De Russische ambassadeur in Nederland, Aleksandr Sjoelgin, heeft dinsdag een hard oordeel geveld over de Nederlands-Russische betrekkingen. In een online persconferentie, georganiseerd door persbureau Rossija Segodnia, beantwoordde Sjoelgin dinsdag een uur lang vooraf ingestuurde vragen van Russische journalisten over tal van diplomatiek gevoelige onderwerpen tussen Rusland en het Westen.
Sjoelgin, sinds 2015 ambassadeur in Den Haag, beoordeelde de betrekkingen tussen Nederland en Rusland als „verre van goed”. Ook hekelde hij de „hoofdzakelijk negatieve publicaties” over Rusland in de Nederlandse media, die volgens hem te veel zouden focussen op negatieve zaken als hackers, spionage, Russische inmenging en andere „beschuldigingen”.
Ook hekelde hij het „eenzijdige” onderzoek naar de crash van de MH17 en beklaagde hij zich dat Russisch bewijsmateriaal door de onderzoekers wordt genegeerd. Dinsdag werd ook bekend dat de strafeis van het Openbaar Ministerie tegen drie Russische en één Oekraïense verdachte in de MH17-strafzaak, eerder gepland voor deze maand, pas in februari wordt verwacht.
Volgens Sjoelgin is Rusland bereid de betrekkingen te verbeteren, maar moet Nederland daar net zo hard aan trekken. Volgens de ambassadeur laten Nederlandse parlementariërs zich teveel leiden door „fake nieuws en leugenachtige berichtgeving” over Rusland. Overigens betreft Sjoelgins kritiek niet de Nederlandse burgers. Hij treft in de Nederlandse maatschappij geen russofobie aan, en hij vindt Nederlanders „vriendelijk, open en werklustig”.
Krimschatten
Volgens Sjoelgin zijn de betrekkingen tussen Nederland en Rusland al ver voor 2014, het jaar waarin vlucht MH17 werd neergehaald, verslechterd. Hij verweet de Nederlandse regering een dubbele agenda ten aanzien van Rusland. „Nederland wil Rusland twee handen laten zien. De ene geopend, met een aanbod tot samenwerking. De ander als vuist, waarmee het Rusland dreigt en wil laten zien dat [Nederland] geen business as usual wenst”, zei Sjoelgin per videoverbinding vanuit de Russische ambassade in Den Haag.
Hij ging daarnaast in op de juridische zaak rond de zogenoemde Krimschatten, een collectie kostbare voorwerpen van de in 2014 door Rusland geannexeerde Krim waar zowel Oekraïne als Rusland aanspraak op maken. Het gerechtshof van Amsterdam oordeelde vorige week dat de schatten terug moeten naar Oekraïne.
Gifaanslagen
De Russische ambassadeur, die tevens permanent vertegenwoordiger is bij de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) in Den Haag, sprak daarnaast uitgebreid over de Russische positie binnen de internationale organisatie. De OPCW doet onderzoek naar het gebruik van het chemische wapen novitsjok tegen voormalig dubbelspion Sergej Skripal en diens dochter, in 2018 in het Britse Salisbury. In datzelfde jaar verijdelde Nederland een Russische hack-aanval gericht tegen de OPCW.
Ook houdt de organisatie zich bezig met de aanslag op oppositieleider Aleksej Navalny, die in Rusland gevangen zit nadat hij in 2020 eveneens met novitsjok was vergiftigd. Sjoelgin klaagde dat Rusland niet werd gehoord binnen de organisatie en benadrukte dat het een eventuele beperking van zijn stemrecht of andere strafmaatregelen niet zal tolereren. Hij voegde daaraan toe dat Rusland „passende” maatregelen zal nemen, maar wilde over de aard van die maatregelen geen uitspraken doen.