Opinie

Oog in oog met het drama van de laatste student

Stine Jensen

In een leslokaal van de Universiteit van Amsterdam kwam de VDDN, de Vereniging van Docenten Deens in Nederland, bijeen voor hun jaarlijkse studiedag. Ik gaf een lezing in het Deens, en begon met een vooruit-verontschuldiging voor de taalfouten die ik zou gaan maken. Bij ons thuis werd Deens gesproken, maar die gesprekken gingen meestal over huis-, tuin- en keukenzaken, dus er zitten cruciale lacunes in mijn vocabulaire. De groep bestond uit een stuk of twintig vrouwen van middelbare leeftijd die er met hun comfortabele kleding allemaal erg Deens uitzagen. Ze knikten vriendelijk, het gaf niks, mijn gebrekkige Deens, dat hadden ze als (voormalig) docent wel vaker meegemaakt. Helemaal vooraan zat iemand die sterk afweek van het profiel. Ik vroeg de jongeman, ik schatte hem een jaar of twintig, of hij student was. Jazeker, zei hij blij. Kon de rest niet komen, informeerde ik. „De opkomst is 100 procent. Ik ben de enige student Deens in Nederland.”

Hij vertelde dat hij Deens was gaan studeren omdat hij de Deense series en films zo goed vond. Zijn liefde voor Denemarken was vooral door één acteur gegroeid. Met de andere Scandinavische talen ging het iets beter. Bij Noors zaten acht studenten. Acht! Het kon Deense arrogantie zijn, maar het leek me sterk dat al die studenten het werk van Karl Ove Knausgård in de moedertaal wilden lezen. Dat waren vast slimme klimaatstudenten, die een toekomst boven de zeespiegel wilden.

Ik was corona prompt vergeten, kon mijn ogen niet afhouden van het drama in mijn blikveld, de laatste der Mohikanen, een uitstervend soort, van wie er nog maar één exemplaar in Nederland was. Dat het niet goed ging met de kleine talen op de universiteiten was me bekend, maar... de laatste student Deens! Onlangs nog hadden de universiteiten met veel boter op hun hoofd verschrikt aan de bel trokken toen bleek dat 80.000 buitenlandse studenten (zo’n kwart van de totale studentenpopulatie) zich hadden ingeschreven bij Nederlandse universiteiten. „Internationalisering draagt bij aan de kwaliteit van het onderwijs”, had de Vereniging van Universiteiten (VSNU) lafjes gereageerd, om daarna iets te mompelen over huisvestingsproblemen en overspannen docenten. Internationalisering betekent inmiddels: iedereen steenkolenengels. Al veel langer zijn we de prachtige meertaligheid van Europa uit het oog verloren, maar wie maalt er nog om?

Lees ook: We verliezen onze kennis van de vreemde talen

Over een ander uniek exemplaar verscheen deze week trouwens een boek: Amalia, onze toekomstige koningin. Het begon allemaal met een tsunami van foto’s van de gelukkige auteur (Claudia de Breij) die het exemplaar van dichtbij had mogen observeren. Er was veel te doen om het gele notitieboek dat De Breij had meegenomen. Het unieke exemplaar had licht spottend „waarom niet oranje” gezegd. De laatste keer dat de kleur van een notitieboekje zoveel opwinding opleverde was in 1962, toen Doris Lessing haar hoofdpersoon Anna in The Golden Notebook aantekeningen liet maken in drie verschillende schriften, rood, geel en blauw, wat leidde tot copycatgedrag onder vrouwen. 50.000 exemplaren waren er gedrukt over het leven van dit unieke exemplaar, met de bondige titel Amalia. Ze was onder uitzonderlijke omstandigheden toch zo gewoon mogelijk gebleven en overwoog om een zo doorsnee mogelijke studie te gaan volgen (economie of rechten). Ik geef toe dat ik gehoopt had op iets opwindends, dat ze lesbisch was, dat ze Noors of Deens wilde studeren maar dat was niet zo. En dat was misschien maar goed ook, want mensen keken nu al naar haar alsof ze „een goudvis op haar hoofd had”.

Ik onderbrak mijn lezing voor een serieuze mededeling. ‘De laatste student is onder ons’. Den sidste student. Een docent fronste haar wenkbrauwen. Nu moest ze me toch gaan corrigeren. Om te beginnen kon ik niet spreken van ‘laatste’. Dat wisten we immers nog niet. De toekomst moest dat uit gaan wijzen. De ‘enige’ (eneste) was daarom correct. Verder kon je niet spreken van ‘student’ want dan had je het niet per se over een leerling van de universiteit. Het moest zijn ‘studerende’ (studerende). Den eneste studerende.

De laatste student Deens schreef dit alles aandachtig op in een zwart schrift (zwart!). Ik knikte bemoedigend. Hij was niet de laatste, hij was gewoon tijdelijk de enige in zijn soort.

Ik heb hem aangestaard alsof hij een goudvis op zijn hoofd had, maar verder kent nog niemand hem, geloof ik. Ik heb daarom voor de zekerheid achttien foto’s van ons samen gemaakt en 112 pagina’s over zijn leven geschreven. Ik hoop dat hij zijn studie afmaakt. Zijn naam is Gilles.

Stine Jensen is filosoof en schrijver.