De Mondriaan van de visserij

is visser en doet verslag vanaf de waterkant. Deel 54: Moussa.
Dagboek van een visser

Nóóit overkwam mij zoiets, nooit vergat ik m’n visspullen, laat staan peddel of vin, en dan nu beide voorwerpen achtereenvolgens. Moeder ligt in dit oord onder de grond. Ze is een engel en ze kijkt mee over m’n schouder – bestaat ’t dan toch, de hemelse hand die mij voor rampspoed wil behoeden?

Het is voor een visser moeilijk te verkroppen dat iets hem de pas afsnijdt. Een bittere pil, maar ik slikte ’m door: ik zie af van mijn rotseilandexpeditie. Althans, voor nu.

Ik verliet het vissersdorpje met gebogen hoofd, mannen en kinderen zwaaiden me uit, ik zocht mijn heil elders. Die vond ik op een zandoever westwaarts van de kaap, daar ontmoette ik Moussa. Moussa is een middelbare visser die stokoud oogt. Zee-zout-zon looiden zijn vel tot dik gerimpeld leer. Maar de glans in zijn ogen is nooit verdwenen, die schittert nog als de huid van verse sardien. Moussa hoorde m’n verhaal aan en verklaarde dat ik er verstandig aan deed dat eilandje links te laten en bood me aan in z’n zeilbootje mee te gaan. Hij kende ’n paar goede visgronden.

Wat is een boot anders dan een eiland? Een samenstel van hout en zeil midden op zee. Moussa’s bootje bezat iets dat naar de verte dringt waar ook het hart naartoe verlangt. Moussa vist met een groot rond net met aan de zoom behangen loodballetjes als een flamencojurk. Op goede dagen hijst hij het zware net omhoog waarin het zilver spartelt dat kort erna in goud verandert op het vuurrooster.

Als de visscholen zich verbergen, knoopt hij drie haakjes aan een nylonlijn en rijgt er verse sardienstukjes aan. Aan het ene uiteinde een steen gebonden en aan ’t andere uiteinde een lus om zijn voet. Dan maakt hij korte rukjes tot de vis toehapt. Als na een paar uur zijn schouder moe is, haalt hij de lijn in en pakt z’n hasjpijpje tevoorschijn. Terwijl het blauwe water oplost in het onmetelijke blauwe hemelruim waartussen de zon als een gouden bal danst, polijst de cannabis de ruwe randjes van het zeeleven en stemt het gemoed tevree.

Wie in Nederland een hengelwinkel binnenloopt voelt acuut ademnood. Opgeslokt door een duizelingwekkend labyrint van gerei en accessoires in miljoenen maten en tinten. Een gul vangen vergt bijna hogere wiskunde en sowieso ’n dikke portemonnee.

Moussa hanteert één lijn, één steen en drie simpele haakjes. Geen nodeloos ingewikkelde carolina montages, geen fluorcarbon, geen sleeves of schoklijnen, geen stoppers, snelclips, cascadewartels, klaplood, kraaltjes of andere apekoolaria. Toch laat de zee hem nooit in de steek. Zijn buit is elke dag sappig en groot. Moussa brengt het vissen terug tot zijn naakte essentie. Moussa is de Mondriaan van de visserij.