Er zijn van die Haagse hoera-presentaties waar je met groeiend ongemak bij zit, maar pas na een poosje ontdekt waarom. Vorige week was het implementatieonderzoek van het nieuwe wetboek van Strafvordering klaar. Wat gevierd werd met een bijeenkomst bij de Hoge Raad voor de hogere echelons van de rechtspleging. Gepoetste schoenen dus.
In maart schreef ik een blije column over dit megaproject waar tien jaar aan is gewerkt en wat op mij een onontkoombare indruk maakt. Dat wetboek is sinds 1926 steeds aangepast, maar de praktijk en de techniek gaan toch harder en harder. En ik vind nieuw altijd leuk – hoe zou de vooruitgang er anders uitzien? En het leek een antwoord op het gevoel in de strafrechtspleging dat het allemaal te lang duurt en veel te ingewikkeld is geworden.
Die column vond ik dus in de presentatiebundel van de commissie deels terug. Maar was ik het nog wel met mezelf eens, nu ik het terugzag in de glansdruk van het gezag? En ik had het daar al zo warm. Niet alleen omdat in dat zaaltje iedereen het hartroerend met elkaar eens was. Openbaar Ministerie, wetenschap, rechtspraak, politie, ministerie – ze kwamen allemaal even aan de microfoon instemming betuigen. Er lag een implementatieplan (vijf jaar), een kostenraming (450 miljoen) en er leek draagvlak te zijn. Er hoefde nog maar één positief zinnetje in het regeerakkoord, dan konden ‘we’ verder. Inclusief alle risico’s. De meeste kende ik al. Een complete vernieuwing betekent dat van veldwachter tot advocaat-generaal iedereen op cursus moet. De facto wordt de nieuwe minister van Justitie voorlopig verboden nieuw beleid te bedenken. Er is even geen ruimte voor welke handhavingswens of eis uit de samenleving dan ook. De strafrechtspleging gaat onder algehele verdoving om naar de 21ste eeuw te worden getransplanteerd. Maar kan dat wel? De strafrechtspleging op slot doen?
Het leek mij niet de enige olifant in de kamer. Procureur-generaal Gerrit van der Burg gaf desgevraagd twee grote zorgen op. Dit wordt een ‘mega mega’ herziening van alle IT-systemen waar het OM mee werkt. O shit dus. Want dat geldt natuurlijk voor de hele keten. Van politie tot rechtspraak en alles er tussenin. En ook: de tijdwinst die wordt beloofd door véél meer voorafgaand aan de zitting te beslissen, wordt ook alleen maar werkelijkheid als de advocatuur daarvoor ook betaald krijgt, waarschuwde Van der Burg.
Trouwens, waarom had de advocatuur verstek laten gaan? De hele strafrechtspleging zat pootjes te geven maar de advocaten waren nergens te bekennen. Naar het waarom was het niet lang zoeken – de advocaten zijn kritisch tot ronduit afhoudend. Feitelijk snappen de auteurs van het nieuwe wetboek niet hoe de strafadvocatuur werkt en wat er écht nodig is om dat zó ingrijpend aan te passen. De grootste inhoudelijke wijziging komt neer op het van de zitting ‘naar voren’ halen van veel procedurele beslissingen naar de vertrouwelijke voorfase. Om zo op de zitting aanhoudingen en tijdverlies te kunnen vermijden.
Alleen spelen advocaten in de huidige voorfase maar al te vaak geen of een hele kleine rol. Zeker als de verdachte niet in voorarrest zit. Dan wordt de advocaat pas besteld als de officier een dagvaarding uitbrengt. Als de wetgever wil dat de verdachte in de voorfase actief gaat ‘meeprocederen’, dan moet er ook eerder rechtsbijstand worden toegekend. Daar is niet in voorzien.
Maar tenminste even omineus is de IT-vraag. Ook de voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak kwam steun betuigen. Maar ik kon niet naar Henk Naves luisteren zonder te denken aan het debacle van het zogeheten KEI-project, ‘kwaliteit en innovatie’ uit 2018. Over die mislukte poging om álles in de rechtspraak én te reorganiseren en digitaal te vernieuwen. Er zijn nog altijd vele rechters, griffiers en advocaten bitter – zij die er hun ziel, zaligheid en hun budgetten in stopten. Waarna ze de miljoenentegenvaller zelf mochten inlopen. Gaat de rechtspraak nu wéér aan zoiets beginnen – en dan ook nog zonder expliciete instemming van de advocatuur?
Er staat dus een mooi nieuw en nodig wetboek te shinen in de fabriekshal. Maar of het ooit op de weg komt, ik betwijfel het.