Er is een groot tekort aan kussens. Kees zegt dat hij best naar de IKEA wil rijden om een paar honderd goedkope exemplaren in te slaan, maar dat mag niet. Kussens moeten brandvertragend zijn, zegt Leon, anders komen ze er niet in. Dan rol je maar een trui in een handdoek.
Een paar weken al is Kees Delbeek (58) fulltime spullen aan het regelen voor de asielzoekersnoodopvang in het Limburgse dorp Schinnen. En Leon Giezenaar (51) houdt het hele opbouw van de noodopvang zelf in de smiezen. Dat er geen kussens zijn, is welbeschouwd een klein probleem als je ziet wat er allemaal wél is. Onder zulke grote tijdsdruk.
Kijk, zegt Giezenaar, en hij opent de deur van een van de enorme, spierwitte paviljoens. Die zijn op een verlaten Amerikaanse legerbasis aan de rand van Schinnen in een paar dagen neergezet door de jongens van de festivalbranche die door corona toch weinig te doen hebben. Hij loopt langs de cabines die in de tenten zijn gezet: kamertjes – zonder plafond – van vier bij acht meter, met vier stapelbedden, acht geplastificeerde matrassen, acht lockers en acht laken/dekenpakketten. De dekens en matrassen zijn uiteráárd brandwerend, zegt Giezenaar.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data77168279-538e7e.jpg)
Belangrijk is de tientallen meters lange slurf tegen het dak van de tent, waar warme lucht doorheen wordt geblazen: verwarming. In Almere staan soortgelijke paviljoens, maar dan zonder verwarming. „Daar wordt het te koud”, zegt Giezenaar.
Hier, in Schinnen, is plaats voor 450 asielzoekers. Noodopvang natuurlijk. Mensen kunnen niet al te lang blijven. Maar zo heel kort zal het ook niet zijn. Al snel een aantal maanden. Want sinds een maand of drie komen er zo’n twaalfhonderd mensen per week aan in Nederland, en er is verder echt geen ruimte om hen op te vangen. De ruim tachtig asielzoekerscentra zitten propvol. Deels met mensen die nog in de procedure zitten, deels met mensen die al een verblijfsvergunning hebben maar nog geen huis.
Dus zijn Leon Giezenaar, locatiemanager van het nabijgelegen asielzoekerscentrum in Sweikhuizen, en Kees Delbeek hier aan de slag gegaan. Beide mannen werken al járen voor COA, de organisatie die de opvang van asielzoekers regelt, en ze pakken de klus geroutineerd en ogenschijnlijk relaxed aan.
Giezenaar vond het wel even spannend toen na een week de brandweer kwam controleren. „Je moet aan zoveel dingen denken”, bekent hij. Het terrein heeft verschillende nooduitgangen, en – ja hoor! – een aantal straatlantaarns bleek kapot: dan kunnen de mensen in geval van nood de uitgang niet vinden. Er moesten grote lichtmasten komen.
Ze staan er, de lichtmasten. En de brandweer was tevreden. Ook over de brandveiligheid van de gebouwen. Giezenaar besloot een aantal leegstaande gebouwen van de legerbasis te gebruiken als kantoor voor het personeel, voor de doktersdienst, als eetzaal en als recreatieruimte. Het bleek alleen lastig de verwarming en elektra aan de praat te krijgen. Daarom draaien aan één stuk door witte bestelbusjes het terrein op, vol plaatselijke loodgieters en monteurs.
Bowlingbaan voor Amerikanen
Giezenaar opent een deur naar een grote ruimte. Kees Delbeek heeft die vol gezet met oranje plastic stoelen en formica tafels. Ooit was het de bowlingbaan voor Amerikaanse militairen. Nu is het de eetzaal voor asielzoekers.
Hier wordt drie keer per dag een maaltijd geserveerd op wegwerpborden, vertelt Philippe van Nimmen van catering Umami – telkens in drie rondes, vanwege de aantallen. Hij heeft ervaring met de doelgroep die je natuurlijk niet een stamppot met worst kunt voorzetten. „We werken veel met gevogelte”, zegt Van Nimmen. „Kippenboutjes en drumsticks kennen ze over de hele wereld.” Rijst kan prima, pasta ook, friet is feest. Maar met groente is het weer opletten: paprika en mais vinden ze lekker, witlof of spruiten niet. Bloemkool met bechamelsaus: een no go. Van Nimmen: „Soms probeer je eens wat. Een keer puree of zo. Het is ook leuk als ze wat nieuws proeven.”
We lopen naar een volgend gebouw. Hier, zegt Leon, zou ik graag een paar pingpongtafels en biljardtafels neerzetten. Hij heeft stad en land afgebeld, maar nee, nergens waren pingpongtafels te krijgen. Er is nog wel het gymzaaltje van de legerbasis. Er wordt nog gezocht naar een COA-medewerker die er toernooitjes kan organiseren.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data78515843-bd99b4.jpg|https://images.nrc.nl/q1sqyWyXr4IxSm_Cv_r-aHaSKgc=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data78515843-bd99b4.jpg|https://images.nrc.nl/ayXKoZRn7A5JEHCaC8nC4CAAsLs=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data78515843-bd99b4.jpg)
Foto Merlin Daleman
Tegen het middaguur komt de eerste bus met asielzoekers het terrein opdraaien. Er zullen vandaag nog twee bussen volgen. Een veertigtal mannen stommelt de bus uit, met koffers, weekendtassen en plastic tassen. Het zijn voornamelijk Syriërs. Ze verzamelen in de eetzaal en zinken neer op de oranje stoeltjes van Kees, de tassen en koffers om hen heen.
Rood, groen en blauw
Staand op een verhoging legt een COA-medewerker uit dat ze in drie groepen worden verdeeld: rood, groen en blauw. Ze krijgen een pasje - om het terrein op en af te kunnen. Er zijn ook regels: niet binnen roken, niet vechten. En let op, de wifi doet het nu nog niet, maar vanavond wel.
Na eten en een slaapplek is wifi het meest essentieel, had Giezenaar eerder gezegd. „Zo houden ze contact met het thuisfront.”
De mannen kijken glazig, de meesten spreken geen Engels. Een jonge vluchteling uit AZC Sweikhuizen, die is meegekomen met Giezenaar, vertaalt alles zo goed mogelijk in het Arabisch.
Een voor een worden de mannen naar voren geroepen. Ze krijgen hun pasje en ook een papieren tasje met twee wc-rollen, een wegwerpscheermesje en een hotelverpakking shampoo en zeep. En een slotje voor de locker. In gebroken Engels vuren ze hun vragen af op de COA-medewerkers af. Hoe lang moeten we hier blijven? Wanneer krijg ik een gesprek met de IND? Vriendelijk maar beslist worden ze afgewimpeld. Ook de medewerkers zijn hier nog maar een dag. Er is trouwens niemand die de antwoorden weet op hun vragen.
In groepjes vertrekken ze naar de paviljoens, achter een COA-medewerker aan. Klos, klos over de houten vlonders. Gordijntje opzij (er zit geen deur in de cabines). Zoek maar een plekje uit.
Stank en lawaai
De volgende ochtend staan enkele geagiteerde mannen in de herfstzon buiten, vlak voor de aggregaat. De paar mannen die Engels spreken hebben het druk. Ze worden voortdurend aan hun mouw meegetrokken om de klachten en vragen te vertalen voor de journalist of de COA-medewerkers. Ze hebben slecht geslapen, zeggen ze. Het is koud, het stinkt en het is lawaaierig. Ze hebben niet eens een kussen. Ze willen sigaretten, maar ze hebben geen geld. Krijgen ze geen bankpasje dan? Kunnen ze niet terug naar het asielzoekerscentrum in Budel?
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data78515885-32ef4d.jpg|https://images.nrc.nl/vrBp_wTnUBBShp70xDON4j8bbsk=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data78515885-32ef4d.jpg|https://images.nrc.nl/lar9uRszFlKl9EpDDpYAIlflEAg=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data78515885-32ef4d.jpg)
Foto Merlin Daleman
Giezenaar staat ze rustig te woord. Nee, hij weet ook niet hoe lang ze zullen blijven. Ja, het is zijn taak om te zorgen dat ze het zo goed mogelijk hebben in de noodopvang, zegt hij. Maar het blijft behelpen, dat ziet hij ook.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data77542775-fc4a4c.jpg)