwam bij de rechtszitting in 1997 aan bod. Hij was naar het Pieter Baan Centrum gestuurd ter observatie en daar hadden de rapporteurs hem onzeker genoemd, angstig, weinig reflectief. Hij liet zich snel verleiden tot koppig verzet. Uit onmacht, noteerden ze. Niet uit onwil.
Maar hij maakte volgens hen óók een vriendelijke, verstandelijke indruk. Vlotte presentatie, innemend, humoristisch, verbaal begaafd. Al was hij niet in staat langdurige relaties aan te gaan. Vanwege zijn verleden, meenden de rapporteurs. Hij was onthecht, pedagogisch en affectief verwaarloosd. En ze diagnosticeerden hem met een antisociale, narcistische persoonlijkheidsstoornis. Die zou verklaren waarom hij zo slecht inzicht had in zijn gedrag. Waarom hij de vaardigheden niet bezat om zijn emoties en impulsen te beheersen, geen relaties met volwassen vrouwen kon aangaan. Verminderd toerekeningsvatbaar, werd aan de rechter het advies. Tbs met dwangverpleging binnen een stevige structuur. Omdat betrokkene anders niet voldoende motivatie zou kunnen opbrengen om te veranderen.
De motivatie was er wel, maar de verandering bleef uit. In zijn eerste kliniek, de Van der Hoeven, sloeg de behandeling, toegespitst op de gestelde diagnose, niet aan. Hij raakte gefrustreerd en in conflict met andere patiënten, de staf. Lag aan zijn gebrekkige gewetensvorming, het ontbreken van stabiele relaties, meenden de behandelaren. Vijf jaar therapie zonder effect maakte hem zo boos dat hij in 2002 de kliniek wist te ontvluchten, enkele dagen lang.
Overplaatsing naar de Van Mesdagkliniek. Weer nieuwe diagnoses. Schizoïde, alcoholafhankelijk, psychoseksueel, hyperseksueel, pedofiel, rigide, psychopathie – wat niet allemaal? Zijn goede wil verdween opnieuw toen het niet vlotte. Hij werd wantrouwend, overtrad regels als hij het er niet mee eens was. Longstay of libidoremmende medicatie werd ook toen de keuze. Hij weigerde allebei.
Nieuwe psychiater, nieuw advies: juist stapsgewijs resocialiseren. Geen pedoseksuele stoornis, zijn delictgedrag zou zijn ontstaan onder stresserende omstandigheden. Dakloos, geen netwerk. Beperkte sociale en emotionele vaardigheden belette hem om relaties met volwassen vrouwen aan te gaan. Seks met kinderen was de uitlaatklep, luidde de analyse. Binnen een stevige structuur zou het beter moeten gaan.
Overplaatsing naar Oldenkotte. Ook daar gedroeg hij zich in het begin meewerkend. Ook daar sloeg de behandeling niet aan. Een paar keer mocht hij met begeleid verlof. Maar op zijn kamer werd, zoals vaker, smokkelwaar gevonden. Een usb-stick, een mp4-speler. Ook bleek hij niet eerlijk over bezoek aan een datingsite. Regels overtreden werd een rode draad in zijn tbs-verloop. De gevolgen waren telkens dezelfde: verloven intrekken, aanvraag van de kliniek voor dwangmedicatie, longstay, telkens weer verworpen door hemzelf en de commissie die daarover beslist. Hij wil niet op de longstay belanden. En libidoremmers? Ze verhogen de kans op osteoporose, labiliteit, depressie, hoofdpijn, vermoeidheid, spierverlies. Hij slikt liever niets met bijwerkingen, vanwege zijn chronische astma.
Toen Oldenkotte in 2014 moest sluiten werd hij overgeplaatst naar de Oostvaarderskliniek. Zeventien jaar na het begin van zijn tbs kreeg hij daar, in Almere, een nieuwe diagnose: autisme. Het woord was al eens gevallen maar nooit eerder officieel vastgesteld. De behandeling was er dus ook nooit op gericht geweest. In opdracht van justitie hadden twee externe rapporteurs, psychiater Ladee en klinisch psycholoog Mei Thung, de diagnose nu wel gesteld. Ze schrapten de andere diagnoses. Vooral het autisme bepaalde volgens hen zijn delictgedrag. Libido remmende medicatie had dus ook geen zin.
Autisme verklaarde volgens hen ook zijn opstandigheid. Er werd te veel van hem verwacht, de benadering van behandelaren sloot niet aan bij zijn mogelijkheden. En vanwege zijn bovengemiddelde intelligentie lag overvraging op de loer. Verzet was het gevolg. Uit onmacht, niet uit onwil. Ze adviseerden overplaatsing naar een instelling met autisme als specialisme.
Geen pedofiel, geen persoonlijkheidsstoornis. Autist. Na de nieuw gestelde diagnose zag de kliniek hem groeien: beter omgaan met stress, beter in de samenwerking met anderen. Hij zette zich in voor zijn behandeling, zijn opleiding, was toekomstgericht. En ook op de resocialisatieafdeling van de Oostvaarderskliniek hield hij zich staande. Hij werd er omschreven als vriendelijk, respectvol, kalm, sociaal. Een periode van onbegeleid verlof verliep zonder problemen. Met goed risicomanagement was hij volgens de kliniek aan meer vrijheid toe: van beveiligingsniveau vier afschalen naar niveau drie. Dat zou kunnen in de forensische kliniek in Heiloo, gespecialiseerd in autisme. Eigen internet, eigen telefoon.
In die periode, voorafgaand aan Heiloo, zag het echtpaar hem in de rechtszaal ontspannen, voor het eerst. Ze hoorden over zijn verloven, dat hij na een lekke band op de fiets eens overstuur de kliniek had gebeld uit angst te laat terug te komen. Zagen ze nu dus ontwikkeling? Even schrikken was het wel: kwam hij binnen zonder bewaking, met alleen een vrouwelijke begeleider van de kliniek. Maar ze hadden hem nog nooit zo rustig op zijn stoel zien zitten. Hij luisterde, was toeschietelijk. Bij het kopje koffie na afloop zagen ze hem met haar buiten lopen, kletsend richting de auto. Het zag er vertrouwd uit.
Het was in die periode dat het echtpaar, vooral zij, open stond voor het dader-slachtoffer gesprek dat hij had aangevraagd. Ze ondertekenden een geheimhoudingsverklaring en Slachtoffer in Beeld regelde een gesprek met zijn hoofdbehandelaar en maatschappelijk werker erbij, ergens in Almere. Maar op het laatst werd het bezoek door de kliniek alsnog afgewezen, reden onbekend, terwijl een behandelaar op de daaropvolgende zitting er plots wél over begon. Het is de enige keer dat zij is gaan staan in de rechtszaal. Ze zei: „Er was toch getekend voor geheimhouding?”
Na de nieuwe diagnose duurde het drieënhalf half jaar voordat hij werd overgeplaatst naar Heiloo. Dat was langer dan hij had gehoopt, zijn wantrouwen groeide. Lag ook aan de maandenlange voorbereiding die volgens de kliniek nodig was om hem in Heiloo op zijn plek te krijgen. En toen het zo ver was, 5 juni 2018, werden duidelijke afspraken gemaakt: openheid, maar één pornosite bezoeken.
Aanvankelijk ging het goed. Hij volgde therapieën, deed arbeid, ontving familiebezoek. Maar toen zagen begeleiders dat hij op zijn computer had gezocht op termen als ‘girls with braces’ en ‘young blond teens’. Hij kreeg een waarschuwing. En na drie maanden was het klaar. Hij had een relatie aangeknoopt met een 35-jarige medepatiënte. De vrouw had zich naar hem afhankelijk opgesteld, hij had zich over haar ontfermd. Medewerkers hadden hem gewaarschuwd, dat hij geen hulpverlener was. Maar op een ochtend betrapte een medewerker ze samen in zijn bed. Voor de Oostvaarderskliniek was het klaar: hij had de relatie verzwegen en hiermee zijn afspraken geschonden. Dit was het bewijs dat zijn gedrag sterk afhankelijk was van de context waarin hij verbleef. Van Heiloo mocht hij blijven, maar de kliniek haalde hem nog dezelfde dag terug. Later bleek de vrouw op dezelfde wijze ook andere patiënten in de kliniek te hebben verleid. Ook die werden teruggeplaatst.
Longstay
‘Longstay of medicatie?” zegt Abdel Ytsma van Bureau TBS – hij is de advocaat van de beklaagde. Ytsma richt zich tot een van de deskundigen, psychiater Pieter Ronhaar, en zegt: „U denkt daar anders over, niet?”
Ronhaar: „Ik vind dat de Oostvaarderskliniek heel snel de conclusie heeft getrokken dat longstay de enige mogelijkheid is. Ze hebben hem direct teruggehaald, zonder te kijken of de incidenten kunnen worden omgebogen in een leerproces. Zijn behandeling, dat voel je al hier op de zitting, zál niet zonder incidenten verlopen. Dat is inherent aan de pathologie van meneer.”
„Waarom ziet u geen noodzaak tot libidoremmende medicatie”, vraagt Ytsma.
Ronhaar: „Zijn seksualiteit is opvallend aanwezig, maar ik zie geen duidelijke stoornis. En dan kun je zijn lust wel naar nul brengen, maar zijn autisme blijft incidenten geven.”
Ytsma, zich richtend tot klinisch psycholoog Mei Thung: „Ook u schat het anders in dan de kliniek?”
Thung: „Ik vind de definitieve terugplaatsing een gemiste kans. 2014 was echt een kantelpunt, je zag bij hem een toegenomen stabiliteit. De kliniek had deze situatie ook kunnen aangrijpen om hem te laten oefenen in het aangaan van relaties met volwassen vrouwen. Een beschermende risicofactor.”
„En u, meneer Van Onna?” Ytsma richt zich tot de psychiater werkzaam op de bewuste afdeling in Heiloo. „Van u had meneer best mogen terugkeren?”
„Bij risicotaxatie hoort ook risico-ácceptatie”, zegt Van Onna. „Pas bij afwijkend gedrag kun je een behandeling beginnen. Dan kun je het gesprek erover aangaan.”
Woest was hij na de terugplaatsing, dat zag het echtpaar wel. Hij had de moed verloren. Kans verprutst. Na dreigende taal tegen medewerkers van de Oostvaarderskliniek werd hij ook nog eens twee maanden in een prikkelarme kamer geplaatst. In de daaropvolgende zitting was hij bozer dan ooit. Telkens de rechter onderbreken. Het tikken van zijn voet was weer terug. Zijn nieuwe advocaat, een jonge vrouw, had hem nog tot rust gemaand, maar kon hem verbaal niet de baas. Hij moest worden verwijderd uit de rechtszaal. Daarna werd Abdel Ytsma zijn advocaat. Die houdt hem gewoon kort als het nodig is.
„Hoe nu verder”, vraagt de rechter de deskundigen.
Geef hem nog een kans, adviseren ze. Plaats hem op een plek gespecialiseerd in autisme.
„Dit is een impasse”, zegt Van Onna. „De relatie met de kliniek is nu zo verslechterd dat het voor iemand met autisme bijna onmogelijk is hier nog uit te komen.”
„Hij zal vanwege zijn autisme de randen blijven opzoeken”, zegt Thung. Bij stress, zegt ze, neigt hij nu eenmaal naar delinquent gedrag. Zoals bij de overplaatsing naar Heiloo, nieuw en spannend, en ook het misbruik was gepleegd in een periode van spanning: geen huis, geen geld, sociaal geïsoleerd. „Hij kon zijn frustraties niet bolwerken en zocht naar iets ‘fijns’.”
Dat ‘fijne’, weet het echtpaar, was hun dochter. Jarenlang had zij, moeder, niet eens aan hem kúnnen denken. Haar dochter die werd geprikt omdat ze een HIV-test moest ondergaan, terwijl moeder had gezegd dat ze geen prikjes meer hoefde. Voelt ze zich wéér belazerd. Daarna niet meer weten hoe je je kind moet aanraken. Ze wilde alleen nog bij paarden zijn. De tegenwerking van de lagere school. Inspecteur erbij. Lange tijd ging alle energie zitten in het gezin. Pas nu komt ze toe aan hém.
Zij – haar moeder – ziet zijn worsteling, het gevecht dat al zo lang duurt
Hoe kan ze begrip hebben voor deze man? Ze probeert zich te splitsen, haar gevoel uit te sluiten, niet te denken als ouder van. En dan ziet ze zijn worsteling, het gevecht dat al zo lang duurt. Al die diagnoses, wie kan dan door de bomen het bos nog zien? En dan die jeugd. Die liefdeloze jeugd. Altijd maar afgewezen, door niemand gewaardeerd.
Ze heeft het zelf meegemaakt. Haar eigen moeder vond haar een vervelend kind, haar vader zag haar niet staan. Niets kon ze goed doen in zijn ogen. „Wat weet jíj daar van? Dat snap jíj toch niet.” Ze werd er onzeker van. Haar lagere school-docent, die ervan wist, nodigde haar thuis uit. Daar zag ze wat een liefdevol gezin betekent. Dertig jaar later, na een paniekaanval in de Hema, kwam alles boven. Alsof er een gat in mijn maag zit, zei ze tegen de therapeut. Hij noemde het „geestelijk misbruik”. Dus ja, ze ziet overeenkomsten. Alleen, zij loste het anders op.
„De kernvraag is of kijken naar meisjes met beugels op internet ook aanzet tot delict gedrag”, vervolgt Thung. „Toen hij het misbruik pleegde was hij 26 jaar. Hij is nu vijftig. Een ander mens, andere omstandigheden.” Maar het echtpaar twijfelt of hij wel echt veranderd is. En wat als hij vrij komt? Waar moet hij op terugvallen? Buiten de tbs, denken ze, heeft hij niets.
Laatste woord: altijd een spannend moment. Ze zagen vaker dat hij in een voor hem gunstig verlopen zitting zijn laatste woord alsnog verpestte, zijn taal net iets te agressief. Maar ditmaal blijft hij netjes. „Ik krijg nu alweer ruim twee jaar geen enkele behandeling”, zegt hij verontwaardigd. „De deur gaat open, de deur gaat dicht, dat is het. Na 25 jaar tbs sta ik er nog slechter voor dan toen ik eraan begon.”
Zou hij spijt hebben, hebben ze zich vaak afgevraagd. Zij twijfelt, hij niet. Dat ze er anders over denken, leidde in het begin wel tot ruzies. Zij is goed van vertrouwen. Te goed, vindt hij. Ze schrok er zelf eens van. Net een half jaar na het hele gebeuren vroeg een onbekende man haar bij de supermarkt naar een telefooncel. Ze wees hem aan: om de hoek. “Kunt u anders even meelopen? Ik ben hier niet bekend.” Pas na een paar stappen besefte ze: nu doe ik hetzelfde als mijn dochter! Haar hart ging tekeer.
Tijd voor koffie. Het echtpaar staat op van de voorste rij.