Onder Donald Trump heeft de witte redder volledig afgedaan in Amerikaanse films. Hoop is uit, zelfredzaamheid in: zwart Amerika moet eigenhandig onderdrukking en zelfhaat overwinnen en onder ogen zien dat de VS hopeloos racistisch zijn.
Die tendens zag je in One Night in Miami en documentaire Martin Luther King vs. the FBI, waar J. Edgar Hoovers G-Men de strijder voor burgerrechten tot zelfmoord trachten te drijven. In Judas and the Black Messiah infiltreert de kleine crimineel William O’Neal namens de FBI de entourage van de charismatische Black Panther Fred Hampton, die in 1969 politieel werd geëxecuteerd.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/08/data75320811-718320.jpg)
Echt gebeurd, wat deels ook opgaat voor The United States vs. Billie Holiday. Ook daar wordt een zwart icoon belaagd door een zwarte judas die een racistische ‘deep state’ dient. Let op het vs. van de titel. Zwart versus wit in de boksring: een middenweg is er niet langer. ‘All or nothing at all’, zingt Billie Holiday.
De judas is ditmaal Jimmy Fletcher, een ex-militair die infiltreert in jazzkringen te Harlem, waar geen witte agent poot aan de grond krijgt. Een ambigu, niet onsympathiek figuur, vindt ook regisseur Lee Daniels, die ik kort via Zoom spreek. „Hij denkt de goede zaak te dienen door als eerste zwarte federale agent heroïne in de zwarte gemeenschap te bestrijden.” Tot Fletcher beseft dat hij wordt misbruikt door zijn racistische chef Harry Anslinger, die het heeft gemunt op zwart rolmodel Billie Holiday. Zij heeft sinds 1939 ‘Strange Fruit’ op haar repertoire, een hartverscheurende protestsong tegen lynchpartijen. Holidays verslavingen aan drank, drugs en foute mannen zijn welbekend; als Fletcher het bed met haar deelt kan ze ook worden betrapt. Later groeit Fletcher uit tot een soort dubbelagent.
Lee Daniels neigt sinds zijn debuut Precious (2009) tot een dof, smoezelig soort claustrofobie. Ook nu dwalen we vaak rond in een rijk aangeklede, maar mistige wereld van honingtint, art deco en gedempt licht. Zo legt hij een opiumwaas over zijn portret van een fenomenale diva die zich na een traumatische jeugd vol seksueel misbruik door de ene na de andere pooier laat slaan en bestelen. Billie is geen slachtoffer, benadrukt Daniels, al was het evenwicht lastig. „Ik hamerde zo op haar stoerheid dat we achteraf reshoots moesten doen om haar kwetsbaarder te maken.”
Zangeres en actrice Andra Day, die zowel Oscar- als Grammy-nominaties kreeg als Billie Holiday, maakt haar contradicties geloofwaardig. Maar haar sterke présence loopt soms vast in een circulaire plot van doorbraak en terugval; Daniels’ mistige impressionisme staat ook op gespannen voet tot de politieke ambities van een biopic waarin Billie Holiday uitgroeit tot een zelfdestructief strijder voor burgerrechten.
Bijna koket stelt Daniels ‘Strange Fruit’ tot het eind uit; dan valt het zoetsappige masker van een witte journalist af, die Holiday op vijandige toon wangedrag verwijt. „Waarom blijf je dat rotlied zingen? Je had een voorbeeld voor je ras kunnen zijn, zoals Ella Fitzgerald.” Een kerkmeisje. Daniels wrijft zo nadrukkelijk in dat heel wit Amerika haar eronder wil houden, maar logisch. Dit is een Trumpfilm, geen Obamafilm.