Het is even na vijf uur ’s avonds. Een laatste reepje rode zon werpt zijn gloed over het Twentse landschap, zodat de eeuwenoude erves aan de meanderende Regge-rivier zich nog even op hun mooist aan de wereld kunnen tonen. Minuten later wint het duister het van het licht. En donker is ook echt donker, hier nabij Zuna, Rectum en Hexel.
Eenmaal op mijn bestemming, in buurtschap Notter, is het dan ook eenvoudig om te zien in welke schuur vanavond een televisieploeg is neergestreken. Het hele erf staat vol met lampen. Op de boerderij heerst nu de zoemende, opgewonden drukte van een televisieopname. Productieassistenten, cameralui, researchers en presentatoren lopen kriskras door elkaar. „Is iedereen al gepoederd?”, roept de een. „Kunnen we al beginnen?”, roept een ander. „We lopen nu al uit!”
Temidden van al die drukte loopt melkveehouder Gerrit. De televisieploeg is vanavond bij hem te gast. Uit zijn woorden spreekt een compleet andere logica dan de Hilversumse haast die er verder op het erf heerst. „Sorry, jongens de koeien kunnen nu pas worden gemolken.” Het geluid van de melkmachine zit het begin van de opnames in de weg. „Neem nog maar even wat krentenwegge”, zegt de producent tegen de gasten, „Maar praat alleen over koetjes en kalfjes. We moeten niet al ons kruit al verschieten.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/12/data65458060-25b669.jpg)
Donderdag nam documentairemaker en journalist van het jaar Geertjan Lassche op boer Gerrit’s erf Het Plattelandologisch Instituut op. Het recept: een keet, een groep plattelanders en twee vakkundige presentatoren verkennen samen al „kuierend”, op zijn Twents, één thema. De proefaflevering gaat over noaberschap, het eeuwenoude Oost-Nederlandse begrip dat inhoudt dat je buurt in feite je levensverzekering is.
„Ik houd van de stad”, licht de Rouveense maker toe. „En ik vind het terecht dat de stad centraal staat in het publieke debat. Maar kan het niet een keer andersom? De stad kan wel wat plattelandswijsheid gebruiken.” Zie daar de geboorte van een experiment, dat zaterdag 27 november bij RTV-Oost te zien zal zijn. De makers proberen de VPRO en de NPO met deze pilot voor landelijke zendtijd te interesseren.
Interessant is het experiment zeker. Op1, M, Jinek, ze mogen dan andere gasten hebben, de opgewonden sfeer die aan tafel heerst is in feite drie keer hetzelfde. Maar maakt Lassches format een kans? Wat opvalt is het tempo, dat vergeleken met een doorsnee talkshow haast weldadig aandoet. De presentator, actrice Johanna ter Steege, neemt de tijd. En dan is er nog iets wat ideeënman Lassche het ‘timbre’ van het platteland noemt. Dat is wat lastig definieerbaar, maar denk aan een combinatie van relativeringsvermogen, ook van jezelf, en een berustend soort tolerantie. „Leuv’n en laten leuv’n”, zoals het aan het eind van de uitzending klinkt uit de mond van gast Bennie Jolink.
„Dat doen we nog eens”, besluit Ter Steege als ze met haar sidekick, cabaretière Nathalie Baardman, de avond evalueert. „Maar we gaan het niet over CO2-uitstoot enzo hebben hoor. Dat vind ik vermoeiend.”
Jammer, dacht ik daarbij. Want juist over dat soort thema’s zou je de plattelandsstem wel eens willen horen als ‘ie niet aan het schreeuwen is om gehoord te worden.