Opinie

We verliezen onze kennis van de vreemde talen

Onderwijsblog De universitaire talenopleidingen moeten aantrekkelijker worden, en Den Haag moet daar geld voor vrij maken, schrijft .
Tweedejaars studenten Nederlands van de Vrije Universiteit tijdens een college.
Tweedejaars studenten Nederlands van de Vrije Universiteit tijdens een college. Foto Freek van den Bergh

Op de vijf universiteiten in Nederland waar Frans en Duits wordt onderwezen halen alle eerstejaars gezamenlijk de 200 nog niet. De terugloop van de studentenaantallen voor het vak Nederlands aan onze universiteiten is dramatisch: van 503 eerstejaars in 2010 naar 200 in 2020. Het moderne (vreemde) talenonderwijs aan de Nederlandse universiteiten staat er niet goed voor.

In NRC brak Ton Nijhuis, directeur van het Duitsland Instituut Amsterdam, daarom een lans voor een financiële bonus voor studenten die kiezen voor de traditionele schooltalen Frans en Duits (Geef taalstudenten een aanmoedigingspremie, 15/9). Abdelkader Benali gaf in een column in Trouw het „rottend karkas” van de Neerlandistiek een aantal waardevolle voorzetten om het lezen van literatuur weer spannend en eigentijds te maken. Voorzetten waarmee ook de moderne vreemde talen hun voordeel zouden kunnen doen.

Talenopleidingen worstelen met hun imago: veel mensen denken dat taalstudenten uitsluitend met een taal bezig zijn, en dat hun studie alleen opleidt tot zogenaamde ‘zachte’ beroepen als leraar of tolk-vertaler. Veel talenopleidingen hebben sedert de jaren negentig, mede met het oog op de dalende studentenaantallen, hun curriculum grondig vernieuwd en hebben, met de potentiële arbeidsmarkt in gedachten, de studie afgestemd op nieuwe leeruitkomsten en op andere competenties. Op de vijf universiteiten waar nog een redelijk palet aan talen wordt aangeboden, kunnen studenten grofweg kiezen uit een brede of een smallere opzet van de studie.

Brede en smalle opleidingen

Op sommige universiteiten is gekozen voor de inbedding van de specifieke taal- en cultuurcomponent in een bredere context: bijvoorbeeld Communication Studies, International Business Communication, European Languages and Cultures, Internationale Betrekkingen, (Eigentijdse) Geschiedenis, of zelfs Humanities. In de ogen van studenten zijn dit aantrekkelijke opties, want die opleidingen zijn lekker breed en bevatten veel keuze-elementen, terwijl de mogelijke studiepaden rechtstreeks lijken te leiden naar een keur van interessante beroepen. Delen van de opleiding worden in het Engels aangeboden, ook al gaat dat ten koste van de corpus- en vakkennis in de ‘eigen’ taal. Voor studenten die een andere taal dan Engels willen leren is dat minder aantrekkelijk, zeker wanneer ze willen voldoen aan het niveau taalvaardigheid en vakkennis dat vereist wordt om door te kunnen stromen naar de universitaire lerarenopleiding, of wanneer ze vanuit andere beroepsperspectieven een diepgaande kennis van taal en cultuur verlangen.

De verbreding en inbedding van talenopleidingen heeft geleid tot momenteel erg populaire brede bacheloropleidingen, waarmee het voortbestaan van sommige kleinere talen is ‘gered’. Het probleem van het opleiden tot vakspecialisten is er echter niet mee opgelost.

Lees ook dit opiniestuk: Geef taalstudenten een aanmoedigingspremie

Smallere benaderingen van op één taal en cultuur gerichte opleidingen zijn er ook nog steeds. Ook daar is men zich bewust van het groeiende belang van algemene academische competenties die nauw samenhangen met de dynamiek van een steeds meer internationaal georiënteerde arbeidsmarkt. Men probeert daarop in te spelen door, bijvoorbeeld, Cultural Studies-achtige vakken aan te bieden op het gebied van film, gender of politiek, maar zonder het idee van een echte taal- en cultuurstudie los te laten. Per slot van rekening blijven een goede taalbeheersing, maar ook kennis van de ‘eigen’ taal- en cultuurkunde, alsmede van de geschiedenis van de letterkunde belangrijke bagage, zeker voor wie later het lerarenberoep uit wil oefenen. Probleem is echter dat bij deze smalle opleidingen – ondanks vernieuwingen – de studentenaantallen nog steeds teruglopen.

Een fundamentele herbezinning is dus nodig op de wijze waarop het talenonderwijs momenteel wordt ingericht. Het moet en kan aantrekkelijker, zowel qua inhoud als qua leerstrategieën en (vak)didactische insteek. Leerlingen en studenten die bij het talenonderwijs geïnspireerd worden door professionele docenten die zin en tijd hebben om ook de diepte in te gaan, zullen zelf eveneens enthousiast raken voor het vak van leraar, landendeskundige, of tolk-vertaler. Of voor een beroep in de richting van de journalistiek, de diplomatie of de communicatie, waar ook ter wereld.

Kopieer niet de voorkeuren van de babyboomgeneratie, maar kijk naar wat er leeft onder jongeren

Ondanks de zorgen om de vorm van het talenonderwijs en ondanks de inhoudelijke gerichtheid op de potentiële arbeidsmarkt, blijft de vraag staan of de opleidingen zich wel voldoende bekommeren om de potentiële student. Niet dat zij hun oren zouden moeten laten hangen naar modegrillen en veranderende voorkeuren, maar wel dat zij goed moeten luisteren naar wat toekomstige studenten bezig houdt. En dat begint al bij het middelbaar onderwijs. Eén simpel voorbeeld: het is onbegrijpelijk waarom het Spaans, dat op de scholen waar het wordt aangeboden behoorlijk populair is, en dat op de universiteiten de enige taal is waarvan de studentenaantallen niet teruglopen, niet standaard wordt ingevoerd als keuzetaal (naast Frans en Duits). Leerlingen beseffen blijkbaar het belang van Spaans als wereldtaal. Of om Abdelkader Benali te parafraseren: kopieer niet de voorkeuren van de babyboomgeneratie, maar kijk naar wat er leeft onder jongeren. Dat brengt nieuw leven in de talen.

Geld tekort

Of nu een brede of een smalle opzet het beste is, probleem blijft dat er te weinig geld beschikbaar is voor het aantrekkelijker maken en het op niveau houden van de talenopleidingen, en daarmee van de specialistische ervaring en kennis. Zelfs wanneer de plannen doorgaan om de financiering van de universiteiten minder afhankelijk te maken van de studentenaantallen, zullen de vrijkomende gelden niet gauw naar de talen gaan, maar eerder naar de ‘harde’ sector. In een notitie van 1 juli 2020 liet minister Van Engelshoven weten dat zij „aanvullende middelen, te weten 100.000 euro” beschikbaar wilde stellen voor het opstellen van een Sectorplan talen, om de schooltalen aantrekkelijker te maken. Wow! Volgens het Hoger Onderwijs Persbureau vindt ze bovendien „dat instellingen zelf moeten investeren in de talenopleidingen, bijvoorbeeld uit de 17,7 miljoen euro die de minister jaarlijks beschikbaar stelt voor het sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen”. Dat wordt dus een langdurig partijtje touwtrekken. En dat duidt niet op vernieuwingsgezindheid, of op enig besef van urgentie.

Wie de politiek in bijvoorbeeld het Midden-Oosten volgt, weet hoe belangrijk het is om ‘eigen’ mensen te hebben die de taal en cultuur van een bepaald volk goed beheersen. Als we zouden kiezen voor het geven van ‘aanmoedigingspremies’, dan blijft het aanmodderen met de talen, en verliezen we op den duur niet alleen de kennis van de echt vreemde talen, maar zelfs die van de talen en culturen van onze Europese bondgenoten. Dat is de universiteit onwaardig.