Bij het naar buiten gaan stapte ik bijna op een egel. Hij zat op de drempel; het was goed dat de deur naar binnen toe opende, anders had ik hem per ongeluk gelanceerd. Nu stonden we daar, allebei wat beduusd door de plotselinge ontmoeting. „Hallo egel”, zei ik. De egel zweeg.
Het was een vervreemdende ervaring, zeker omdat ik net een verhaal van Toon Tellegen gelezen had. „Vaak dacht de egel na over de voordelen en de nadelen van eenzaamheid”, zo begon het. „Als hij er weer een bedacht schreef hij hem op zijn muur. Aan de ene kant van de deur stonden de voordelen, zoals niet per ongeluk op iemand trappen, niets verkeerds zeggen, niet iets hoeven goed te maken, niet iets in huis moeten hebben wat niet in huis is, niemand op bezoek krijgen die niet meer weg wil gaan, geen vragen beantwoorden over stekels en waartoe ze dienen. Aan de andere kant stonden de nadelen, zoals geen brieven, geen cadeaus, niet dansen.”
Vorig jaar hadden Tellegens boeken me door de winter geholpen, en nu, met de oplopende coronacijfers, resoneerde mijn tweeslachtige gevoel met dat van de egel. Natuurlijk wilde ik geen nieuwe lockdown. Maar tegelijkertijd hadden de voorbije, sociale maanden me ook moe gemaakt op een manier die ik nauwelijks kende. Ik begon te verlangen naar winterrust. Mezelf oprollen tot een balletje en niets meer doen. Egelen, noemde ik dat als kind – een lemma dat, naast ijsberen, kraaien, vissen, mollen, katten en spinnen, niet zou misstaan in de reeks ‘dierennamen die ook een werkwoord zijn’.
Egels zijn opperrusters. Vaak beginnen ze eind oktober al aan een half jaar durende winterslaap, op een nest van bladeren. De bezoeker op mijn drempel was wat dat betreft een uitzondering. Het egelequivalent van een nachtbraker, klaarwakker in november. Of wellicht betrof het een slaapwandelaar, want niet alle egels slapen maandenlang aaneengesloten. Soms veranderen ze hartje winter nog van nest. Als er genoeg bladeren zijn, tenminste. Bladblazers zijn niet alleen de aartsvijand van de stilteminnende mens, maar ook die van de egel.
Wie goed wil doen, kan egelhuisjes kopen, óf zelf maken aan de hand van een bouwtekening. Op internet zijn talloze egelhuisregels te vinden: bedek de bodem met bladeren, zorg dat het niet kan inregenen, plaats de ingang niet naar het noorden of noordoosten, anders is de kans op gure wind te groot. Een egel verliest tijdens de winterslaap een kwart van zijn gewicht en koelt af van 35 naar 10 graden Celsius; een te magere egel haalt het voorjaar niet.
In het verhaal van Tellegen telt de egel uiteindelijk de voordelen en de nadelen van eenzaamheid op. Het zijn er precies evenveel. En dus blijft hij weifelen in de deuropening: eropuit, of niet? Mijn eigen egel was resoluter. Na een kort, zwijgend samenzijn keerde hij zich om en liep het bos in. Tijd om te egelen.