Een rode overall, hoge witte rubberlaarzen en een wit schort met haar naam naast een zelf getekende walvisstaart. In die outfit kun je Lonneke IJsseldijk uittekenen. Zeven dagen per week, 24 uur per dag staat de 29-jarige bioloog paraat om bruinvissen te onderzoeken en de doods- of strandingsoorzaak te achterhalen. IJsseldijk begon al op haar zestiende als vrijwilliger op de snijzaal van de Universiteit Utrecht. Sinds begin deze maand is ze gepromoveerd bioloog.
Als kind was IJsseldijk al gefascineerd door walvissen en wilde ze het liefst dolfijnentrainer in het Dolfinarium worden. „Toen ik ouder werd, leerde ik dat dieren niet in gevangenschap horen, dus besloot ik marien bioloog te worden. Mijn beeld daarbij was dat je dan heel de dag met dolfijnen mocht zwemmen terwijl je onderzoek deed.”
Ze ging naar school in Bergen aan Zee, waar haar biologieleraar op een dag een gestrande bruinvis vond. „Hij besloot die in zijn tuin te ontleden en nam contact op met een aantal onderzoekers. Die wezen hem erop dat de bruinvis een beschermde soort is en dat het dier naar de snijzaal van de Universiteit Utrecht moest.” Haar docent wist hoe interessant IJsseldijk walvissen vond, en vroeg de onderzoekers of zij erbij mocht zijn als de walvis ontleed werd.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data49713689-8f016c.jpg)
De school gaf haar vrij om een snijweek bij te wonen waarin alle verzamelde gestrande bruinvissen van dat jaar werden onderzocht door een team van internationale onderzoekers. „Daar stond ik dan met mijn bloemetjeslaarzen en labjas als jong meisje dat geen woord Engels sprak. Ik had gedacht dat ik het vies zou vinden, want ik ben best een meisje-meisje, maar het was heel interessant.”
Sinds die week was ze verkocht en bleef ze als vrijwilliger bij secties assisteren. In 2013, op haar 22ste, kreeg ze een baan als onderzoeksassistent in Utrecht, inmiddels leidt ze het onderzoek naar gestrande walvisachtigen. „Ik houd van het praktische aspect van dit werk. Als je een compleet dier op je snijtafel hebt, kun je daar veel over leren. Tijdens mijn studie heb ik wel veldonderzoek gedaan, maar uiteindelijk bleek dat toch anders dan ik als kind dacht. Je zit zo’n acht uur per dag op een boot en ziet drie keer een rugvin voorbij komen. Dat zwemmen was er niet bij.”
Ik heb het geluk gehad dat er altijd mensen zijn geweest die vertrouwen in me hadden
Waarom ben je gaan promoveren? Je had je droombaan al te pakken.
„Dat was een idee van mijn baas. Je telt in de wetenschap niet mee als je niet gepromoveerd bent, je kunt sommige subsidies zelfs niet aanvragen. Ik heb niets met hiërarchie, maar merk nu al dat het helpt dat ik dit doe. Om te promoveren, moest ik eerst nog een master doen. Die deed ik naast mijn fulltime baan, dat was wel pittig. Ik heb geen klassieke studententijd gehad.”
Heb je last gehad van die hiërarchie, bijvoorbeeld vanwege je leeftijd?
„Nee, ik heb het geluk gehad dat er altijd mensen zijn geweest die vertrouwen in me hadden. Als we met het ministerie moesten praten, stuurde mijn baas mij erheen omdat ze vond dat ik beter op de hoogte was van wat er speelde. Zulke mensen heb je nodig. Daarnaast ben ik gewoon heel ambitieus en bereid hard te werken. Anderen zien dat ook. Ik wist al jong wat ik wilde. De banen liggen niet voor het oprapen dus ik besloot veel ervaring op te doen en een netwerk op te bouwen. Toen ik 17 was, ging ik een zomer naar Zuid-Afrika in plaats van met mijn vriendinnen naar de Appelhof op Terschelling. Ik werkte daar op een toeristenboot om walvissen te registreren en toeristen te vertellen wat we zagen.”
Wat fascineert je zo aan bruinvissen?
„Het feit dat het ooit landdieren waren die nu volledig zijn aangepast aan het leven in zee. Als je een CT-scan maakt, zie je de vingerkootjes in hun vinnen en de rudimentaire heupbotjes nog zitten. Bruinvissen zijn in de natuur heel ongrijpbaar, mysterieus bijna. Ze komen niet op een boot af. Door ze op mijn snijtafel te onderzoeken, kan ik alsnog veel over ze leren.”
Na de geboorte verliezen de moeders veel energie door het geven van melk
Een van de dingen die je ontdekte is dat bruinvissen zich niet voortplanten als ze onvoldoende vette vis binnenkrijgen. Waarom lukt het de dieren niet om voldoende te eten?
„Dat is een relevante vraag die moeilijk te beantwoorden is. Bruinvissen jagen op soorten die wij niet eten, zoals grondel, sprot en spiering. Kleine vissen waar ze er veel van moeten eten. We weten niet of die vispopulaties achteruitgaan, we weten alleen iets van soorten die bij mensen op het menu staan.
„We weten wel dat het vrouwtjes heel veel energie kost om een baby te dragen. Die jongen zijn bij de geboorte al 70 tot 80 centimeter, ongeveer de helft van de lengte van de moeder, omdat ze meteen moeten zwemmen. Na de geboorte verliezen de moeders veel energie door het geven van melk. Hierdoor worden bruinvissen bijna nooit opnieuw zwanger als ze nog borstvoeding geven, terwijl ze daar biologisch gezien wel toe in staat zijn.”
Moeders stellen hun jong via placenta en borstvoeding bloot aan pcb’s, lastig afbreekbare chemische stoffen die ophopen in het milieu. De helft van de jongen heeft een te hoge concentratie in hun bloed, schrijf je in je proefschrift. Hoe erg is dat?
„Ze gaan er niet direct dood aan, maar hoe hoger de concentraties pcb’s, hoe hoger de kans op infectieziektes. De stoffen verzwakken namelijk het immuunsysteem. Ook beïnvloeden ze de hormoonhuishouding en voortplanting. Volwassen mannetjes hebben de hoogste concentraties pcb’s. Dat komt omdat vrouwtjes de pcb’s via de melk doorgeven aan hun kinderen en zo zelf schoner worden. Dat is best cru, ze vergiftigen hun eigen kinderen. Met name het eerste kind heeft hier last van, die krijgt de grootste cocktail aan giftige stoffen. Doordat de moeder de chemicaliën kwijtraakt, heeft ze wel meer kans om een tweede kind groot te brengen.”
Niet alle dieren die overlijden stranden. En van de gestrande dieren, bekijken wij alleen de verse dieren
Je baseert je onderzoek op schouwingen van gestrande dieren. Zijn die representatief voor de bruinvispopulatie?
„Wij zien een subset van een subset. Niet alle dieren die overlijden stranden. En van de gestrande dieren, bekijken wij alleen de verse dieren. Wetenschappelijk gezien zou het ideaal zijn om honderd dieren uit het wild te halen en die te onderzoeken, maar dat gaat ethisch gezien natuurlijk niet. Binnen de mogelijkheden die we hebben, is dit het beste wat we kunnen. Doordat we zoveel dieren onderzoeken, kunnen we alsnog onderscheid maken tussen gezonde en ongezonde dieren. En zien we bijvoorbeeld of een massastranding binnen een patroon past of niet.”
Je hebt al zeker duizend bruinvissen onderzocht. Wat hoop je nog te achterhalen?
„De grote vraag is wat klimaatverandering voor een effect heeft op bruinvispopulaties. Doordat we nu al zoveel dieren onderzoeken en gegevens bijhouden, kunnen we daar hopelijk in de toekomst iets over zeggen.”