Vliegen is een ramp, voor het klimaat natuurlijk, maar ook voor de mensen die het zichzelf aandoen. Vooral als onverwachts de herfstvakantie in de maand is. Wie kinderloos is, leeft niet met het ritme van de schoolvakanties en wordt overvallen door de drukte.
Op Schiphol een meanderende rij, in bedwang gehouden door linten, zo’n 250 meter lang. Na meer dan tweeënhalf jaar niet vliegen had ik de al te concrete contouren van deze mensverwerkende industrie alweer verdrongen, maar ineens worden alle herinneringen geactiveerd. De amnesie moet lijken op die van moeders en de telkens vergeten barensweeën.
Zo was het, zo is het: bedenk je tweemaal voordat je vliegt. Ik kan me zelfs niet troosten met de ‘noodzakelijke reis’: op de bestemming wacht geen doodzieke moeder, er is geen kind dat uit het gevang verlost moet worden. Wij Nederlanders willen er gewoon even uit, massaal, en ik ben geen slachtoffer maar mededader.
De bestemming is heerlijk en zonnig en lost alle beloften in.
Dan de terugreis. Na een busrit en een lang tramparcours, aankomst op het vliegveld van Nice. Het is ook de dag dat de Franse herfstvakanties beginnen. Op het vliegveld de mededeling dat de vlucht is gecanceld. Praten met een Franse stewardess, die echtgenoot en mij zo snel mogelijk in een rij wil krijgen, aansluiten, aansluiten.
Ik leg uit dat het geen zin heeft, want na die rij wacht er geen vliegtuig. Er worden verschillende meneren en mevrouwen bijgehaald, de laatste is de manager. Ze vraagt het een en ander aan de computer, die zegt: de volgende dag is er een vlucht, om 6.55 uur, met een overstap in Parijs. Ja, omslachtig, maar kan niet anders. En sorry, zij is van AirFrance, ze kan niets zeggen over een eventueel hotel voor de komende nacht, daar gaat de KLM over. Het leek zo’n fraaie, Frans-Nederlandse multinational, deze combinatie, maar in Frankrijk denken ze daar iets anders over.
Na drang en een beetje dwang is zij bereid een hotel in de buurt te bellen. De ‘buurt’ wordt ’s avonds, zo zal blijken, altijd weer getroffen door een neutronenbom, wanneer de vaste werknemers naar huis gaan, en de gebouwen en restaurants wel blijven staan, maar zonder menselijk leven.
Ineens heeft de manager een dringend probleem. Wat moet ze het hotel vragen? Kingsizebed, queensize, nee, single beds, dat ziet ze zo, of misschien wel twee éénpersoonskamers? Zij praat nu zo’n beetje tegen zichzelf, het hotelprobleem is een identiteitsprobleem geworden.
Echtgenoot zegt in zijn meest gesoigneerde Frans: „We are married.”
Nu feliciteert ze ons hartelijk.
En dat na dertien jaar huwelijk: weer schiet ze er precies naast.