Soms improviseert pianist/componist Martin Fondse (54) lang op zijn vleugel, in elk geval langer dan een kwartier. Hij neemt het op en luistert dan terug, vanaf de 11de minuut, „want vanaf daar weet ik niet meer wat ik doe”. Daarna raakt Fondse in wat muzikanten the zone noemen. „Improviserend in volle concentratie, zonder dat je de muziek bewust zit te sturen.” In die opname zit altijd wel iets bruikbaars dat hij zich niet meer kan herinneren. Een baspartij of een vondst die harmonisch aantrekkelijk blijkt. „Je put uit die ene plek waar intuïtie en het melodisch materiaal dat je al voorhanden hebt elkaar ontmoeten. Toelaten moet je het, alles komt vrij.”
Pianist, componist en arrangeur Martin Fondse (Bergen op Zoom, 1967) is de nieuwe Componist de Vaderlands, zo werd donderdagavond bij tv-programma M bekendgemaakt. Hij is de vierde op rij en volgt Calliope Tsoupaki op.
Fondse is een muzikale omnivoor, bekend in de Nederlandse jazz- en muziekscene om zijn ensembles, zijn composities en arrangementen voor grote bezettingen en zijn film- en theatermuziek. In 2017 won hij de Buma Boy Edgar Prijs, een prestigieuze jazzprijs. Er bestaan voor hem geen grenzen tussen genres als klassieke muziek, jazz, latin en world.
Tot zijn verrassing werd hij twee maanden geleden benaderd of hij mee wilde dingen naar de functie van Componist des Vaderlands. Interessant leek hem, want „met mij heb je ook een achtergrond in jazz”, zegt hij in de muziekstudio op zijn woonark in Amsterdam.
Twee jaar zal Fondse het gezicht zijn van de nieuwe muziek en gaat hij de maatschappelijke rol van muziek verdedigen. „Of nou ja verdedigen”, zegt hij. „Dáár moeten we misschien juist eens uit, en het vooral laten zien.” Hij wil aanwezig zijn in het publieke debat als het gaat om waardering van muziek of muziekscholen. En vlogs maken. „Dat je ziet hoe ik componeer, van denkproces tot notenkeuze.”
Welke projecten heeft u voor ogen?
„Allereerst is er ‘de opdracht’: te componeren bij actualiteit. Dat kan bijdragen aan het verwerken van moeilijke momenten, het vergroten van een ervaring of context te geven. Daarnaast wil ik langs de twaalf provincies. Op zoek naar iets eigens, van Fries tot Zeeuws. De sterke traditie van harmoniecultuur in Brabant. Ik ga Nederland vatten in muziek. Hopelijk ook met lokale muzikanten.”
U wilt die composities ook uitvoeren?
„Ja natuurlijk! Muziek moet je altijd uitvoeren. Ik wil niet iets geweldigs maken dat nooit te horen zal zijn. Misschien is dat mijn jazz-achtergrond. In je bandje speel je je eigen stukken.”
Gaat u extra het nieuws volgen?
„Ik ben er niet wars van, maar beladen is het op het ogenblik wel, vind ik, die mengelmoes aan meningen. Maatregelen, de voor- en tegenstanders. De ontstane polarisatie. Ik ben wel nieuwsgierig hoe ik daarmee om zal gaan. Het kan spannende muziek opleveren.”
Uw voorganger Tsoupaki stak ons in de coronacrisis een hart onder de riem met composities als ‘Meeting Point’.
„Muziek waar je iets aan hebt, die verbindt, vind ik mooi. Waarheid via de tonen die je maakt. Nu is nieuws vaak sensatie, ik ben van plan ook het gewone, alledaagse te laten horen. De stillevens. Er kan veel ervaren worden in stilte, merkte ik in de lockdown. Er was tijd om in te zoomen. Ik merk de futen op die zwemmen voor mijn raam, de planten buiten. Het zijn geruststellende patronen.”
Uw muziekpalet heeft vele kleuren. Waar denkt u het meest aan?
„Ik houd van dwarsverbindingen. Dat stijlen als jazz, klassiek en pop tegenwoordig door elkaar lopen, vind ik hoopgevend. Dat was in mijn conservatoriumtijd vroeger strikt afgebakend. Ook geef ik strijkers en blazers graag andere rollen in een orkest, waardoor iedereen eens met elkaar te maken heeft. Dat de vierde trompet niet meedoet met de blazers maar met een altfluit en cello.”
In de jazz is een stuk altijd in beweging, klassiek heeft meer omlijning. Zult u veel improvisatie toelaten?
„Zeker. Al ken ik ook klassieke componisten die het na een eerste uitvoering herschrijven. In jazz doe je dat steeds, improvisatie is voor mij een belangrijk element, dus dat zal veel terugkomen in de gecomponeerde stukken. Als je verantwoordelijkheid geeft aan een speler om zelf iets in te vullen, ontwikkelt het stuk zich elke keer door.”
U heeft een narratieve componeerstijl, maar er is altijd een kwinkslag, een zekere speelsheid.
„Afwijken vind ik leuk. Ik houd van een tegengeluid, een relativering. Dat muziek ineens een andere kant op gaat en akkoorden in een andere context vallen, waardoor ze ook een andere functie krijgen. Maar: het is een dunne lijn, het moet wel subtiel zijn, geen pastiche of practical joke met een emmer boven de deur.”
Waar werkt u momenteel aan?
„Een vijfluik: Cardgames. Ik zet alle speelkaarten gegroepeerd op muziek. ‘Game of Hearts’ neem ik in januari op voor klarinet en piano. ‘Diamonds’, de ruiten, volgen met harpist Remy van Kesteren. Ik werk nu aan ‘The Joker’, alles over de rol van de nar. Klaver en schoppen volgen nog.”
Bijzonder. Hoe kwam u daar op?
„Een vriend van mij onderging een hartoperatie. Ik voelde onmacht. Ik stuurde hem een kaartspel en zei: ‘Kies maar een hartenkaart als je eraan toe ben. Dan componeer ik daar iets bij’. Ik kreeg door hem beschreven of verknipte kaarten. Dat was inspirerend.”