‘Ik krijg geen adem meer’. ‘Kom eens op mijn schoot zitten’. ‘Je bent niets waard’. ‘Heb je dat zelf bedacht?’ ‘Het interesseert me niet wat je denkt’. Het zijn zinnetjes die kwetsen, die een milieu, een universum karakteriseren. Ze kunnen het verloop van een leven bepalen. Of maken dat iemand schrijver wordt.
Wie de negen boeken leest op de longlist van de voornaamste Franse literatuurprijs, de Prix Goncourt, raakt verzeild in een achtbaan van emoties. Je bent beurtelings verbijsterd, vol afschuw, vervuld van bewondering of schaamte. Aan al die gevoelens ligt zo’n zinnetje ten grondslag. De titels vormen samen een staalkaart van de hete hangijzers van onze tijd: onrecht, ongelijkheid, de Holocaust, racisme, incest, manipulatie, dekolonisatie, woke, cancel culture, om er maar een paar te noemen. Het lijden van de mens – dat is wat literatuur voedt.
Onlangs publiceerde de socioloog Pierre Rosanvallon een essay waarin hij precies dat lijden, die beproevingen onder de loep neemt. Rosanvallon is een autoriteit op het gebied van democratie en democratisch burgerschap, een geëngageerde politieke denker die in Nederland de Spinozalens kreeg en onder meer verbonden is aan het prestigieuze Collège de France. Rosanvallon hecht grote waarde aan het verhaal, aan ‘le récit’. Een paar jaar geleden publiceerde hij het manifest Le parlement des invisibles, het startpunt van een reeks waarin hij ‘gewone mensen’ het woord gaf: de metrobestuurder, de verpleegster, de onderwijzer. Literatuur schept een ‘narratieve democratie’, meent Rosanvallon, zij heeft een morele en politieke functie in het creëren van een gemeenschappelijke wereld. De samenleving moet verteld worden.
Beproevingen
In het essay, Les épreuves de la vie. Comprendre autrement les Français, schrijft hij dat je het echte leven niet kunt doorgronden met theorieën, peilingen of statistieken. Die brengen wel de politieke verschuivingen in kaart, laten de opkomst van het populisme zien, maar waar de angst, woede en teleurstellingen van de Fransman vandaan komen – dat tonen ze niet. En juist die doen ertoe.
Dus analyseert hij in zijn nieuwe boek de ‘beproevingen’ die de gemiddelde Fransman in het leven tegenkomt. In de eerste plaats onderscheidt hij de beproevingen van het individu en de persoonlijke integriteit. Daaronder verstaat hij alles wat de mens fysiek en psychisch ondermijnt, zoals (seksueel) geweld, manipulatie, pesten. Ten tweede zijn er de beproevingen van sociale aard: onrecht, minachting, discriminatie. En tenslotte is er het groeiende gevoel van onzekerheid, de angst voor de toekomst die vooral wordt veroorzaakt door de klimaatcrisis, de pandemie en schuivende geopolitieke factoren – alles waar je als individu geen invloed op hebt. Dat soort beproevingen en de emoties die daarmee gepaard gaan zitten in het hart van wat de mens van nu bezighoudt. Ze leiden tot een groeiend gevoel van onmacht en tot een verlies van vertrouwen in de politiek.
Al die gevoelens vind je natuurlijk bij uitstek in de hedendaagse literatuur – Franstalig of niet. Ze zijn ook terug te vinden in de vier titels die nu op de shortlist van de Goncourt zijn beland. Woensdag wordt de winnaar van dit jaar uitgeroepen – het boek dat dus een bestseller zal worden. De schrijver ervan weet zich voorlopig verzekerd van roem en geld.
Gewelddadige vaders
De enige vrouw die nog kans maakt op de prestigieuze prijs is Christine Angot (Chateauroux, 1959) met haar harde, autobiografische boek Le voyage dans l’Est, een roman die je knock-out slaat, zo ziek is het incestverhaal dat ze erin beschrijft. Haar stijl is kaal en to the point, de manipulatie van haar vader, zijn seksuele handelingen toen ze nog maar dertien, veertien was en ze hem voor het eerst ontmoette – je hoeft er als lezer niets bij te verzinnen. De man, zo lazen we ook al in eerdere romans van Angot, heeft de vrouw bij wie hij een kind maakte laten zitten, trouwde een dame uit zijn eigen sociale klasse en kreeg kinderen met haar. Die comfortabele positie buit hij uit om alsnog macht uit te oefenen over zijn eerste dochter en haar moeder. Het is weerzinwekkend en in al zijn klinische feitelijkheid indrukwekkend opgeschreven, een boek over een onderwerp dat in Frankrijk bijzonder actueel is.
Ook de verteller van journalist Sorj Chalandon (Tunis, 1952) kreeg een kwetsend zinnetje naar zijn hoofd, dat zijn leven bepaalde. ‘Hij is het kind van een schoft’, zei zijn grootvader tegen zijn peetmoeder, toen hij tien jaar oud was: Enfant de salaud, zoals de titel luidt. Zijn vader stond in de oorlog ‘aan de verkeerde kant’, werd gezien in een Duits uniform. Genoeg kwetsuur voor een zoektocht als het kind, journalist geworden, het naadje van de kous wil weten. Wie was die gewelddadige vader die van het ene in het andere waanbeeld viel, geobsedeerd door zijn eigen, steeds veranderende waarheid? Was hij verzetsstrijder of SS’er? Net als in Chalandons eerdere roman Het beroep van mijn vader (2019) worstelt de zoon met die mythomane vader, maar nu zijn er juridische documenten en archieven die hem verder brengen.
In Milwaukee Blues laat Louis-Philippe Dalembert (Port-au-Prince, 1962) weer een ander soort beproeving zien: het vastgeroeste racisme waar een zwarte jongen, geboren in een arme wijk van de Amerikaanse stad Milwaukee mee te maken krijgt. Geïnspireerd door de dood van George Floyd laat Dalembert zijn hoofdpersoon, een ooit veelbelovend American-footballtalent, sterven met een politieknie op zijn hals. In zijn klassieke, rustig verhalende roman schetst hij diens portret door de ogen van degenen die hem kenden. Al die personages komen samen bij zijn begrafenis, die uitgroeit tot een massademonstratie tegen racisme.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/12/0412culc8lafon.jpg)
Jihadisme en migranten
Het grootste literaire avontuur van de shortlist komt zonder twijfel van Mohamed Mbougar Sarr (Dakar, 1990), die eerder bekroonde romans publiceerde over jihadisme, migranten en homoseksualiteit. De verteller van La plus secrète mémoire des hommes, Diégane Latyr Faye, is een jonge Frans-Senegalese schrijver, die in de ban raakt van een mythische roman van een Afrikaanse cult-auteur die van plagiaat werd beschuldigd en van wie sinds deze beproeving niets meer is vernomen. Het verhaal is losjes gebaseerd op het lot van de Malinese auteur Yambo Ouologuem aan wie het boek ook is opgedragen. Op zoek naar sporen van diens leven en werk creëert Sarr een monumentale roman die barst van de kleurrijke personages en dito stijlen – van dagboek tot monologue intérieur, van erotiek tot literair-historisch panorama. De titel is ontleend aan een van Sarrs literaire helden, de Chileen Roberto Bolaño – en dat is voelbaar in dit hoogliteraire, labyrintische werk waar je weken in kunt verdwijnen.