„Vrolijk leesvoer is het misschien niet. Maar het is wel noodzakelijk leesvoer”, aldus demissionair staatssecretaris Steven van Weyenberg (Infrastructuur en Waterstaat, D66) maandag bij de presentatie van het klimaatrapport van het KNMI. „Praten over maatregelen tegen klimaatverandering als iets wat we doen voor onze kinderen is een onderschatting van de urgentie. Het is code rood en het is aan ons allen om daarop te handelen.”
Waar Nederland „echt aan toe is”, is het instellen van „landelijke normen voor klimaatveiligheid”, zegt Rogier van der Sande, voorzitter van de Unie van Waterschappen en dijkgraaf van het hoogheemraadschap van Rijnland in Leiden. „Het belangrijkste uit dit rapport is voor mij niet de zeespiegelstijging. Die gaat ons veel later raken dan extreme weersomstandigheden; die gaan vaker en heftiger voorkomen, hier en nu. Deze extremen zijn zo acuut dat er landelijke normen moeten komen voor klimaatveilig bouwen.”
Klimaatbuffers
Op dit moment zijn er geen landelijke normen voor nieuwbouw en herinrichting van bestaande bouw, zegt Van der Sande. „Normen voor hoeveel water je moet kunnen bergen in een wijk, normen voor het verbruik van water in woningen.”
Steden moeten meer ruimte voor water maken. Het platteland moet meer „klimaatbuffers” krijgen ofwel natuurgebieden die „meebewegen” met extreem weer. Er moeten „piekbergingen” komen, zoals recreatiegebieden waar je in tijden van enorme hoosbuien ook tijdelijk overtollig water kunt opslaan.
Water is leidend wat de waterschappen betreft: er moet een einde komen aan de Nederlandse traditie om „met onze excellente ruimtelijke ordening” elk stukje grond naar onze hand te zetten. „Dat houdt op. We lopen tegen de grenzen van ons systeem aan. We moeten intelligent woekeren met de ruimte.”
Ook Deltacommissaris Peter Glas pleit voor „slimme normen” voor klimaatbestendig bouwen de komende jaren. Glas: „iedereen zou gediend zijn bij landelijke normen voor een te halen doel, afhankelijk van waar je woont, want het maakt natuurlijk wel verschil of je op de Veluwe woont of in de Zuidplaspolder.” De titel van zijn onlangs verschenen jaarlijkse Deltaprogramma luidt niet voor niets Iedere schop in de grond klimaatbestendig. Glas: „Of je nou huizen bouwt of infrastructuur, of buizen en leidingen aanlegt: denk aan de gevolgen van de weerextremen. Dat hoeft niet eens duurder te zijn.”
Publiek debat
Hoe alarmerend is de boodschap van het KNMI over zeespiegelstijging? Glas: „Er bestaat een kans, met een lage waarschijnlijkheid maar wel met een grote impact, dat de zeespiegel aan het einde van de eeuw niet met dertig tot tachtig centimeter stijgt, maar veel meer, tot twee meter. Als de zeespiegel met veel meer dan twee meter stijgt, kunnen we het land niet meer beschermen zoals we nu doen. De Maeslantkering en de Oosterscheldedam zijn daar niet voor ontworpen.”
Over wat dan moet gebeuren, wordt nu nagedacht, zegt Glas. „Over twee jaar willen we daarover verschillende alternatieven publiceren, als begin van een publiek debat. Daarover hoeven we nu nog niet te beslissen, we hebben nog tijd. We willen maximaal alert zijn, maar verder zou ik zeggen: geen paniek.”
Deltacommissaris Glas wil wel „extra tempo maken” met de „enorme opgave” om voor 2050 elfhonderd tot vijftienhonderd kilometer aan dijken, dammen en waterkeringen te versterken, om te kunnen voldoen aan de eerder vastgestelde wettelijke norm dat in Nederland niemand een hogere kans op overlijden door een overstroming loopt dan één op de honderdduizend per jaar. „Daarvoor moeten we de komende dertig jaar elke week één kilometer versterken. Dat halen we nu nog niet. Het tempo moet omhoog.”