Bij cum laude krijg je bloemen, anders niet

Studentenwelzijn Stress, eenzaamheid en prestatiedruk: het gaat niet goed met studenten. Hoe komt dat en wat is eraan te doen?

Foto Daniel Niessen
Foto Daniel Niessen

Zijn er nog studenten die wél een onbekommerde studententijd beleven? Wie de conclusies uit het eerste landelijke onderzoek naar studentenwelzijn op een rij ziet, zou haast denken van niet.

Studenten hebben het zwaar – en de coronacrisis heeft bestaande problemen sterk vergroot.

Het onderzoek, de Monitor Mentale gezondheid en Middelengebruik Studenten hoger onderwijs, werd uitgevoerd door het RIVM, het Trimbos-instituut en GGD Ghor Nederland in opdracht van de ministeries van Onderwijs en Volksgezondheid.

Dertigduizend studenten van vijftien verschillende hogescholen en universiteiten vulden in het voorjaar van 2021 vragenlijsten in over hun mentale gesteldheid en over hun middelengebruik.

De uitkomsten, die donderdag werden gepresenteerd, zijn „zeer zorgwekkend” zeggen zowel de onderzoekers als de opdrachtgevers, demissionair minister Ingrid van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, D66) en staatssecretaris Paul Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ChristenUnie).

Meer dan de helft van de studenten heeft psychische klachten, ruim een kwart heeft „ten minste af en toe” de wens gehad om dood te zijn, bijna alle studenten (97 procent) hebben last van stress, waarvan ruim de helft „veel stress” ervaart. Belangrijkste oorzaken zijn de studie zelf (ruim 70 procent heeft hierdoor veel stress) en de coronacrisis.

De vragenlijsten werden ingevuld toen studenten al maanden voornamelijk online colleges volgden en niet naar de kroeg konden. Dat heeft de resultaten beïnvloed, schrijven de onderzoekers, maar ook voor corona ging het al niet goed met een deel van deze groep. „Zo vonden regionale onderzoeken in het pre-corona tijdperk aanwijzingen dat psychische klachten beduidend vaker voorkomen onder studenten dan in de algemene bevolking.”

Buikpijn

Studentenorganisaties LSVb en ISO drongen al langer aan op een landelijk onderzoek naar studentenwelzijn. „We horen al jaren dat het niet goed gaat”, zegt ISO-voorzitter Lisanne de Roos. „Maar dat het zó slecht gaat, daar ben ik van geschrokken.”

„Het onderzoek bevestigt waar we bang voor waren”, zegt Ama Boahene, voorzitter van de LSVb. „Maar het is nog veel erger dan gedacht. Ik krijg er buikpijn van. Psychische klachten zijn eerder de regel dan de uitzondering bij studenten.”

Hoe komt het dat het zó slecht gaat met zoveel studenten?

De studentenorganisaties wijzen op de „enorme druk op studenten” die de laatste jaren steeds groter werd. Boahene: „Ze worden opgejaagd: snel afstuderen en hoge cijfers halen. Een zes of een zeven tellen amper mee. Bij diploma-uitreikingen zie ik regelmatig dat studenten die cum laude afstuderen bloemen krijgen en de anderen niet. Je moet daarnaast ook nog een goed cv hebben. Liefst met een bestuursjaar en verschillende bijbaantjes. Het is te veel. We overvragen studenten.”

Jolien Dopmeijer, een van de onderzoekers namens het Trimbos-instituut, merkt dat studenten vaak bang zijn „om de boot te missen”. „Ze groeien op in een tijd waarin het allemaal draait om presteren en succes. Ze verwachten heel veel van zichzelf.” En dan krijgen ze ook nog eens de schuld van hun eigen problemen, zegt Dopmeijer. „Een groot deel van de studenten is best veerkrachtig. Je moet studenten niet onderschatten, maar je moet ze ook niet overschatten.”

De prestatiedruk is „deels een maatschappelijk probleem”, zegt De Roos. „Maar het klinkt extra hard door in het hoger onderwijs.” Universiteiten en hogescholen eisen bijvoorbeeld van eerstejaars dat ze bijna al hun studiepunten het eerste jaar halen (het bindend studieadvies). Zo niet, dan moet de student de opleiding verlaten.

De Roos: „Daar bovenop komt het leenstelsel, waardoor studenten snel willen afstuderen: hoe langer je erover doet, hoe meer schuld.”

De onderzoekers vonden een samenhang tussen studenten die een hoge studieschuld verwachten en een slechtere positieve mentale gezondheid. „Voor een deel van de studenten is de financiële situatie een bron van stress”, schrijven Ingrid van Engelshoven en Paul Blokhuis donderdag in een brief aan de Tweede Kamer.

In de Tweede Kamer is inmiddels een ruime meerderheid tégen het leenstelsel gekeerd. Maar wat ervoor in de plaats komt, is nog niet duidelijk.

Oplossingen

Het kabinet wil „op korte termijn” met de universiteiten en hogescholen praten over oplossingen.

Maar, waarschuwen de studentenorganisaties: er is niet één knop om aan te draaien, het probleem is complex en ligt deels buiten de instellingen.

Wat moet er dan wel gebeuren? De onderzoekers wijzen in hun rapport op het belang van meer aandacht voor het welzijn van studenten. Dat vergt meer dan erover praten in de collegezaal, aldus de onderzoekers.

Pijnlijk detail in het onderzoek: bijna een derde van de studenten met psychische klachten die hulp zochten binnen hun universiteit of hogeschool, kreeg die niet.

Er móet meer persoonlijke aandacht voor studenten komen, vindt De Roos van het ISO. „Studeren moet niet alleen gaan over cijfers, maar ook over persoonlijke ontwikkeling.”

Daar zijn „structurele investeringen in het hoger onderwijs” voor nodig, zegt De Roos, „zodat docenten ook de tíjd hebben om eens aan hun studenten te vragen hoe het met ze gaat.”

Die tijd is er nu nauwelijks: de financiering van hogescholen en universiteiten is niet meegegroeid met het aantal studenten, waardoor docenten het meestal veel te druk hebben.

Het helpt wel als een aantal andere factoren veranderen, zeggen de studentenorganisaties: „Stop zo snel mogelijk met het bindend studie-advies en schaf het leenstelsel af”, zegt De Roos. „Dat maakt al veel uit.”

Freija de Hair (21)
‘Ik denk de hele tijd: je moet meer, meer, meer.’

Foto Daniel Niessen

Freija komt „ironisch genoeg” net van de psycholoog, zegt ze aan de telefoon. De derdejaars liberal arts and sciences aan de Universiteit Utrecht gaat daar elke week naartoe. Ze had al psychische problemen voor ze ging studeren, maar die werden „niet bepaald minder” door de druk die ze in haar studententijd ervaart. „Ik denk de hele tijd: je moet meer, meer, meer. Maar dat kán niet. Ik wérk al keihard om alle ballen in de lucht te houden.”

Haar dagen zitten bomvol: studie, verschillende bijbaantjes, vrijwilligerswerk. Waarom zo veel? Het is, zegt Freija, een combinatie van een groot verantwoordelijkheidsgevoel en het idee dat ze zich moet onderscheiden van al die andere ambitieuze studenten. „Er zijn masters waar zich driehonderd studenten voor aanmelden, terwijl er maar dertig plekken zijn. En na je studie moet je ook maar afwachten of je een baan vindt, of een huis. Ik heb vrienden die een master hebben afgerond en nu noodgedwongen weer bij hun ouders wonen. Daar word ik zenuwachtig van. Net als van het feit dat ik veel moet lenen om rond te komen, omdat ik geen rijke ouders heb. Dat geeft extra druk om nóg meer te doen.”

Een vicieuze cirkel, dat weet ze zelf ook wel, maar zie die maar eens te doorbreken als het tóch al niet zo lekker gaat.

Dat ze door corona maandenlang niet naar college kon, maakte het extra pittig. „Ik heb de neiging om zwaarmoedig te zijn en me te isoleren. Normaal word ik gedwongen om naar buiten te gaan, om mensen te zien. Tijdens de lockdowns hóefde ik nergens heen en zag ik nauwelijks andere mensen. Dat was heftig. Ik heb me heel eenzaam gevoeld.”

Ze ziet het ook bij andere studenten, zegt ze. „De lol is er echt wel van af. Iedereen heeft stress. Ook over zaken waar je totaal geen controle over hebt: corona, het leenstelsel, de woningmarkt.”

Dat er mensen zijn die zeggen dat studenten zich aanstellen, maakt haar kwaad. „Wás het maar aanstellerij.”

De therapie helpt, net als een ritme. „Ik moet bewust omgaan met mijn tijd en energie. Drie keer per dag eten, goed slapen, luisteren naar mijn lichaam. Dat lukt nu aardig goed, ik slaap weer semi-normaal, wat lange tijd niet vanzelfsprekend was.”

Tim Gubbels (25)
‘Ik was zó opgelucht toen de sportscholen negen maanden geleden weer opengingen’

Foto Daniel Niessen

Tim is het socializen ontwend. Hij moet het weer leren, vertelt hij, en hij heeft de indruk dat zijn kennissen en vrienden dat ook moeten. „Het is alsof mensen, ook ik, minder de behoefte hebben om even af te spreken dan vóór de pandemie.” Tim studeerde in Wageningen, nu doet hij een master aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. Tussendoor, tijdens zijn tussenjaar, kwam corona. Dat heeft er bij hem ingehakt.

Hij woonde bij zijn vader tijdens de eerste lockdown en een deel van de tweede. Zijn moeder woont in een andere stad, zijn broertje ziet hij niet vaak. Hij zag niemand, behalve zijn vader. „Ik volgde in de winter colleges online en zag daar op het scherm vijftien gezichten, van de tachtig deelnemers. De rest zette de camera niet eens aan. Het voelde meer als een anonieme online cursus dan als studeren.”

De sportschool waar hij vaak naar toe ging, was dicht. En de avondwandelingen die hij was gaan maken, om toch te bewegen, konden niet meer toen de avondklok in januari inging. Dat was een verarming. „Elke dag leek op de dag ervoor. Er waren geen lichtpuntjes. Er was geen structuur meer of ritme, ik werd er apathisch van. Ik was zó opgelucht toen de sportscholen negen maanden geleden weer opengingen.”

Toch was zijn eenzaamheid nog niet voorbij. Hij is er eerlijk over: hij bleef zich eenzaam voelen. „Ik ben twee maanden geleden zelfs in therapie gegaan, online, en dat helpt best goed.” Hij heeft nu in Utrecht een sportbuddy en wel wat vrienden gemaakt, vertelt hij. Recent bezocht hij een paar concerten. Hij zoekt een vereniging waar hij niet elke dag naar toe hoeft, hij moet immers studeren, maar wel regelmatig heen kan. Want voor zijn studie gaat hij maar twee of drie dagen per week naar de universiteit. „De andere dagen zit ik thuis in mijn studio te leren. Er zijn dagen dat ik niemand zie. Dan word ik soms weer overspoeld door een gevoel van eenzaamheid. Ik zit dan niet lekker in mijn vel. Om dat te verdrijven zet ik een film op. In plaats van mensen op te zoeken.”

Nina Langezaal
‘Ik voel toch dat studenten in langdurige isolatie vaak over het hoofd gezien worden’

Foto Daniel Niessen

Nina komt uit Zaandam, woont in Tilburg en studeert social work (hbo) in Den Bosch. Ze woont alleen en zit al twee jaar binnen omdat ze lijdt aan de ziekte van Crohn en daar immuunonderdrukkende medicijnen voor neemt. „Ik weet uit mijn studie dat (mentale) pijn niet te vergelijken is, maar ik voel toch dat studenten in langdurige isolatie vaak over het hoofd gezien worden.” Op een gegeven moment was ze zo ongelukkig dat ze besloot: ik moet erop uit en het risico nemen dat ik ziek word, anders ga ik er mentaal aan onderdoor.

Haar boodschappen bestelt ze online, nog steeds. Aanvankelijk woonde Nina met anderen maar dat gaf stress omdat ze steeds bang was dat haar huisgenoten haar zouden besmetten. Nu woont ze alleen in een studio. „Ik, en een aantal andere studenten hebben veel moeite moeten doen om onze studie dit jaar alsnog online te mogen volgen. Wij zijn studenten met een kwetsbare gezondheid uit de risicogroep, die volgens RIVM en dokters drukke plekken moeten mijden.” Thuis studeren, vindt ze wel prettig. „Ik kan nu in mijn bed college volgen wanneer ik ziek ben.”

Volgend jaar zal ze fysiek stage moeten lopen, bij Slachtofferhulp. Ze heeft er zin in, al wordt het „een uitdaging.” Want in het echt met mensen omgaan – dat blijft voorlopig oppassen voor haar.

Augustus dit jaar was de beste maand voor Nina. De besmettingscijfers waren heel laag, ze was gevaccineerd en kon veel naar buiten. Ze voelde zich relatief veilig. Ze heeft zelfs een keer in een restaurant gegeten. „Ze regelden dat we op afstand van anderen konden zitten, dat was fijn.”

Ze heeft geen irreëele angsten, vertelt Nina. „Ik heb al zo veel meegemaakt. Toen ik 18 was, werd de diagnose Crohn gesteld. Maar ik wil geen langdurige Covid er boven op. Ik weét hoe het is om ziek te zijn. Alleen al de griep is voor mij heel erg.”