Als de verliezer mag meedelen, zijn ook vrouwen competitief

Psychologie Vrouwen zijn minder competitief dan mannen, maar als een spel ook wat overlaat voor de verliezer, doen ze wel graag mee.

Vrouwen zijn minder fanatiek in spelletjes als de verliezer met niks overblijft.
Vrouwen zijn minder fanatiek in spelletjes als de verliezer met niks overblijft. Foto SDI Productions

Er bestaat een hardnekkig idee dat vrouwen minder competitief zijn dan mannen, en ook dat die karaktereigenschap een van de verklaringen is voor de geringere aanwezigheid van vrouwen in de hoogste en best betaalde economische posities. Daar zou meer onderlinge competitie heersen. Veel psychologische laboratoriumexperimenten, waarbij mensen wedstrijdjes spelen (bijvoorbeeld in wie het best en snelst getallen bij elkaar kan optellen of woorden kan verzinnen met een bepaalde beginletter) wijzen inderdaad uit dat vrouwen minder competitief ingesteld zouden zijn. Het idee tegen een ander te spelen, stimuleert mannen meer om mee te doen met zo’n toernooi dan het vrouwen doet.

Maar in een subtieler opgezet onderzoek blijken vrouwen tóch even vaak de competitie aan te willen gaan als mannen, zo schrijven de economen Alessandra Cassara en Mary L. Rigdon dinsdag in de PNAS. Het belangrijkste dat Cassara en Rigdon in de competitietest veranderden, was dat de winnaar een deel van de opbrengst mocht delen met de verliezers, die anders niks zouden krijgen. Met deze opzet verviel het genderverschil in deelname aan deze competitie, zelfs als winnende vrouwen in de praktijk niet eens een deel van het prijzengeld deelden met verliezers. Voor de mannen veranderde er niks door deze opzet.

Voortplantingsperspectief

Cassara en Rigdon zien in deze uitkomst een bevestiging van hun grote theorie dat het verschil tussen vrouwen en mannen niet is dat het ene gender meer of minder competitief zou zijn, maar dat het verschil zit in de voorwaarden waaronder vrouwen of mannen bereid zijn die competitie aan te gaan. Zij kiezen daarbij voor een vrij traditioneel evolutionair-psychologisch verklaringsmodel. Door een verschillend voortplantingsperspectief beoordelen mannen en vrouwen de met competitie te behalen voordelen verschillend.

Voor mannen zou het simpel zijn: het voordeel dat ze met competitief gedrag kunnen verwerven, kan relatief makkelijk omgezet worden in meer nageslacht. Voor vrouwen ligt het volgens de economen subtieler: de reputatiewinst en andere voordelen die competitie kan opleveren, zijn hen even lief als mannen. Maar omdat bij vrouwen niet de kwantiteit van het nageslacht maar vooral de kwaliteit van leven van het relatief geringere aantal kinderen vooropstaat, is de mogelijke schade die competitief gedrag oplevert voor hun sociale omgeving óók van belang. De verborgen kosten van winnen, noemen Cassara en Rigdon dat.

In een eerste reactie op het onderzoek zegt Naomi Ellemers, hoogleraar sociale psychologie in Utrecht, dat de uitkomsten van Cassara en Rigdon aansluiten bij wat er verder wetenschappelijk bekend is over de reactie van vrouwen op competitie: context is belangrijker dan een verondersteld verschil in competitiedrang. „Dit kan een deelverklaring zijn voor de geobserveerde verschillen in beloning en loopbaanuitkomsten.”

Anders gewaardeerd

Ellemers zet wel vraagtekens bij het evolutionaire verklaringsmodel. „De verleiding is groot te denken dat dit ‘aangeboren’ of ‘hard wired’ of hormonaal bepaald is”, schrijft ze per e-mail. „Maar er zijn ook allerlei studies die laten zien dat dit deels ook gedrag is wat wordt ‘aangeleerd’. Competitief of zelfzuchtig gedrag en sociaal gedrag wordt bij mannen en vrouwen anders gewaardeerd en beloond door de buitenwereld.”