Het raadsel van deze week: de inflatie gaat omhoog, maar op de financiële markten halen ze hun schouders ervoor op. Terwijl de Amerikaanse centrale bank woensdag aankondigde te zullen stoppen met steunaankopen en verwacht wordt dat er volgend jaar minstens één renteverhoging komt, bereikte de Standard & Poor’s 500-index een record. Dat gold ook voor de Europese beurzen, waaronder de AEX.
Op de obligatiemarkt, waar staatsleningen en andere kredieten worden verhandeld, was het weinig anders. De rentes op Amerikaanse staatsleningen daalden licht, tot nog geen 1,6 procent voor de tienjarige lening. Dat gold ook voor stevige Europese staatsleningen, waarvan de Duitse tienjarige lening de effectieve rente zag dalen naar -0,22 procent. Nederland zit daar, met -0,1 procent, maar nét boven.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/11/data78203599-80fa27.jpg)
Dat zijn, op het eerste gezicht, geen koersbewegingen die horen bij stijgende inflatie en het verwachte antwoord daarop van de autoriteiten: een verkrapping van het geldbeleid, hogere rentes en dus een minder vriendelijk beursklimaat.
Hoewel de Bank of England, de Britse centrale bank, een rentestap donderdag nog even uitstelde en de Europese Centrale Bank zich nog expliciet moet uitspreken over zijn plannen, mag worden verwacht dat het ultralosse monetaire beleid van tijdens de pandemie voorbij is. Wellicht zelfs het ook al ultralosse beleid van vóór de pandemie. Want vergeet niet: ook toen waren er al negatieve rentes of nulrentes en recordbedragen aan steunaankopen van staatsleningen door centrale banken.
Er is de laatste tijd een parallelle financiële wereld ontstaan in de cryptosfeer - die kan niet langer worden weggezet als rariteit
Waarom zijn de financiële markten zo ongevoelig? Daar is een aantal antwoorden op mogelijk – hoewel een diagnose lastig blijft in een atypisch herstel van een atypische recessie.
Meer beleggers
Allereerst is er de aandelenmarkt zelf. Hoe langer de hausse duurt, hoe meer nieuwe beleggers zich melden. Winsten op bijvoorbeeld de woningmarkt kunnen deels worden teruggeploegd in aandelenbeleggingen. Bedrijven helpen zelf een handje: tot en met vorige maand werd voor 870 miljard dollar (755 miljard euro) aan eigen aandelen ingekocht door beursgenoteerde bedrijven. Dat is nu al meer dan het vorige jaarrecord uit 2018. In Europa is dat bedrag vermoedelijk slechts een kwart, maar relatief ook zeer groot. En veel bedrijfswinsten kunnen gelijke tred houden met de inflatie als ondernemingen hun verkoopprijzen zelf verhogen. Ook dat kan de beurskoersen steunen.
Bovendien is er de laatste jaren een parallelle financiële wereld ontstaan in de cryptosfeer. En die kan niet langer worden weggezet als een rariteit. Eind 2019 was de waarde van alle bitcoin bij elkaar 139 miljard dollar. Dat is nu het formidabele bedrag van 1.159 miljard. Ethereum, cryptovaluta nummer twee, heeft een marktwaarde van 533 miljard dollar. Dat is papieren rijkdom, maar niet uitgesloten is dat cryptobezitters een deel van hun winst verzilveren en beleggen in de werkelijke wereld.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data77929580-220cb6.jpg)
De vermogens in de economie van alledag zijn inmiddels groot. James Knightley van ING berekende deze week dat het vermogen van Amerikanen sinds het begin van de pandemie is gestegen met 22.600 miljard dollar – dat is 78.000 dollar per gemiddelde Amerikaan. In Europa zal dat, met eveneens gestegen woningprijzen en beurskoersen, niet veel anders zijn. Hoewel zulke rijkdom zeer ongelijk verdeeld is, kan het verklaren waarom beleggers die een flinke buffer hebben niet snel schrikken. En bereid zijn telkens bij te kopen als er een dip is in de koersen.
Een andere verklaring voor de relatieve rust op de financiële markten is dat de nu hoge inflatie tijdelijk is, en volgend jaar gewoon weer daalt naar een normaal niveau. Dat is nog steeds de werkhypothese van de centrale banken. En op het eerste gezicht snijdt dat hout. Als de energieprijzen bijvoorbeeld op het huidige hoge niveau blijven, dan zijn ze in oktober 2022 niet langer gestegen ten opzichte van nu. Hun bijdrage aan de inflatie is dan nul geworden.
Prijsstijgingen
Dan moet wel worden voorkomen dat de inflatie zich nestelt, en bijvoorbeeld via hogere lonen leidt tot blijvende grote prijsstijgingen. De voortekenen daarvoor worden minder gunstig. Donderdag bleek dat de eurozone in de maand oktober 4,1 procent inflatie kende. Volgende week woensdag komen de Amerikaanse inflatiecijfers over die maand. Analisten verwachten gemiddeld een cijfer van 5,8 procent. Die van de Japanse zakenbank Nomura zeiden vrijdag zelfs 6 procent. Niet onbelangrijk: er wordt een ‘kerninflatie’, dus zonder energie en voeding, verwacht van 4,4 procent. Dat is hoog, en potentieel hardnekkig. In de eurozone is die kerninflatie, met 2,1 procent, een stuk milder. Maar voor de eurozone is dat hoog, en de vraag wordt of een monetair beleid van nu daar nog steeds bij past. Want 0 procent rente bij een inflatie van 2 procent betekent een ‘reële rente’ van -2 procent. En dat is nog steeds zeer stimulerend voor de economie.
De ‘duiven’ – voorstanders van soepel monetair beleid – bepalen nog steeds de aanpak
Een grote onbekende is nog steeds de arbeidsmarkt, waar aan weerszijden van de Atlantische Oceaan beduidend meer banen zijn dan mensen die zich op de arbeidsmarkt melden. Ook dat kan leiden tot extra krapte, en loonstijgingen voor wie zich wél aan de poort meldt. Vrijdag bleek dat de Amerikaanse uurlonen in oktober stegen met 4,9 procent op jaarbasis.
Een manier voor beleggers om te beschermen tegen inflatie is het kopen van staatsleningen die een rente geven bovenop de inflatie. In de VS zijn dat zogenoemde ‘Treasury Inflation protected Securities’ (Tips), en die zijn dit jaar steeds populairder geworden. Vorige maand stroomde er 6 miljard dollar aan nieuw beleggersgeld in.
Uit het verschil in rente tussen Tips en gewone staatsleningen is af te leiden welke inflatie beleggers gemiddeld over de looptijd van die obligaties verwachten. Voor tien jaar is dat in de VS nu gemiddeld een inflatie van 2,6 procent, zo blijkt uit Fred, de economische databank van de Amerikaanse centrale bank. In de eurozone komt een vergelijking tussen Franse inflatiebeschermde staatsleningen (OATi’s) en gewone staatsleningen uit op een verwachte inflatie van tegen de 2 procent over de eerstvolgende vijf jaar, zo blijkt uit gegevens van ING.
Bescheiden voornemens
Dat is allemaal fors hoger dan vóór de pandemie, en zo dreigt het monetaire beleid behoorlijk achter te gaan lopen – zelfs als dat enigszins zou worden verkrapt. Centrale bankiers zijn namelijk, met zulke inflatieverwachtingen bij het publiek, wel zo’n beetje waar ze willen zijn - en zouden hun beleid moeten normaliseren. Gezien de huidige stand van het monetaire beleid, en de bescheiden voornemens die tot nu toe zijn gemaakt om het zeer licht te verkrappen, stelden economen van de Bank of America vrijdag dat de ‘duiven’ (voorstanders van een soepel monetair beleid) het monetaire beleid nog steeds regeren.
Op de beurzen vinden ze het intussen best. De Amerikaanse econoom Larry Summers trok deze week in een vraaggesprek met de site centralbanking.com een vergelijking met het verleden: niet de vaak aangehaalde jaren zeventig, maar de jaren zestig, toen de inflatie langzaam maar zeker begon op te lopen. „Eerst ontkennen we dat de inflatie oploopt en voorspellen dat hij laag blijft. Dan schrijven we de inflatie toe aan een scala aan factoren, dat per maand wijzigt. Dan putten we moed uit de een of twee maanden dat zij, door bijzondere omstandigheden, daalt. En dan beredeneren we dat wat er zo schadelijk is aan een wat hogere inflatie, vergeleken met de kosten van een recessie (die je kunt veroorzaken met een hogere rente), vooral voor de minderbedeelden.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/10/data77342706-6c36ad.jpg)
Summers heeft enig recht van spreken. Hij voorspelde dit jaar samen met oud-hoofdeconoom van het IMF Olivier Blanchard de huidige inflatiepiek. En wat de beurzen betreft: toen eind jaren zestig de inflatie opliep en het tij begon te keren was er een aantal aandelen dat als buitengewoon stevig en betrouwbaar werd gezien, en nog lang bleef doorstijgen. Pas toen deze groep, de ‘Nifty Fifty’ begon te dalen, brak er een teleurstellend beursklimaat aan, dat een decennium zou aanhouden.
Wachten centrale banken nu te lang met acties om de inflatie in te tomen? Summers haalt William McChesney Martin aan, de centrale bankier die zei dat het zijn taak is om „de schaal met punch weg te halen als het feestje op gang komt”. Maar misschien zijn de financiële markten inmiddels al zo groot geworden ten opzichte van de werkelijke economie, dat niemand zich meer een beursval wil permitteren. Zelfs niet als de inflatiebestrijding daar onder lijdt. En voelen ze dat op de beursvloer haarfijn aan.