In Napoli kan ‘de hand van God’ maar één ding betekenen: het handbaldoelpunt van Diego Maradona in de WK-kwartfinale tegen Engeland in 1986. Uiteraard staat het in deze film voor veel meer, maar Maradona speelt wel degelijk een sleutelrol in deze autobiografische coming-of-agefilm die speelt in Napels, medio jaren tachtig.
Over Paolo Sorrentino zelf dus, die in zijn film Youth de oude, dikke Maradona door een sanatorium liet schuifelen. Hier komt de voetballer één keer in beeld: op de rug, terwijl hij vrije trappen traint. Maar Maradona is continu achtergrondruis. Tekent ‘Pluisje’ voor voetbalclub Napoli? Hij is ieders obsessie, ook van Sorrentino’s alter ego Fabietto (Filippo Scotti). Maradona redt zijn leven, zoals hij Sorrentino’s leven redde.
The Hand of God is een ode aan zijn familie, jeugd en Napels. Een waargebeurde tragedie staat centraal, toch is de toon rozig, geestig, soms ook plat. Paolo Sorrentino, erfgenaam van Fellini, filmt hier zo fellinesk dat het bijna parodie wordt. De rijpe Fellini van Amarcord en Roma wel te verstaan, die uit zijn vroege herinneringen fragmentarische, theatrale films vol kleurrijke, groteske personages destilleert. Die Fellini duikt ook persoonlijk op in The Hand of God, zij het buiten beeld: tijdens een auditie in Napels met een wachtkamer vol Fellini-types.
De bedachtzame tiener Fabietto is een stille, maar zelfbewuste waarnemer, zijn familie een amusant gekkenhuis. Papa Saverio (vaste kracht Toni Servillo) is een kleinburgerlijke communist met buitenvrouw, mama Maria (Teresa Saponangelo) zit vol practical jokes en melodrama, broer Marchino (Marlon Joubert) is steun en toeverlaat, zus Daniela houdt altijd de badkamer bezet. Een tragische bijrol is er voor de exhibitionistische, dromerige tante Patrizia (Luisa Ranieri) en haar ziekelijk jaloerse echtgenoot. ‘Comic relief’ biedt een babbelzieke zwager met blikkerige stemprothese en een obsceen vloekende grootmoeder. Halverwege verlaat Fabietto noodgedwongen die veilige binnenwereld; ‘de barones’ bevrijdt hem dan van zijn maagdelijke lethargie, een vrolijke smokkelaar neemt hem mee op avontuur.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/11/data79022398-576be9.jpg)
Sorrentino schetst een warm, welbekend portret van Napels als stad van oeroud mysterie, vulgaire vitaliteit en raadselachtige ontmoetingen. Er zijn prachtige panorama’s van de baai van Napels, magisch-realistische episodes en filmcitaten: Fabietto op de pikzwarte helling van Stromboli. In de finale neemt een iets minder bekende regisseur Fabietto de maat: Antonio Capuano. Dus Fabietto wil ook regisseur worden? Mooie plaatjes, fantasie, mythes: dat volstaat niet. Heeft hij zélf ook iets te vertellen? Heeft hij een verhaal?
Paolo Sorrentino lijkt hier in gesprek met critici die deze film wellicht te kluchtig vinden, te kabbelend, los zand. Reduceert Sorrentino zijn persoonlijke trauma niet tot amusante anekdotes? Ik zie eerder een filmgod die met vaste hand de verhalen vormgeeft die hij in de loop der tijd rond zijn eigen jeugd verzon. Zoals zijn alter ego Fabietto zegt: „Ik hou niet van de realiteit. De realiteit is klote.” The Hand of God is doordrenkt van Sorrentino’s melancholieke ironie: een seculiere zoektocht naar zin en poëzie. En laat zien waar zijn stijl en houding vandaan komen.