Op een avond in september klonken opeens luide knallen in hartje Maastricht. Marianne Swemers, bewoonster van zorgcentrum Oosterbeemd in Valkenburg maar nu als evacué tijdelijk in de Limburgse hoofdstad ondergebracht, schrok. „Ik dacht: wat is dit? Waar is mijn handtas? Ik kan niet weg. Achteraf bleek het een studentenactiviteit met vuurwerk. Door die reactie begreep ik pas hoeveel impact de overstroming op me heeft gehad.”
Vóór de watersnood in juli had Swemers (69) alles goed op orde. Haar komst naar Oosterbeemd was een crisisopname. Ze had zoveel lichamelijke klachten dat zelfstandig blijven wonen in haar Heerlense appartement geen optie meer was. Het zorgcentrum voelde weldadig aan. „In Heerlen was het overleven, in Oosterbeemd kon ik weer leven. Niet langer me zorgen maken of alle zorg wel geregeld kon worden; alles was prima voor elkaar.”
Toen kwam 14 juli van dit jaar. De zomerse watersnood zette het leven van veel Valkenburgers op zijn kop, dat van de ouderen (bijna een derde van de inwoners van de gemeente is 65-plus) nog het meest.
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/10/web-2010binvalkenburg-3.jpg|//images.nrc.nl/jiNda3lC0uXGL6a0yKsH_zUCz8E=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/10/web-2010binvalkenburg-3.jpg)
Marianne Swemers (69) werd vanuit het zorgcentrum in Valkenburg geëvacueerd naar de Kloosterhof in Maastricht. Foto Chris Keulen
Beangstigend
Swemers over die dag: „Om tien voor half twaalf werd ik wakker gemaakt en naar de gasterij van het zorgcentrum gebracht. Het Geulwater stroomde al snel van alle kanten naar binnen. Het licht viel uit. Toen moest iedereen naar boven. Sommigen liepen zelf de trap op. Anderen zijn met rolstoel en al naar boven getild. Mijn rolstoel en ik waren te zwaar. Vier of vijf mensen hebben me uiteindelijk op een evacuatiematras naar de eerste verdieping gebracht. Beangstigend. Boven ging ik aan de beademing. Daarna kwam een onvergetelijke rust. Dankzij al dat geweldige personeel en de spontaan opgekomen vrijwilligers om ons heen.”
Daarna verbleef Swemers even in een zorgcentrum in Heerlen, anderhalve maand in Geleen en sinds begin september wacht ze in de Kloosterhof in het centrum van Maastricht op de terugkeer, uiterlijk in februari. „De dozen met spullen op mijn kamer heb ik niet allemaal uitgepakt. Anders blijf je bezig. Als ik maar kan hobbyen.”
Sociale schade
De Valkenburgse burgemeester Daan Prevoo vertelt over de verreikende gevolgen van de watersnood. „Veel aandacht ging in eerste instantie uit naar schade aan infrastructuur en economie. Maar de sociale schade is zeker zo groot. Zeker bij senioren.”
Ramon Frissen, teamleider van het Valkenburgse zorgcentrum, vult aan: „De meeste bewoners van de Oosterbeemd zijn een stuk ouder dan mevrouw Swemers en dementerend. Die hebben de oorlog meegemaakt, moesten nu in een legertruck stappen en kwamen onderweg naar hun eerste tijdelijke onderkomen borden met de plaatsnaam ‘Aken’ tegen. Dat maakte het alleen maar verwarrender.”
De Valkenburgers Jeu (91) en Lies (89) Eggen wonen nog zelfstandig. Dertig centimeter water volstond in juli om hun aanleunwoning voor maanden onbruikbaar te maken. In de eerste vier weken na de overstroming zaten ze in een hotel („Goed van eten en drinken”). Sindsdien leven ze in een studiootje onder een woonhuis („Vakantie in eigen dorp”).
Toch blijft het behelpen. „In de keuken zijn er bijvoorbeeld minder pitten. Dus ik kook vaak stamppot”, vertelt Lies. Klagen willen ze niet. Wel verlangen ze naar hun echte thuis. Hier hebben ze alleen een vertrouwd klokje en wat foto’s en boeken. „Veel spullen moesten worden weggegooid. Gelukkig waren de tafel en het dressoir, die we sinds ons huwelijk 65 jaar geleden hebben, alleen maar wit uitgeslagen. Die kunnen we straks – schoongemaakt en wel – weer gebruiken.”
Het paar hunkert ernaar weer thuis te zijn. „Op onze leeftijd ben je een mens van de dag. Dan denk je toch: kunnen we op tijd terug naar onze vertrouwde aanleunwoning? Hopelijk is alles in november klaar.”
Wij waren geen echte vluchtelingen, we kregen een dak boven ons hoofd
Samen denken ze geregeld terug aan de avond van de evacuatie. Ze beleefden angstige uren. Lies: „We hebben anderhalf uur bij de deur gewacht op de mensen die ons zouden komen ophalen. Ondertussen steeg het water en viel ook nog het licht uit.”
Het blijft even stil. Dan zegt Jeu Eggen: „En ik heb niet eens een zwemdiploma.” Vervolgens met een brede glimlach: „Ik zakte steeds voor mijn mondeling.”
Lies merkt dat ze emotioneler is geworden. „Het heeft toch wat met ons gedaan.” Tegelijkertijd relativeren de Eggens hun leed. Jeu: „Kijk naar de getroffenen in België en Duitsland. Dan hebben wij bijna niks meegemaakt.”
Marianne Swemers heeft sinds deze zomer „een heel andere kijk op mensen in nood. Wij waren geen echte vluchtelingen. We kregen een dak boven ons hoofd en eten. Mensen die echt van huis en haard zijn verdreven, hebben vaak helemaal niets meer. Ik schaam me bijna dat ik 69 ben en dit heb moeten meemaken om tot dit besef te komen.”