Het was ooit, drie generaties geleden, het wenkend perspectief. Hét bewijs van economische vooruitgang. De nieuwe welvaart van na de Tweede Wereldoorlog moest zich ook vertalen in bezitsvorming. Goed voor het individu, goed voor de samenleving. Zoals het VVD-weekblad eind 1959 schreef: „Het hebben van enig bezit geeft de mens niet alleen vrijheid van beweging, doch het verhoogt ook zijn gevoel van eigenwaarde; het geeft hem bovendien zelfvertrouwen.”
:format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/bvhw/wp-content/blogs.dir/114/files/2019/01/stellinga-marike-2-online-artikel.png)
In de jaren vijftig was er dan ook een minister of een staatssecretaris die (mede) belast was met bezitsvorming. Fiscale stimulansen hielpen daarbij. Sparen, zoals met de Zilvervloot-rekening, werd bevorderd. Het VVD-blad: „Is dat ‘appeltje voor de dorst’ er, dan kan men denken aan een eigen huis, bij vele Nederlanders toch nog steeds een geliefkoosd bezit.”
Maar dat was toen vooral toekomstmuziek.
Kijk nu eens. Spaartegoeden, pensioenfondsbeleggingen, huizenprijzen. Stuk voor stuk op recordhoogte. Met hoge aantallen deelnemers. Missie geslaagd, zou je zeggen.
Helaas. De bezitsvorming die toen een wenkend perspectief was, is nu een misbaksel dat in de hoek wordt gezet.
Wie spaart, wordt gestraft door de ultralage rente en overheidsbeleid dat uitgaat van 4 procent fictieve rente. En dat lak heeft aan de realiteit die lager is.
Gepensioneerden worden gestraft door de ultralage rente en het overheidstoezicht. Dat duo geeft pensioenfondsen geen ruimte om de uitkeringen te verhogen, ook al hebben de pensioenbeleggers jarenlang toprendementen gemaakt.
De kern van de persoonlijke bezitsvorming van de middenklasse is het koophuis. Potentiële kopers worden bedreigd door tomeloos stijgende prijzen. Om de verhitte markt af te laten koelen, stelt De Nederlandsche Bank voor huizenbezitters te straffen met hogere belastingen op de waarde van hun huis. Lagere inkomstenbelasting moet het nadeel compenseren. Maar de hypotheekrenteaftrek verdwijnt. Zo worden nieuwe kopers én huizenbezit ontmoedigd.
De wanorde op de koopwoningenmarkt is de afdronk van een giftige cocktail die De Nederlandsche Bank zelf en de kabinetten-Rutte hebben gemixt. De invoering van de verhuurderheffing en de beperking van de actieradius van woningcorporaties heeft het aanbod van extra huurwoningen afgeremd. En dankzij de ultralage rentepolitiek van De Nederlandsche Bank en de Europese Centrale Bank kan iedereen met bijna ‘gratis’ geleend geld va banque spelen op de woningmarkt. Van de buurman om de hoek tot private-equityfinancier Blackstone: kopen, kopen, kopen.
Dankzij de ultralage rente zijn huizen ten dele aandelen geworden. Kenmerkend voor aandelen en beleggers is hun tegendraadse reactie op prijswijzigingen. Voor de meeste producten geldt: als ze goedkoper worden, willen mensen er meer van hebben. En andersom: prijsstijgingen schrikken af.
Bij aandelen is het juist zo dat koersstijgingen nieuwe kopers lokken, terwijl een prijsval in een beurscrisis juist verkopers aanmoedigt. Maar juist dan zijn aandelen goedkoop. Zo gaat het nu met huizen ook: juist de prijsstijgingen lokken nieuwe kopers naar de markt die bang zijn om de ‘hausse van de eeuw’ te missen. Wat heeft de stemming de afgelopen jaren nog eens extra opgepookt? Opnieuw: de ultralage rente.
De snelste afkoeling van de huizenkoopwoede is een stevige renteverhoging. Maar dat durven centrale banken niet. Dat schaadt grote schuldenaren, zoals een rijtje Europese landen. Vandaar dat fiscale plan van De Nederlandsche Bank tegen prijsstijgingen van huizen. De fiscale omweg verbloemt het feit dat de centrale banken zichzelf met hun exuberante rentepolitiek machteloos hebben gemaakt.