Opinie

Hoe zorg je in dit tijdperk van vloeiende tekst voor rechtszekerheid?

Maxim Februari

Vannacht heb ik van u gedroomd. U wilde dat ik een stuk voor u schreef over ‘fluid laws’. Blijkbaar waren we allebei Engelstalig geworden of misschien studeerden we samen ergens iets. En terwijl u de hele nacht ongeduldig op de rand van mijn bed zat te wachten op mijn verhaal over vloeibare wetten, zwoegde en ploeterde ik tot ik uiteindelijk moest toegeven dat het niet lukte.

Vanochtend zie ik op de eettafel het tijdschrift liggen dat al een tijdje door mijn huis slingert en dat blijkt te zijn binnengedrongen in mijn dromen: IP, vakblad voor informatieprofessionals. Het blad ligt opengeslagen bij een artikel onder de kop ‘De toekomst van taal is vloeibaar’.

Volgens het artikel zijn geschreven teksten driedimensionaal geworden door de digitalisering: ze zijn er niet langer toe veroordeeld op het platte vlak te worden afgedrukt. En gelukkig maar, staat er, want dat platte vlak van het papier is nooit een goede partij geweest voor de beweeglijkheid van ons brein.

Tegenwoordig krijgen we op het internet teksten onder ogen die het volgende moment weer zijn veranderd of zelfs helemaal verdwenen. Schrijven wordt vloeibaar en publicaties worden ruimtelijk, schrijft kennisadviseur Marianne Hermans van de Koninklijke Bibliotheek. „Publicaties liggen niet meer vast. In plaats van een statische, fysieke aanwezigheid in boekenkast of bibliotheek kan een tekst dynamisch en fluïde zijn.”

Verder gaat het artikel over poëzie en ateliers, maar ik neem een afslag. In de poëzie doet het er niet altijd toe of woorden al dan niet vastliggen op papier. Maar dat vastliggen is wel belangrijk voor teksten die de burger houvast beloven: wetten, bestuursnota’s, beleidsstukken. Teksten die je met de Wet Openbaarheid van Bestuur kunt opvragen en waarvan je raar zou opkijken als het ministerie liet weten dat ze vloeibaar zijn geworden en verdwenen.

Het is een fascinerend onderwerp, de vloeiende tekst van de toekomst. Een onderschat politiek onderwerp ook. Tekst staat centraal in de staat en het maakt nogal wat uit of de woorden vastliggen of zweven. De uitvinding van de drukpers en de codificatie van het recht hebben de afgelopen eeuwen voor vastigheid gezorgd en met enige filosofische zwier kun je zeggen dat de werkelijkheid in die tijd eventjes op papier is neergestreken.

Die tijd is voorbij en hier wordt het verhaal visionair; laten we maar doen alsof het nog nacht is en u samen met mij in de toekomst staart. We kunnen ons herinneren dat de mens tot nu toe in de sociale werkelijkheid heeft ingegrepen via plannen en regels die op schrift werden gesteld. Zo kon iedereen ernaar kijken en erover meepraten. Vervolgens werden de plannen en regels omgezet in een nieuwe werkelijkheid.

En dan komt nu de grote truc van het technotijdperk: het papier wordt er door de digitalisering tussenuit getrokken. De dynamische werkelijkheid strijkt niet meer op het platte vlak neer, maar stroomt vanzelf over in een nieuwe dynamische werkelijkheid. Denk bijvoorbeeld aan de ontwikkeling waardoor je lichaam je paspoort wordt en je toegangsbewijs: daardoor komen er geen vaste officiële papieren meer aan te pas.

Op de Filippijnen heb je vanaf deze maand geen paspoort meer nodig om een bankrekening te openen: alleen een irisscan. In de vluchtelingenkampen werkt dit al langer zo en het valt dus te verwachten dat ook Nederlandse burgers in de toekomst hun lichaam als identiteitsbewijs zullen gebruiken en als middel tot betaling. Je bankrekening, die door contactloos betalen al behoorlijk vloeibaar is geworden, zal dan nog vloeibaarder worden. En wat staat er te gebeuren met je burgerschap?

De Koninklijke Bibliotheek spreekt in het blad voor informatieprofessionals over het samensmelten van de fysieke werkelijkheid en het digitale domein. Ze ziet boekenplanken naar de achtergrond verdwijnen, en ook „het vaste, lineaire aspect van tekst”.

Als je in een ouwelijke bui bent, kun je hier mopperen over ontlezing. Als je in een hippe bui bent, kun je jubelen over de komst van ‘augmented reality’. Maar of je nou somber of blij bent, voor of tegen, het platte vlak verdwijnt. In mensentaal geschreven regels veranderen in algoritmes. De vraag in dit beweeglijke tijdperk is hoe je gaat zorgen voor rechtszekerheid als niets vaststaat.

Onze dichters zijn van oudsher het best op vloeibaarheid voorbereid. De grote ziener Martinus Nijhoff zag in het gedicht ‘Het kind en ik’ zichzelf als kind op de bodem van de rivier staan schrijven op een lei. Verleden en toekomst vervloeiden in de onvaste en beweeglijke werkelijkheid van de tekst. „En telkens als ik even/ knikte dat ik het wist,/ liet hij het water beven/ en het werd uitgewist.”

Maxim Februari is jurist en schrijver, www.maximfebruari.nl.