De jonge konikhengst graast rustig door als we hem passeren. Hij kijkt op noch om, en wij doen alsof we niet in hem geïnteresseerd zijn. „Zo hoort het”, zegt ecoloog Roeland Vermeulen, directeur van natuurorganisatie Free Nature. „Als ik toon dat ik niet op het dier in ga, zal-ie ook niet op mij reageren.” Maar zo gaat het niet altijd.
Mensen hebben nog wel eens de neiging om wilde paarden of runderen in natuurgebieden te aaien, of te voeren, zegt Vermeulen. „Ondanks de bordjes waarop staat dat ze dat niet moeten doen.” Dat kan consequenties hebben. „Het lijkt misschien goed en aardig, maar het kan een doodvonnis zijn.”
Daarom maken we deze wandeling door de Gelderse Poort, een uiterwaardengebied langs de Waal bij Nijmegen. De lucht is grijs, het miezert, maar de wind houdt zich rustig. Tot aan Millingen, zo’n tien kilometer verderop, lopen enkele honderden konikpaarden en Galloway-runderen rond. Ze zijn hier ooit uitgezet om het afgerasterde landschap open en gevarieerd te houden. Met hun gegraas voorkomen ze dat het dicht groeit met bos. Het natuurgebied is eigendom van Staatsbosbeheer, maar Free Nature is er verantwoordelijk voor het beheer van de grote grazers. Het is ook voor mensen toegankelijk. En dat kan botsen.
Aangeleerd gedrag
Vermeulen maakt wel eens mee dat de paarden en runderen geaaid of gevoerd worden. „De dieren kunnen daaraan wennen”, legt hij uit. Ze verliezen hun natuurlijke voorzichtigheid, en leren de mens te accepteren. Het kan ertoe leiden dat ze juist mensen gaan opzoeken, voor eten bijvoorbeeld. „In het ergste geval gaan ze happen naar mensen.” Als dat gebeurt, moet een dier uit de groep worden geplaatst. „Liefst in een andere groep die geen contact heeft met mensen.” Daarvoor wordt ook in het buitenland gekeken. „Maar als een dier nergens terecht kan, moeten we het afmaken.” Het dier betaalt dus de prijs voor aangeleerd gedrag waarvan de mens de oorzaak is. Voor de 35 gebieden die Free Nature in Nederland beheert, komt het volgens Vermeulen „ongeveer een handvol keren” per jaar voor dat een dier om deze reden moet worden afgemaakt. Bij vergelijkbare natuurorganisaties speelt hetzelfde. Stichting Taurus bijvoorbeeld heeft voor haar natuurgebieden dezelfde schatting.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data78371890-40bc51.jpg|https://images.nrc.nl/bmujR3Zk6bhodrUfFG7LRvfY7vY=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data78371890-40bc51.jpg|https://images.nrc.nl/mjj6F-7WXgI4OzcKCBeuAW1kxLs=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data78371890-40bc51.jpg)
„Vooral de jongere, puberende paarden zijn erg nieuwsgierig, en leren makkelijk verkeerd gedrag aan”, zegt Vermeulen, terwijl we verder wandelen en in de verte meer konikpaarden zien. „Juist die dieren zijn vaak ook het meest baldadig. Het is de equivalent van de hanggroepjongeren.”
Waarom aaien of voeren mensen de wilde dieren, als dat tot hun dood kan leiden? „Het kan een gebrek aan kennis zijn”, zegt Vermeulen. Het kan ook aangeleerd gedrag zijn. „Veel mensen groeien op met de kinderboerderij, waar je alle dieren eindeloos kunt aaien.” Dat maakt ook dat mensen een heel andere kijk op natuur hebben. „Sommige mensen vinden dat ze een zorgplicht voor dieren hebben.” Hij wijst naar de konikpaarden in de verte. „Zie je hun staarten?” Ze zitten vol met klissen. „Sommige mensen vinden dat heel erg.” Ze willen dat die klissen worden verwijderd. Terwijl de paarden en runderen er geen last van hebben. „Die dingen vallen er naar verloop van tijd weer uit.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data78371864-e6b2c6.jpg|https://images.nrc.nl/ptTy1HZ7GbyBkpWarpo4r-dsLyc=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data78371864-e6b2c6.jpg|https://images.nrc.nl/yDcn_zvc728qYJpkTx1IIrhh8iY=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data78371864-e6b2c6.jpg)
Bovendien, die klissen horen bij hun natuurlijke manier van leven, zegt Vermeulen. En dat is de leidraad voor Free Nature, en veel andere natuurorganisaties. Wilde dieren lopen het hele jaar buiten, leven in hun sociale structuur, en moeten zich zoveel mogelijk zelf zien te redden. Dat kan botsen met het beeld van andere mensen, die bijvoorbeeld absoluut niet willen dat dieren lijden. „Wij gaan pas bijvoeren als de gemiddelde conditie van een kudde onder een bepaald niveau zakt”, zegt Vermeulen. Dat doet de organisatie omdat de grote grazers voor de wet nog steeds ‘gehouden dieren’ zijn. „En die mogen we niet onnodig laten lijden.”
Spanningsveld
We passeren een pad waarop, op ongeveer vijftig meter afstand, een fors Galloway-rund staat. Van achteren nadert een schoolklas. „Nou ben ik benieuwd”, zegt Vermeulen. De klas loopt in een wijde boog om het rund heen. „Netjes.”
Hoe kun je voorkomen dat mensen de wilde dieren aaien of voeren? Zijn organisatie blijft er voorlichting over geven, zegt Vermeulen. „Mond-tot-mondreclame werkt het best.”
Moet de tekst op de bordjes in het natuurgebied ook niet veel explicieter? Vermeulen is daar wel voor. „In Yellowstone staan ook bordjes waarop je een auto ziet die wordt aangevallen door een wapiti of een bizon. Ik vind dat dat kan.” Maar hij weet ook dat zoiets lastig is in Nederland. „Sommige terreineigenaren willen dan weer geen wildgroei aan bordjes, of geen ellenlange teksten.”
We lopen terug, richting Nijmegen. Vanuit de stad is het natuurgebied veel makkelijker bereikbaar geworden sinds er in 2014 een boogbruggetje is aangelegd over een zij-arm van de Waal. Er trekken, zeker in lente en zomer, veel jongeren naar de strandjes. Het kan er erg druk zijn, vertelt Vermeulen. Het verhoogt de kans op ontmoetingen tussen mensen en dieren. „Het is een aantal keren gebeurd dat paarden tussen de mensen op zoek gingen naar eten.” Daarom worden sinds enkele jaren ’s zomers de strandjes bij de eerste drie kribvakken van de Waal afgerasterd, zodat de grote grazers die niet meer kunnen bereiken. In de herfst, als het slechter weer begint te worden en er minder mensen komen, gaan de rasters weer open. Vermeulen: „Het blijft een spanningsveld waarin we ons bewegen.”