Soms kun je als toeschouwer met moeite je tranen bedwingen. Zoals wanneer Juliette, nu 29, vertelt hoe zij op 13 november 2015 op een eerste internet-date was met Cédric. Ze hadden net hun eerste drankje besteld – op het terras want Juliette wilde roken – toen terroristen het vuur openden op café La Belle Équipe in de Rue de Charonne.
„Ik heb nog nooit zo hard in de hand geknepen van iemand die ik niet ken”, vertelt Juliette op dag zestien van het proces over de aanslagen. Als het voorbij is, is Juliette geraakt in haar arm. Cédric ligt bewegingloos op de grond. „Ik heb mijn hand zachtjes op zijn borst gelegd. Ik heb drie keer gevraagd of hij nog leefde. Hij heeft nooit geantwoord.”
Tranen rollen over haar wangen als zij vertelt hoe zij een brief heeft geschreven aan de ouders van Cédric maar die nooit heeft durven versturen. Juliette voelt zich schuldig: het is door haar dat Cédric daar was die dag. „U hoeft zich nergens schuldig over te voelen”, zegt de rechtbankvoorzitter op zachte toon.
Soms wil je als toeschouwer ook spontaan applaudisseren, zoals wanneer Jessica zich op krukken naar voren beweegt. De jonge zwarte vrouw heeft tien kogels geïncasseerd. Drie zitten nog altijd in haar lichaam; ze heeft de röntgenfoto’s bij zich. Jessica heeft dertien dagen in coma gelegen, haar dokters noemen het een mirakel dat zij hier vandaag staat.
Zes jaar later kan zij met droge humor terugkijken op die dag. Terwijl ze eerste hulp kreeg in een naburig restaurant, zei zij tegen haar vrienden: „Alsjeblieft, laat mij niet sterven in een Grieks restaurant.” Het effect van de morfine, denkt ze.
Jessica vertelt over de groep vrienden met wie zij in La Belle Équipe haar verjaardag vierde. Allemaal in de buurt opgegroeid, een multiculturele mix. Er was die dag nog iemand jarig: Hodda Saadi, de 35-jarige uitbaatster van La Belle Équipe, van Tunesische afkomst. Zij overleefde de aanslag niet.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data75990957-03e64f.jpg)
Ook Jessica heeft zich lang schuldig gevoeld. Als 13 november niet haar verjaardag was geweest, dan had hun vriend Victor nog geleefd. „Maar nu niet meer. Ik vier mijn verjaardag nu weer op 13 november, niet op de twaalfde, niet op de veertiende. Ik wil dat de dertiende ook een dag van blijdschap is.”
Hiërarchie
Schuldgevoel is één rode draad in de getuigenissen in het proces, dat op 8 september is begonnen en negen maanden gaat duren. Een andere is de hiërarchie in slachtoffers. Officieel heet dit het proces te zijn van de aanslagen van 13 november 2015, maar in de volksmond en de media gaat het vaak over het ‘Bataclan-proces’. „Ik ben het beu dat iedereen mij vraagt of ik in de Bataclan was”, zegt Jessica.
Er waren die vrijdag drie plaatsen delict: de concertzaal Bataclan, enkele caféterrassen en het Stade de France. In totaal vielen er 130 doden. Iedereen die niet in de Bataclan was, voelt zich op de een of andere manier vergeten. Misschien omdat de overlevenden van het Stade de France het meest vergeten zijn van allemaal, krijgen zij in de rechtszaal als eerste het woord.
Bij het Stade de France viel ‘slechts’ één dode, maar er waren ook tien zwaargewonden, onder wie de 54-jarige Aca van Servische afkomst en zijn vrouw. Zij waren naar het voetbalstadion gekomen om vlaggen te verkopen tijdens de wedstrijd Frankrijk-Duitsland. Naast hem in een rolstoel zit zijn vrouw, die een hersenbeschadiging heeft opgelopen. „Zij is een plant, of een kind van vijf. Ik moet haar aankleden, voeden, op de wc helpen.”
Aca maakt een tragische indruk. „Ik ben niet dom. Ik zie heel goed dat de slachtoffers van het Stade de France aan hun lot zijn overgelaten. Niemand helpt mij.” Maar hij is tegelijk ook de nederige, dankbare migrant. „Ik ben trots dat ik Fransman ben, ik verwijt de staat niets.” En hij bedankt de voorzitter voor zijn moed om te luisteren. De voorzitter: „Ik betwijfel of wij hier te beklagen zijn.”
Aca raakt een snaar met zijn uitspraak, want dit proces is emotioneel en zwaar voor iedereen die het bijwoont. „Ik vraag me af of zelfs wij professionals dit nog weken gaan volhouden”, schrijft Frédéric Bibal, een advocaat van de burgerlijke partijen, al op 30 september op Twitter.
Voor het eerst zijn de psychologen van slachtofferhulporganisatie Paris Aide aux Victimes niet alleen beschikbaar voor de slachtoffers. Ook de advocaten, het personeel van de rechtbank en zelfs de journalisten die de zittingen dag na dag live-tweeten kunnen bij hen terecht als het even te moeilijk wordt.
Net als bij het MH17-proces in Nederland, en bij het proces over de aanslagen in Parijs van januari 2015, is de slachtoffers een prominente plaats toegekend. Hun getuigenissen gaan vooraf aan het feitenonderzoek door de rechters en duren in totaal vijf weken, tot eind oktober.
De rechtszaal is in deze periode een ‘safe space’ waar ieder zijn verhaal kwijt kan. Want de Franse media mogen de afgelopen jaren dan huzarenwerk hebben verricht door de slachtoffers in beeld te brengen, doorgaans op een heel menselijke manier, media maken ook keuzes.
„Ik heb één interview gegeven. Het heeft vier uur geduurd en ze hebben er tweeënhalve minuut van uitgezonden”, zegt Jessica tijdens haar getuigenis. In de rechtszaal mag elk slachtoffer zo lang praten als hij of zij wil. Het hoeft niet meeslepend zijn, al is het dat vaak wel.
De emotie komt soms onverwacht om de hoek kijken. Wanneer Tom, een jonge overlevende van de Bataclan-aanslag, op dag 22 aan zijn relaas begint, is hij eerst onbevangen. Joggingbroek, t-shirt, getatoeëerde armen, opgeschoren haar met een lange bles bovenop. Een monkellachje. Tom maakt de zaal aan het lachen als hij vertelt dat hij achteraf een bar is binnengestapt en een halve fles whisky achterover heeft geslagen – die hij toen wel moest betalen. Tom, dat voel je zo, heeft de aanslag goed doorstaan, die is oké.
Ik heb vooral mensen gezien die zich achter anderen verborgen
Tom slachtoffer aanslag Bataclan
Tot Tom vertelt hoe hij in de chaos van de aanslag plots een hand op zijn been voelt. De hand van een gewonde concertganger die zijn hulp vraagt. Op hetzelfde moment ziet hij zijn vriend Arthur omver worden gelopen door de menigte die richting uitgang rent.
„Ik heb op dat moment een heel kille afweging gemaakt. Tegen de persoon die ik niet gered heb en zijn nabestaanden: het spijt mij. Maar ik moest mijn vriend redden. Men zegt dat er veel solidariteit was in de Bataclan. Ik heb dat niet gezien. Ik heb vooral mensen gezien die zich achter anderen verborgen om hun eigen hachje te redden.”
Tom, zo blijkt, is helemaal niet oké. „Ik ben mijn bedrijfje kwijtgeraakt, ik ben aan drugs en alcohol verslaafd geraakt. Ik heb twee zelfmoordpogingen gedaan. Nu probeer ik van drugs en alcohol weg te blijven. Het gaat lukken. Ik ga opnieuw gelukkig zijn. Voilà.” In de rechtszaal kan je die dag een speld horen vallen.
Vermoeden van onschuld
De vraag of zoveel emotie wel op zijn plaats is in een rechtszaak wordt amper gesteld. In de Franse media is het zoeken naar een vleugje kritiek. Eén zinnetje weggestopt onderaan een artikel in Le Figaro: „Men spreekt geen recht met de tranen in de ogen, dat doet men door de bewijzen tegen het licht te houden.”
„De emotie is natuurlijk legitiem”, zegt Raphaël Kempf, advocaat van de Belg Yassine Atar, broer van het vermeende brein achter de aanslagen, Oussama Atar, in de wandelgangen van het paleis van justitie. „Ik hoop alleen dat het hof straks het onderscheid zal kunnen maken. Want al die emotie laat maar weinig plaats voor het vermoeden van onschuld.”
De rol die de beklaagden hebben gespeeld bij de aanslagen wordt pas volgend jaar onderzocht. Drie zijn in afwachting van het proces op vrije voeten gesteld: zij hebben hand- en spandiensten verleend aan de daders maar het is niet bewezen of zij op de hoogte waren van hun plannen. Voor de advocaten van de verdachten zijn de getuigenissen van de overlevenden een gedwongen pauze. Kempf: „Het is voor mij heel moeilijk om het woord te nemen in zo’n emotioneel klimaat.”
Franse collega-journalisten zeggen dat zij de reactie van de overlevenden en nabestaanden vrezen. De rechtbankverslaggever van Le Monde werd een mikpunt op sociale media nadat zij de rechtszaal had omschreven als een ‘cocon’ voor de overlevenden en nabestaanden. Een „dégoutant” (afschuwelijk) artikel, volgens een overlevende van de Bataclan-aanslag. „De rioolkrant die het heeft over een cocon heeft werkelijk niets begrepen van dit proces, en hoe moeilijk het is voor ons”, zegt zij in een tweet – sindsdien heeft ze haar tweets afgeschermd. Ze schreef ook dat een rechtszaal waar de overlevenden op elk moment kunnen worden blootgesteld aan de daders beslist geen veilige cocon is.
Uitzendkracht
De aanwezigheid van daders is een andere bijzonderheid van dit proces. Meestal ontbreken zij bij terreurprocessen omdat ze zichzelf hebben opgeblazen of zijn doodgeschoten.
Hier heb je Salah Abdeslam, de in Brussel geboren Fransman die deel uitmaakte van de commando’s in Parijs maar die zichzelf niet heeft opgeblazen. (Zijn bomgordel zou defect zijn geweest.) De verwachting was dat Abdeslam zou zwijgen op het proces, zoals hij al vijf jaar doet tegen de onderzoekers. In plaats daarvan lijkt Abdeslam vastbesloten om van het proces zijn persoonlijke zeepkist te maken.
„Mijnheer Abdeslam, gelieve op te staan. Uw identiteit?”, vraagt de voorzitter op de eerste dag van het proces.
Abdeslam: „Allereerst wil ik getuigen dat er geen andere god is dan Allah, en dat Mohammed zijn dienaar en zijn boodschapper is.”
De voorzitter: „Dat zullen we later zien. Uw beroep?”
Abdeslam: „Ik heb elk beroep opgegeven om strijder te worden van Islamitische Staat.”
De voorzitter (laconiek): „Ik had uitzendkracht genoteerd.”
Wanneer de voorzitter op dag zes het woord geeft aan de beklaagden, is Abdeslam daar helemaal klaar voor. „De Franse vliegtuigen die IS hebben gebombardeerd maakten geen onderscheid tussen man, vrouw of kind. Wij hebben Frankrijk aangedaan wat het ons heeft aangedaan.” (De eerste Franse luchtaanvallen tegen IS-doelwitten in Syrië vonden plaats op 29 september 2015; de aanslagen in Parijs werden ten minste vanaf juli voorbereid.)
De overlevenden laten zich niet onbetuigd. Olivier schrikt op dag veertien de zaal op door zeven keer luid Boem! te roepen: het aantal kogels dat zijn vriend Sébastien heeft gedood in café Le Carillon. „Zo klinkt dat, zeven kogels,” roept hij.
En hij kijkt Salah Abdeslam aan terwijl hij beschrijft hoe hij oog in oog komt te staan met diens oudere broer Brahim. Hij noemt Salah Abdeslam „tuig van de richel dat zijn eigen trieste bestaan wil uitvergroten door te doen alsof hij een strijder is”. Abdeslam had beter ook zichzelf kunnen opblazen, „net als zijn broer”.
Annie, een Britse overlevende van de Bataclan-aanslag, sluit haar getuigenis op dag 26 af met een „Fuck you!” in de richting van de beklaagdenbank. Diezelfde dag beklaagt verdachte Mohamed Amri zich erover dat iemand in het publiek hem al drie dagen aanstaart. Het gaat om Grégory, die eerder heeft getuigd hoe hij in La Belle Équipe de vrouw van zijn leven heeft verloren. Grégory verlaat de rechtszaal onder een regen van scheldwoorden richting Amri.
Extreemrechts
Na terreuraanslagen krijgt een verzoenende toon vaak de overhand. Mohamed El Bachiri, die zijn vrouw verloor bij de aanslagen in Brussel, schreef daar het boek Een jihad van liefde over. In Parijs was er de slogan ‘vous n’aurez pas ma haine’ (mijn haat krijgen jullie niet), ontleend aan een open brief op Facebook door Antoine Leiris, die zijn vrouw verloor in de Bataclan. Jessica, de jonge vrouw die op de avond van de aanslagen haar verjaardag vierde in La Belle Équipe, zegt tijdens haar getuigenis dat ze niet wil „dat het geweld dat mijn lichaam heeft gebroken wordt misbruikt voor politieke doeleinden.” Maar met zoveel slachtoffers kan het niet anders of er zijn mensen die daar anders over denken.
„Ik was vroeger heel peace & love”, zegt Danièle, een overlevende van de Bataclan, op dag 27. „Maar die tolerantie ben ik kwijt. Als ik nu moeders met hoofddoeken zie aan de schoolpoort, of salafisten, word ik razend.”
Deze week worden de getuigenissen van de overlevenden afgerond, volgende week beginnen die van de nabestaanden. Eén man die dan zal getuigen is de 68-jarige Patrick Jardin, die zijn dochter Nathalie verloor in de Bataclan. Jardin stond voor de aanslagen al te boek als rechtsextremist; hij maakte deel uit van een groepering die halalvoeding in supermarkten wilde vergiftigen. Sinds de aanslagen voert hij actie tegen nabestaanden die zich verzoenend opstellen. Hij wordt op handen gedragen door extreemrechts.