Voor een glanzend zwarte vleugel staan twee ouderwetse, houten stoeltjes op het toneel. Op een ervan zit Diederik van Vleuten. Hij speelt een quatre-mains: Ma Mère L’Oye, ofwel Moeder de Gans, van componist Maurice Ravel – een stuk dat bedoeld is voor twee pianisten. Maar de stoel naast hem is leeg. „Op mijn veertiende speelde ik dit met mijn moeder”, zegt hij na afloop. „Haar vader speelde het weer met haar. Ook dat is een patroon in onze familie.”
Patronen in familiegeschiedenissen. Daarover gaat de nieuwe voorstelling van Van Vleuten, Moedig voorwaarts, die deze week in première gaat in theater De Kleine Komedie in Amsterdam. De voorstelling is niet alleen een ‘monumentje’ voor zijn moeder, die eerder dit jaar stierf, maar ook een universeler verhaal over familiesystemen. Zo verbeeldt Van Vleuten de oorlogsmemoires uit zijn moeders jeugd, speelt hij dierbare pianostukken en memoreert hij gesprekken die hij met zijn psychiater voerde om familiepatronen te doorzien. De hoofdvraag: hoe werken gebeurtenissen uit het verleden door in generaties erna?
Moedig voorwaarts is daarmee, na eerdere historische programma’s over Nederlands-Indië (Daar werd wat groots verricht), de Eerste Wereldoorlog (Buiten Schot) en Churchill (Mijn nachten met Churchill) zijn meest persoonlijke voorstelling tot nu toe, zegt Van Vleuten. „Ik wilde meer weten over de geschiedenis van mijn moeder, enerzijds om mezelf beter te begrijpen. Maar ook om mijn moeder erkenning te geven voor wat ze heeft meegemaakt.”
U had eerst een ander theaterprogramma op de plank liggen.
„Ja, dat maakte ik toen de anderhalvemeterregel nog gold in theaters. Het was een theatercollege over Leonardo da Vinci – zijn jeugd als bastaardzoon, zijn drijfveren – waarbij mensen niet direct naast elkaar hoefden te zitten. Voor een verhaal over een schilderij als de Annunciatie is saamhorigheid en intimiteit minder noodzakelijk dan voor een verhaal over oorlogsherinneringen. Ik speelde drie try-outs, toen sloten de theaters. Toen mijn moeder in januari overleed, besloot ik de canvassen met schilderijen definitief op te ruimen.”
Wat maakte dat u een voorstelling over uw moeder wilde maken?
„Haar dood had een enorme impact op mij. Er kwamen allerlei herinneringen boven, zowel over mooie als moeizame kanten van onze relatie. Sommige mensen zijn vier seizoenen in een dag, mijn moeder was soms vier seizoenen in één zin. Dat leverde pijnlijke momenten op: ze zag dingen vaak als een aanval, zei snel dat ik ruzie zocht. Door die herinneringen kreeg ik behoefte om haar beter te begrijpen. Daarbij kwam dat er veel materiaal beschikbaar was: mijn moeder was 87 toen ze overleed, en nog vlijmscherp. Ze had haar oorlogsherinneringen recentelijk nog opgetekend in een boekje.”
U heeft het in de voorstelling veel over familiesystemen. Wat bedoelt u daarmee?
„Het gaat over het doorgeven van trauma’s. Hoe gaan nieuwe generaties om met trauma’s van hun ouders? En zijn ze zich ervan bewust? In mijn familie is veel opgeschreven, dat is een enorme rijkdom. Door het familiearchief weet ik bijvoorbeeld dat mijn betovergrootmoeder met haar vijf jonge kinderen in 1879 schipbreuk leed op de Somalische kust. Ze vochten in de woestijn voor hun leven. Ik vind het dan niet gek dat een van haar dochters, als reactie op dat trauma, haar leven lang alleen maar voor andere mensen zorgde en zichzelf vergat. Daardoor verloren háár kinderen weer op jonge leeftijd hun moeder, en moesten ook zíj vroeg voor zichzelf zorgen.
„Verder werden veel gebeurtenissen in die tijd totaal doodgezwegen. Ik weet bijvoorbeeld ook dat mijn oudoom Jan in Nederlands-Indië tijdens de oorlog en de Politionele Akties erna verschrikkelijke dingen heeft gezien. Er werd niet over gesproken, maar zulke trauma’s doen wel iets met mensen, en dus ook met hun kinderen.”
/s3/static.nrc.nl/images/stripped/1904tzdiederikgroot.jpg)
Welke trauma’s had uw moeder, denkt u?
„Mijn moeder was een kind in oorlogstijd. Zo zag ze Britse vliegtuigen neerstorten, werd de vader van een van haar klasgenootjes geëxecuteerd en werd ze zelf een keer bijna neergeschoten toen ze op haar bed stond te springen en een Duitse soldaat een kogel afvuurde omdat het verduisteringspapier niet goed voor de ramen zat. Daarbij kwam dat haar vader een verzetsman was: er kwamen dus vaak vreemde mannen met schuilnamen over de vloer, en ze moest ook wel eens boodschappen doorgeven waarover ze met niemand mocht praten. Ze liep altijd rond met geheimen, ze wist dat ze haar vader moest dekken. Dat is een veel te grote verantwoordelijkheid voor een kind, en daardoor denk ik dat ze emotioneel veel tekort is gekomen. Al had haar vader natuurlijk de intentie om haar te beschermen.”
Wat merkte u daarvan?
„Zulke spanning is na de oorlog niet zomaar weg. Haar emotionele luikjes konden soms dichtgaan, dan bouwde ze een muur om zich heen. Over de oorlog werd wel gesproken, maar vaak met humor, of als een spannend jongensboekverhaal. Echte emoties werden onder de tegels gestopt. Kinderen voelen dat – ik was vaak bang voor conflicten, laveerde om alle emoties heen en voelde me het jongetje dat alles goed moest maken. Bij ons kon het thuis, naast al het goede, ook een emotioneel mijnenveld zijn.”
Een mijnenveld waarop uw moeder zelf ook had moeten lopen?
„Precies. Dat is het doorgeven. Ik heb vaak gedacht: jij Friese stijfkop, kon je na een ruzie niet gewoon een keer sorry zeggen? Ik ervoer dat als een groot gemis. Maar ze kón geen sorry zeggen – door wat ze had meegemaakt. Dat is een verdrietig onvermogen, maar ook iets waar ik nu met compassie naar kan kijken.”