De Serie Meesterpianisten is dood! Leve de Serie Grote Pianisten! De eerste verdween toen de coronacrisis impresariaat Riaskoff na ruim dertig jaar over de rand van het bankroet duwde. Het Concertgebouw besloot vervolgens de recitals met beroemde pianisten zelf ter hand te nemen.
Maar gelukkig zijn er dingen die niet veranderen, bijvoorbeeld Marco Riaskoff, zittend op de eerste rij van het frontbalkon, zoals altijd vooraf pratend over zijn tweede passie, Nederlandse schaatsprestaties. En ditmaal ook met aangrijpende verhalen over de recente dood van pianist Nelson Freire, die de afgelopen jaren menig gedenkwaardig concert gaf in zijn serie.
En dan was er natuurlijk nog het optreden van de Duitse pianist Igor Levit, die vorig jaar februari bij Riaskoff overdonderend debuteerde in een van de laatste recitals in de Serie Meesterpianisten, met muzikale testamenten van Beethoven en Mahler. Het programma oogde en klonk nu diffuser met de uiteenlopende atmosferen van Sjostakovitsj, Schubert en Prokofjev.
Levit begon bedachtzaam en zoekend met twee preludes en fuga’s van Sjostakovitsj. Daarna liet hij Schuberts Drei Klavierstücke helder klateren. De componist schreef de werken kort voor zijn dood, maar de pianist vermeed de nostalgie. Hij beschreef veeleer een Schubert die dankbaar de schoonheid en diepte van het bestaan in zich opneemt.
Zo helend als Schubert was, zo ontwrichtend kwam Prokofjevs Zevende Sonate binnen, met een onheilspellende klop in de linkerhand en een duivelse lach in de rechter. In dit werk uit de Tweede Wereldoorlog is de dood een angstaanjagend spook, hij sluit je niet – zoals bij Schubert – in zijn armen.
Soms zocht Levit even de randen van de stilte en de hoop op, vergeefs, want altijd verhief de woede zijn stem weer. Levit maakte zo er een actueel betoog van: het deed denken aan de verbale ‘oorlogen’ op sociale media. In zijn toegift balsemde hij de wonden met een meditatieve Bach.