Opinie

Crisis in noodopvang van vluchtelingen is eigen schuld

Ter Apel

Commentaar

De ene burgemeester is boos en teleurgesteld, de ander vindt de toestand ‘inhumaan’, het Centraal Opvang Asielzoekers vindt die ‘volstrekt onwenselijk’. De GGD was vorig weekend op veldinspectie in Ter Apel– en iedereen las de uitkomst. In de noodopvang voor asielzoekers bij het Aanmeldcentrum aldaar is er een groot gebrek aan hygiënisch sanitair. Er is overbevolking, personeelstekort en gebrek aan leefruimte en slaapplekken.

De opvang van asielzoekers blijkt te zijn vastgelopen, alweer. Overal in het land wordt nu gezocht naar extra slaapplaatsen. Die worden mondjesmaat gevonden, maar vooralsnog wordt er in Ter Apel geslapen op stretchers, stoelen en in kantoren van de ambtenaren. Het doet denken aan de vorige crisis, in 2015, toen vluchtelingen ‘in maïsvelden’ overnachtten – en er overhaast legertenten opgezet moesten worden.

Deze noodsituatie is dus ontstaan omdat de wekelijkse instroom met een paar honderd personen steeg, van gemiddeld rond de achthonderd naar zo’n twaalfhonderd. Dat zo’n relatieve stijging een crisis veroorzaakt, duidt op een structureel te beperkt opvangsysteem. Dat bleek ook in 2015 toen er, na de eerste schrik, wel reservecapaciteit in het land werd afgesproken. Toen de aanmeldingen vervolgens terugliepen, besloot het kabinet de extra capaciteit even vlot weer af te stoten.

Had men de noodopvang van destijds wel achter de hand gehouden, dan was de huidige crisis voorkomen. Maar dat is, zo lijkt aannemelijk, een politieke keuze. Alleen al het bestaan van opvangcapaciteit wordt in deze visie gezien als een verkapte invitatie er ook gebruik van te komen maken. Het past bij een asielsysteem dat gekenmerkt wordt door lange wacht-, beslis- en dus doorlooptijden – een opzettelijke beproeving waar de verstopte toiletten van de noodopvang perfect bij passen. Hoe armzaliger de opvang, hoe trager de procedure, hoe eerder in de herkomstlanden de gedachte zou postvatten dat Nederland geen attractieve bestemming is. Aanzuigende werking tegengaan, is het idee.

En dat is dus een mythe. De aanzuigende werking van individuele verzorgingsstaten is nooit bewezenniet op migranten, noch op asielzoekers. Ook niet door reddingsoperaties op zee, trouwens. Dat er toch gretig wordt gestrooid met dit argument is vooral om bij de burger niet de indruk te wekken dat de rode loper wordt uitgerold voor vluchtelingen. De vraag is of de burger wel zit te wachten op steeds maar weer terugkerende paniek over falende noodopvang.

Voor zover vluchtelingen al een vrije landenkeus zouden hebben speelt eerder de aanwezigheid van landgenoten aldaar een rol, de taal van het gastland, historische, veelal koloniale banden en de mate waarin de bestemming welvarend is, veilig en democratisch. De toevallige beschikbaarheid van noodopvang is een detail. Ook factoren als beschikbare routes, visa, geld, geografie en de smokkelnetwerken zelf beïnvloeden de eindbestemming.

Om gastlanden minder aantrekkelijk te maken zijn vooral een korte asielprocedure en een kordaat uitzetbeleid van belang, zo blijkt uit onderzoek. Wat dit in de weg zit, is het ontbreken van een Europese aanpak van het vluchtelingenprobleem. Het vorig jaar door de Commissie voorgestelde EU-migratiepact, dat voor spreiding en meer solidariteit tussen landen zou zorgen, zit politiek nog muurvast. Dat betekent dat Den Haag dus voorlopig met de eigen riemen moet roeien. En er dus niet aan ontkomt om een permanente, ruime noodopvangcapaciteit te organiseren.