Recensie

Recensie

Hoe migratie haar stempel op Amsterdam drukte

Geschiedenis Als het goed gaat met Amsterdam komen de migranten. En als de migranten komen, gaat het meestal goed met Amsterdam, stelt een nieuw boek. Maar er zijn ook problemen.

Nederlandse taalles voor vrouwen in het stadsdeelkantoor Bos en Lommer (1992).
Nederlandse taalles voor vrouwen in het stadsdeelkantoor Bos en Lommer (1992). Foto Frans Busselman/Stadsarchief

Op 5 januari 1965 kwam Ata Uslu met de trein vanuit Antwerpen op het Centraal Station van Amsterdam aan. Hij liep naar de Dam, zag de duiven en was verkocht. Hij sprak de eerste de beste persoon aan en vroeg in het Frans waar hij werk kon vinden. Uslu vertelde later: „Hij bleek een politieagent te zijn. Hij vertelde mij dat er volop werk was en bracht me naar een drukkerij in Haarlem. Ik was de eerste Turk daar.”

Uslu is een van de vele migranten in het boek van de historici Jan en Leo Lucassen over de stedelijke migratiegeschiedenis. Vanaf 1550 tot nu zijn nieuwe bewoners naar Amsterdam gekomen, vanuit andere delen van Nederland, vanuit Europa en van verder weg. Ze hebben hun stempels op de stad gedrukt en zijn erin opgegaan, zo wordt uit tal van voorbeelden duidelijk.

Dit boek over die geschiedenis komt voort uit een verzoek van de gemeente Amsterdam. Die vroeg om een „migratiegeschiedenis voor een breed publiek die laat zien hoezeer migratie verbonden is met de aard en ontwikkeling van de stad”. Zo’n verzoek roept de vraag op of een bepaald resultaat werd verlangd. Want het project Amsterdam Migratiestad, waar die opdracht uit voortkomt, is gericht op „het creëren van een positief verhaal”, aldus een gemeentelijk stuk. De auteurs schrijven echter dat ze alle vrijheid hadden om het boek te maken dat zij wilden.

Hun komst betekent voorspoed

De gemeente hoeft niet teleurgesteld te zijn. Dit boek over de migratie naar Amsterdam door de eeuwen heen is overwegend positief. De auteurs zien een sterke wisselwerking tussen de voorspoed van de stad en de komst van migranten. Als het goed gaat met Amsterdam, komen de migranten. En als de migranten komen, gaat het meestal goed.

Migratie is een belangrijk element van het DNA van Amsterdam, stellen de auteurs zelfs. Dat staat ook in de titel van het boek: Migratie als DNA van Amsterdam. Maar die titel is geen erg gelukkige keuze, want DNA is in deze context een veel te vaag begrip. Bedoelen ze dat migratie onlosmakelijk bij Amsterdam hoort? Het begrip suggereert ook een bepaalde onveranderlijkheid. Terwijl deze geschiedenis net zo goed aantoont dat migratie en de verhouding van Amsterdam met migranten allerlei vormen aannam, van omarming tot afwijzing, uitsluiting en nog erger.

Prent naar een ets van Rembrandt van een man in Perzische kleding, mogelijk een Armeniër (1658-1693).
Foto Rijksmuseum Amsterdam
Schilderij door Rembrandt van Rijn, mogelijk van Rembrandts buren in de Jodenbreestraat (1661).
Foto Mauritshuis
Prent naar een ets van Rembrandt van een man in Perzische kleding, mogelijk een Armeniër (1658-1693), en schilderij door Rembrandt, mogelijk van Rembrandts buren in de Jodenbreestraat (1661).
Foto’s Rijksmuseum Amsterdam, Mauritshuis

Dit boek begint in de zestiende eeuw, toen Amsterdam al een paar eeuwen bestond. Migranten waren in die tijd hard nodig, als de stad wilde groeien. Eeuwenlang waren steden ongezonde oorden, waar meer mensen stierven dan geboren werden. Voor bevolkingsgroei was ‘import’ noodzakelijk. En Amsterdam groeide vanaf ongeveer 1550 snel, vooral nadat de stad zich had aangesloten bij de opstand tegen Spanje en het bestuur protestants werd. Economische, religieuze en politieke motieven liepen door elkaar bij de nieuwkomers: hier waren mogelijkheden om hun geloof te belijden, of althans niet vervolgd te worden, én om zaken te doen of anderszins geld te verdienen. In de zeventiende eeuw werd waarschijnlijk het hoogste percentage inwoners bereikt dat in het buitenland was geboren – met 40 procent van het totaal.

Lees ook: ‘Wat is nou een echte Amsterdammer?’

Migratie in die Gouden Eeuw was ook divers. De migranten uit de Zuidelijke Nederlanden, onder wie veel kooplieden, zijn misschien het bekendst geworden. De Duitsers en Scandinaviërs waren misschien wel talrijker. Er waren ook kooplieden uit Armenië en Marokko. De tulband was onderdeel van het straatbeeld. Afrikaanse migranten, voor wie pas recent aandacht is, waren er ook, zij het in relatief kleine aantallen.

De auteurs presenteren veel bekende en minder bekende verhalen over deze en latere migranten en hun ontvangst in Amsterdam. Dat maakt het een interessant boek. De citaten uit persoonlijke getuigenissen van migranten en gevestigde bewoners springen er extra uit, doordat ze even licht werpen op de ervaringen van een nieuwe of juist een ‘echte’ Amsterdammer. In vier aparte hoofdstukken gaan gast-auteurs in op specifieke groepen en, een wat vreemde eend in de bijt, op de recente gentrificatie van Amsterdam.

Een familie Hongaarse ketellappers, een van de groepen Roma in Nederland, voor hun tent in Amsterdam in 1879.
Foto Rijksmuseum Amsterdam
De Jordanees Joop Evers, 83 jaar, was in dienst van de Firma Camozzi, een van de Italiaanse schoorsteenvegerfamilies (jaartal onbekend).
Foto Stadsarchief Amsterdam
Een familie Hongaarse ketellappers, een van de groepen Roma in Nederland, voor hun tent in Amsterdam in 1879. En de Jordanees Joop Evers, 83 jaar, die in dienst was van de Firma Camozzi, een van de Italiaanse schoorsteenvegerfamilies (jaartal onbekend).
Foto’s Rijksmuseum Amsterdam, Stadsarchief Amsterdam

Joodse metropool

Een van die aparte hoofdstukken gaat over de Joodse bevolking. Die kwam zowel uit Spanje en Portugal als uit Duitsland en Oost-Europa. Aan het einde van de achttiende eeuw was 10 procent van de bevolking Joods. Hoewel sprake was van systematische uitsluiting van Joden, bijvoorbeeld uit gilden, was het leven voor hen hier waarschijnlijk toch beter dan in andere Nederlandse steden. Bijzonder aan deze groep was dat die lange tijd als minderheid herkenbaar bleef. Amsterdam werd een onbetwiste Joodse metropool, schrijft Bart Wallet in zijn hoofdstuk, waarin de toon over de positie van de Joden veel positiever is dan in de tekst van de broers Lucassen.

Zij leggen meer de nadruk op de geïsoleerde positie van Joden in de zeventiende en achttiende eeuw. Ze vergelijken die ook met de „stigmatisering” van islamitische Nederlanders nu. Meteen voegen ze daaraan toe dat de verschillen tussen deze twee periodes heel groot zijn. Dat is terecht, en zo blijkt dat historische vergelijkingen vaak maar tot op zekere hoogte opgaan.

Jordaans en Kalverstraats

Aan het eind van de achttiende eeuw was de aantrekkingskracht van Amsterdam afgenomen. Er volgde een langdurige dip in het aantal nieuwkomers. Amsterdam was niet meer de bruisende stad die gericht was op de buitenwereld, maar werd bijna een gewone Nederlandse gemeente. Er vertrokken meer mensen dan erbij kwamen. In deze tijd ontwikkelden verschillende buurten een sterker eigen karakter en taal. Er werden maar liefst negentien verschillende varianten van het Amsterdams onderscheiden, met als belangrijkste het Jordaans, het Jodenhoeks, Kalverstraats, Kattenburgs en Haarlemmerdijks. In sommige van die buurttalen waren invloeden van buitenlandse talen terug te horen. Amsterdam werd in die tijd Amsterdamser, meer een product van lokale ontwikkelingen van internationale bewegingen van mensen.

Na 1870 nam de migratie weer toe, eerst vooral uit het binnenland. Onder de buitenlanders die hier heen kwamen waren veel katholieke Duitsers. Enkelen van hen stichtten succesvolle winkelbedrijven, zoals V&D en C&A. Deze migranten introduceerden ook de kerstbomentraditie. Een Joodse achtergrond hadden de stichters van de Bijenkorf, Maison Hirsch & Cie en de Bonneterie. Uit Duitsland kwamen veel socialisten, op de vlucht voor de ‘ijzeren kanselier’ Otto von Bismarck.

Belgische vluchtelingen

Een paar duizend Belgische vluchtelingen verbleven tijdens de Eerste Wereldoorlog in Amsterdam. In die tijd van toenemend nationalisme werd het onderscheid tussen eigen burgers en vreemdelingen scherper. De roep om ‘eigen arbeiders eerst’ klonk. Misschien wel kenmerkend voor Amsterdam was dat die negatieve houding er ook was tegen Engelse jazzbands en Tiroler kapellen die hier in restaurants en bars optraden. De afgrenzing werd op veel wrangere manier duidelijk in het beleid om Joodse vluchtelingen in de jaren dertig zoveel mogelijk te weren. Toch wisten sommigen naar deze stad te komen.

Belgische vluchtelingen op het Damrak in de Eerste Wereldoorlog.Foto Stadsarchief Amsterdam

De Tweede Wereldoorlog bracht de meest dramatische wending in de Amsterdamse migratiegeschiedenis. Van de 80.000 Joodse Amsterdammers waren er na de oorlog nog hooguit 10.000 in leven. De vervolging was in gang gezet door de Duits bezetter, „tijdelijke migranten”, maar werd ook mede door Amsterdammers uitgevoerd.

Na de oorlog kwamen er tienduizenden mensen vanuit Nederlands-Indië, dat al snel Indonesië werd, naar Amsterdam. Ze trokken niet alleen naar Den Haag, ook naar de hoofdstad. Er was zelfs een Indische hbs in Amsterdam.

Spectaculaire verandering

Dat migranten werden aangetrokken door een gunstige economie en andere positieve omstandigheden zoals een bruisend cultureel leven, is niet zo vreemd. Dat ze daar vaak aan bijdroegen ook niet. In de jaren zestig en zeventig leidde de komst van migranten naar Amsterdam volgens de broers Lucassen tot een spectaculaire verandering. Turkse gastarbeiders werden veelal geworven door bedrijven, Marokkanen kwamen vaak op eigen gelegenheid. Er was hier volop werk, zoals migrant Uslu merkte. Er kwam ook een grote groep Surinamers, van wie velen in de Bijlmer terechtkwamen.

Chinees restaurant, Binnen Bantammerstraat (jaartal onbekend). Foto Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad

Niet altijd liepen die ontwikkelingen van migratie en de ontwikkeling van de stad gelijk op, zoals de auteurs erkennen. Dat de economische ontwikkeling tegen ging zitten kort nadat veel Turken, Marokkanen en Surinamers zich hier hadden gevestigd, leidde tot grote problemen. Er was hoge werkloosheid, er ontstonden achterstandswijken. De integratie stagneerde.

Lees ook: De moslimmigrant van nu is anders

Hoewel veel van de kinderen van deze migranten inmiddels de weg heeft gevonden naar betere opleidingen en banen, dreigt een ander deel aan de onderkant van de samenleving te blijven steken, luidt een van de minder optimistische conclusies. De auteurs wijzen ook op de onverdraagzaamheid, radicalisering en criminaliteit in sommige migrantenkringen. Door die kwesties te noemen, ontkomen de auteurs aan het verwijt een al te rooskleurig beeld te hebben geschetst van migratie. Ook wordt in dit boek niet het halleluja gezongen over Amsterdam als de altijd tolerante en altijd gastvrije stad.

De belangrijkste boodschap blijft dat het met de meeste migranten wel goed komt. Zij of hun nakomelingen worden ook echte Amsterdammers. Wat dat dan ook mag betekenen.

In de laatste periode is de herkomst van migranten diverser, van hoogbetaalde werknemers die mede de huizenprijzen opdrijven tot studenten en vluchtelingen. Soms komt het verschil tussen die groepen al tot uitdrukking in de benamingen. De ene werkende nieuwkomer is een expat, de ander een arbeidsmigrant.

In 2020 was 33 procent van de bevolking in het buitenland geboren of had minstens één in het buitenland geboren ouder. Net iets minder dan in de zeventiende eeuw.

Kinderen bij basisschool De Polsstok in de Bijlmer, 1990.Foto Stadsarchief Amsterdam

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.