Wat zijn de gevolgen van de hoogste inflatie in Nederland in bijna veertig jaar?

Stijgende prijzen Sinds 1982 was de inflatie in Nederland niet zo hoog als in november. Deze flinke geldontwaarding vreet de koopkracht aan, en stelt het kabinet daarmee voor een grote uitdaging.

De hoge inflatie is vooral het gevolg van de gestegen energieprijzen. Naast gas en elektriciteit werd ook benzine in november fors duurder.
De hoge inflatie is vooral het gevolg van de gestegen energieprijzen. Naast gas en elektriciteit werd ook benzine in november fors duurder. Foto Rob Engelaar / ANP

September 1982: zo lang is het geleden dat de inflatie in Nederland zo hoog was als over afgelopen november. Het Centraal Bureau voor de Statistiek berichtte dinsdag dat de inflatie, volgens de nationale rekenmethode, 5,2 procent bedroeg. Volgens de geharmoniseerde index van de consumentenprijzen (HICP) van de Europese Unie bedroeg de inflatie in Nederland over november zelfs 5,9 procent.

Waarom is de inflatie zo hoog, en wat zijn de gevolgen daarvan? Het antwoord op de eerste vraag is: vooral door de energieprijzen. Gas is in november fors duurder geworden (53 procent), elektriciteit ook (75 procent) en hetzelfde geldt voor benzine (31,4 procent).

‘Energie voor huishoudens’, de verzamelcategorie, was in november 2021 gemiddeld maar liefst 57,4 procent duurder dan in dezelfde maand vorig jaar. De kosten van het ‘gebruik van privévoertuigen’, waarvan de benzineprijs het leeuwendeel is, liepen met 20 procent op. Beide prijzen vallen binnen een bestedingscategorie van huishoudens die relatief niet eens zo heel groot is: respectievelijk 3,5 procent en 6 procent van de gemiddelde maandelijkse uitgaven. Maar omdat ze zó fors stijgen, drijven ze samen de gemiddelde prijsstijging – de inflatie – toch enorm op.

Haperende ketens

Veel andere bovengemiddelde prijsstijgingen zijn terug te voeren op de haperende productieketens die over de wereld lopen. Kleding (5 procent duurder) en schoenen (3,4 procent) vallen daaronder. Het ketenprobleem kan samenvallen met het toegenomen tekort aan computerchips. Zie de spullen waar die chips in zitten: audio- en videoapparatuur steeg met 4,5 procent in prijs, mobiele telefoons met 4,8 procent en auto’s (grootverbruikers van chips), die het grootste deel uitmaken van de bestedingen aan voertuigen, stegen met 4,7 procent in prijs.

Lees ook dit artikel: Steeds meer wordt duidelijk hoe groot het chiptekort is voor de auto-industrie

En dan zijn er nog de diensten van bouwers en klussers. Die kampen met materiaaltekort én personeelsschaarste. Veel consumenten zullen dit jaar geschrokken zijn van de hoogte van de offertes die zij aanvroegen. Dat blijkt ook uit de cijfers: onderhoud en reparaties aan de woning werden 9,1 procent duurder.

Tegenover al dat prijsgeweld staan grote bestedingscategorieën die juist zeer gematigd zijn. Voedingsmiddelen werden slechts 1,1 procent duurder, en maken 12 procent van alle uitgaven uit. Woninghuur (voor huurders) en toegerekende huur aan de eigen woning (voor kopers) stegen slechts met 0,8 procent en 0,7 procent in prijs. Samen zijn deze twee goed voor bijna een kwart van alle bestedingen van huishoudens – de toegerekende huur is op zichzelf al goed voor een zestiende.

Hier zit ook een belangrijk verschil met het veel hogere, Europese cijfer van 5,9 procent voor de Nederlandse inflatie. Brussel neemt de categorie ‘toegerekende huur’ niet mee. En die verliest zo zijn matigende invloed op het daar berekende Nederlandse inflatiecijfer.

Explosief

De hoge inflatie heeft uiteraard invloed op het gemiddelde voor het hele jaar. Het CBS berekent dat tot en met november het jaargemiddelde voor de inflatie in 2021 2,4 procent bedraagt. Als, voor de vorm, ook in december een inflatie van 5,2 procent zou plaatsvinden, dan stijgt het jaargemiddelde over heel 2021 naar 2,6 procent.

Dat lijkt mee te vallen. De relatief gematigde inflatie van eerder dit jaar weegt in zo’n gemiddelde nog flink mee. Maar het omgekeerde geldt voor volgend jaar. Stel dat de inflatie in december 5,2 procent bedraagt, maar volgend jaar gestaag daalt tot 2 procent in december 2022. Dan resteert alsnog een gemiddelde inflatie van 3,5 procent over heel volgend jaar.

Dat is vrij explosief. Het demissionaire kabinet rekent officieel met een koopkrachtstijging van gemiddeld 0,8 procent in 2021, bij een gemiddelde inflatie (Europese methode) van 1,9 procent. Voor 2022 staat een koopkrachtstijging van maar 0,1 procent in de boeken, bij een inflatie van 1,8 procent. Een hoger dan verwachte inflatie vreet de koopkracht aan. Dit jaar kan er van de gehoopte koopkrachtstijging al vrijwel niets meer overblijven. Voor volgend jaar moet nu al rekening worden gehouden met een koopkrachtdaling die misschien wel 1,5 procent kan gaan bedragen.

Wat vaststaat is dat veel prijsopdrijvende effecten van dit jaar volgend jaar vanzelf afnemen

Lees ook dit artikel: De inflatie loopt nóg verder op. Wat zit daar achter?

Twee variabelen zullen dat hoofdzakelijk gaan bepalen: het verloop van de inflatie zelf, en de ontwikkeling van de inkomens van mensen. De meeste economen en centrale banken verwachten dat de inflatie volgend jaar gestaag afneemt. Wanneer, en in welk tempo, is de vraag. Wat wel vaststaat, is dat veel prijsopdrijvende effecten van dit jaar volgend jaar vanzelf afnemen. Energie is de belangrijkste factor. En als de energieprijzen in heel 2022 hetzelfde blijven als nu, valt de vergelijking met een jaar geleden telkens iets milder uit, tot hij nul wordt. Met zo’n ‘base effect’ hebben we op dit moment trouwens ook al te maken. Vorig jaar rond deze tijd daalden de energieprijzen nog sterk, zodat de vergelijking met nu extra hoog uitvalt.

Dan zijn er de inkomens: lonen, uitkeringen en pensioenen. Als die harder stijgen dan gedacht, dan kan dat het koopkrachtverlies deels compenseren. In de Nederlands economie waar nu voor elke 100 werkzoekenden 126 vacatures zijn, zou het met de gemiddelde loonstijging harder kunnen gaan dan gedacht. Uitkeringen en pensioenen vallen grotendeels in het domein van de collectieve besluitvorming. De roep ze extra te verhogen zwelt al aan, en zal alleen maar luider worden. Maar als de hogere lonen straks zelf worden doorberekend in nog hogere prijzen, dan kan de gevreesde ‘loonprijs-spiraal’ ontstaan die de inflatie verder opjaagt.

Dat is, tegen het kennelijke einde van de kabinetsformatie, een behoorlijke uitdaging voor een nieuw kabinet. Want de inflatie van nu mag dan een heuvel zijn, die straks achter de rug is. Het pad eroverheen wordt steeds smaller, en gevaarlijker. Want het repareren van koopkracht riskeert weer hogere inflatie, maar het nalaten daarvan de woede van de kiezer.