Recensie

Recensie Theater

Jeugddansopera ‘Anansi’ brengt veel stemmen en genres samen

Jeugdmuziektheater Voor het eerst werken De Nationale Opera en Het Nationale Ballet samen in een familievoorstelling, Hoe Anansi the stories of the world bevrijdde. Dans, opera en jeugdtheater inéén – werkt dat? NRC plaatst ‘Anansi’ in een web van meningen, van drie recensenten en drie (jonge) bezoekers.

Martin Mkhize als ‘Snake the Serpent’
Martin Mkhize als ‘Snake the Serpent’ Foto Michel Schnater

Elisabeth Oosterling, recensent jeugdtheater

In zijn paleis houdt een tijger (Agris Hartmanis) alle verhalen gevangen. Spin Anansi (Zwakele Tshabalala) is niet bang en wil ze bevrijden. Prima, zegt Tigri, maar dan moet je wel wat opdrachten uitvoeren. In Hoe Anansi the stories of the world bevrijdde verzint de titelfiguur vervolgens het ene na het ene plannetje om dieren in de val te lokken, die veel groter en sterker zijn dan hij.

De avonturen, gebaseerd op eeuwenoude West-Afrikaanse vertellingen, zijn door De Nationale Opera en Het Nationale Ballet gebundeld tot wervelend en fantasievol muziektheater. Het libretto van Maarten van Hinte gaat hink-stap-sprong van Nederlands naar Surinaams en Engels. ‘Tigri heeft jou genakt’, lacht Anansi’s vrouw (Katia Ledoux) bijvoorbeeld. De mengvorm werk goed, al is het Nederlands (door operazangers van over de hele wereld) niet altijd makkelijk te volgen.

Lees ook deze reportage over de ‘making of’ Anansi

Ondanks de diversiteit aan stijlen voelt Anansi, in regie van Kenza Koutchoukali, als een eenheid. Langzaam ontspint zich rond de fabels een verhaal over het belang van het vertellen van verhalen, en van een veelheid aan (verschillende) stemmen.

Mischa Spel, recensent opera

Eindelijk! De Nationale Opera en Het Nationale Ballet, al 35 jaar onder één dak in het multiculturele Amsterdam, hebben de krachten gebundeld voor een genre-overschrijdende, inclusieve familie-voorstelling. Natuurlijk hoop je dan vurig dat het resultaat direct bruisend en divers is als de wereld buiten de theatermuren. Maar Anansi buigt nogal zwaar door onder de goede bedoelingen.

Een ensemble van Balketorkest-musici zit links, rechts djembé-speler Carlo Hoop en percussionist Richard Jansen. Componist Neo Muyanga representeert een trend: de laatste tien jaar worden er veel Zuid-Afrikaanse opera’s gecomponeerd over vaak actuele, politieke thema’s. Zo ook Anansi. Aan de oppervlakte gaat het over Anansi die na enkele schermutselingen Tigri te slim af is, maar die wereld vol vrijgelaten verhalen, is dat niet ook ons geglobaliseerde heden, waarin slavernij en uitbuiting in de koloniën eindelijk meerzijdig worden beschouwd?

Muyanga tapt uit meer vaatjes. Zijn stijl is op een lapjesmanier eclectisch en blijkt – verdedigbaar voor een familievoorstelling – vaak meer verwachtingspatroon-bevestigend dan horizon-verbredend. De slang krijgt ‘Oosterse’, overmatige secunden; hoornaars enge geluiden (knarsende strijkstokken); het bos klinkt Efteling-achtig. Meest geslaagd is het koor van jonge dansers, die samen een lichte, lenige levenslust uitstralen. Maar overall mis je soms lichtheid, humor, eenvoud. Glorieuze uitzondering is mezzo Katia Ledoux (Akuba), onweerstaanbaar door haar sprankelende spel én geweldige stem.

Francine van der Wiel, recensent dans

Kijk, daar golft de rivier, daar zwermen de hoornaars, daar slingert de slang. Soms illustreren de negentien dansers helder het verhaal over de slimme listen waarmee de kleine Anansi zijn sterkere opponenten bedwingt. Aan choreograaf Shailesh Bahoran de al even uitdagende taak: vijf hiphopdansers te laten samenwerken met veertien klassieke dansers van de Junior Company van Het Nationale Ballet. De opdracht wordt nog gecompliceerder door de beperkte bewegingsruimte op het dichtbevolkte podium. Met stijlen mixen weet Bahoran wel raad: hij werd bekend door hiphop te mengen met elementen uit Indiase en hedendaagse dans. In Anansi voegt hij ook Braziliaanse capoeira toe. Misschien is het het overtal aan balletdansers, maar deze choreografie oogt overwegend als klassieke dans, nu en dan opgeleukt met een robbertje (uitstekende) popping, locking, whaaking en b-boying. In kooktermen: de choreografie wil niet binden. Het samenvoegen van stijlen lukt beter in een ensembledans waarin ‘hiphoppers’ partnerwerk doen met ‘balletters’. Samen dansend behouden ze toch hun eigenheid, waardoor het geheel even meer wordt dan de som der delen.

Raiza van Hes (9), bezoeker

„Ik ben normaal niet echt een voorstander van opera. Maar dit is niet zo’n opera. Ik vond het grappig dat ze begonnen over een 3D printer. Volgens mij hadden ze die in de tijd van Anansi nog niet. En ik vond het ook grappig dat ze gingen breakdansen, en dat er lichtgevende rolschaatsen waren, en dat ze contact maakten met het publiek. Het is leuke muziek, niet echt balletmuziek. Ik vond het ook gezellige muziek, en Surinaamse muziek. Ik zou nog wel eens naar een opera willen. Dan moet het niet zo eentje zijn die pijn doet aan je oren, maar eentje zoals deze.”

Emilia de Groot (11), bezoeker

„Ik vond het verhaal voor een voorstelling van ruim een uur een beetje veel van hetzelfde. Ik ben ook eens naar een opera van Wagner geweest en daar liepen liefde en verraad en geweld door elkaar heen. Dat vond ik spannender. De dansers vond ik het leukst, heel afwisselend met streetdance en salto’s en splits en balletsprongen. Dat je denkt: dát zou ik ook willen kunnen. Dat er wordt gezongen in drie talen maakt alles moeilijker te begrijpen. En je wil ook niet steeds de boventitels meelezen, want het gaat erom wat er gebeurt op het podium.”

Elske Schouten, bezoeker

„Het wennen begon bij de titel: Hoe Anansi the stories of the world bevrijdde. Waarom zeggen ze geen tori’s? En hoezo al dat Engels, ook in de zang? Net zoals ik als kind dacht dat alle zwarte mensen Surinaams waren, zo is ook mijn Anansi Surinaams. Anansi tori’s zijn de verhalen die mijn moeder en tante zo grappig vertelden en die ik las in de boeken van Johan Ferrier en Noni Lichtveld. Dus ik moest even schakelen: oja, we delen die spin met West-Afrika en de hele Caraïben! Maar de essentie was er: ook deze Anansi was doortrapt genoeg om de slang zichzelf vast te laten binden aan een stok, vreet zich vol zonder te delen met M’Akoeba en de kinderen en brengt zichzelf in problemen door te dicht tegen Ba Tigri (de tijger) aan te schurken. En het belangrijkste: ook deze Anansi maakte me aan het lachen, want dat is toch wel echt de bedoeling.

„Dit was niet de Anansi van mijn kindertijd – die breakdancete niet en gebruikte geen academisch antiracismelingo. Aan het publiek te merken was ik niet de enige die het leuk vond als de zangers er wél wat Surinaams doorheen gooiden. Maar het deed me zeker wat dat ‘onze Anansi’ met zulke prachtige dans en mooie, nieuwe muziek op het operapodium staat.”