Het is een teken van de goden: kinderen die geboren worden met tanden in hun mond zijn bestemd voor grootsheid. Zo zag Hannibal het levenslicht in het bezit van doorgekomen tanden, net als Ivan de Verschrikkelijke en Lodewijk XIV. En ook bij Napoleon was iets wits te zien toen hij het bij zijn geboorte op een krijsen zette.
De rest van zijn leven was hij bijzonder zuinig op zijn gebit. Hij schonk veel aandacht aan mondzorg – en met resultaat. Zijn persoonlijke bediende Louis Constant schreef in zijn mémoires: „Zijn tanden waren niet heel regelmatig, maar erg wit en erg mooi. Hij klaagde er nooit over.”
Historicus Frédéric Masson geeft een fraaie beschrijving van het ochtendtoilet van de keizer in zijn standaardwerk over diens dagelijks leven, Napoléon chez lui. Nadat hij zich geschoren had, dompelde Napoleon zijn hoofd onder in een zilveren bassin gevuld met water. Daarna reinigde hij zijn handen met Windsor zeep en een crème op basis van amandelen. Tot slot ging de keizer aan de slag met zijn gebit, waarvoor hij borstels met gouden handvatten gebruikte.
Masson: „Hij maakte zijn tanden zorgvuldig schoon met een stoker van buxushout, poetste ze daarna uitgebreid met een borstel gedoopt in opiaat en herhaalde dat met fijngemalen koraal. Hij spoelde zijn mond met een mengsel van cognac en vers water. Tot slot reinigde hij zijn tong met een zilveren schraper. Het is aan deze nauwgezette voorzorgsmaatregelen dat hij de perfecte conditie van zijn tanden toeschrijft. Die waren mooi, sterk en fraai gepositioneerd.” (Wat dit laatste betreft spreekt Masson Constant dus tegen.)
Omdat ook de orale gezondheid van de keizer geen gevaar mocht lopen, had hij een persoonlijke tandarts, Jean-Joseph Dubois-Foucou. Hij had een speciale set gereedschap – die hij nooit gebruikte. De keizerlijke chirurgien-dentiste was alleen nodig voor gebitsreiniging.
Tijdens zijn ballingschap op Sint Helena ging het mis met de ivoren wachters van de keizer. Zijn persoonlijk secretaris Emmanuel de Las Cases trof Napoleon daar in oktober 1816 aan met een zakdoek om zijn hoofd, jammerend: „Wat is de heftigste aandoening, de meest acute pijn? Dat is dus tandpijn.” Napoleons wang was rood een gezwollen. Het lijden duurde lang, maar de patiënt weigerde zich te laten behandelen door een dokter, ook al zaten er op een gegeven moment puistjes op zijn tandvlees en lippen. Na tien dagen noteerde Las Cases over de keizer: „De genezing van zijn mond vorderde; maar zijn tanden waren nog steeds erg gevoelig.” Vier dagen later was Napoleon beter, „trots dat hij zich niet aan de medische stand heeft overgegeven”.
Zoals wel meer stukjes Napoleon (haar, penis) belandde na zijn dood ook een tand onder de veilinghamer. In 2012 werd in Parijs zijn linkerbovensnijtand verkocht voor 12.000 euro. „Vertoont geen enkel spoor van cariës”, vermeldde het veilinghuis erbij.