Een verweerde vrouw, met knokige knieën en een kromme rug, kijkt vergeefs naar de telefoon. Alsof ze zichzelf ervan verzekert dat hij niet afgaat. Performer Wensley Piqué brengt met de poppentheatervoorstelling Granm’ma een intieme ode aan zijn overleden grootmoeder, die in haar eentje in Paramaribo woonde.
Heel geconcentreerd brengt hij de pop van zijn oma (gemaakt door Rosa Verloop) tot leven. In verstilde tableaus zien we hoe deze vrouw haar laatste dagen verduurt. Zwijgzaam, enigszins vervreemd al van het leven, valt ze terug op haar routines, voorsorterend op de naderende dood. Die laat halverwege al even zijn gezicht zien, maar nee, het is haar tijd niet. Nog niet.
Het personage van zijn oma is gespeend van drama of conflict: acceptatie en berusting zijn de sleutels waarmee ze, ondanks haar stramheid, de kracht vindt om uit bed te komen, een fotoalbum open te slaan, te dansen op de muziek van de radio. Er is wel verdriet en gemis, maar geen verzet.
De tijd die tijdens de voorstelling verstrijkt zou even goed een dag, een week of een jaar kunnen zijn. Dat Piqué zelf, heel zichtbaar, op het toneel staat om de pop die zijn oma verbeeldt te bespelen, symboliseert allereerst een liefdevolle onderlinge zorgzaamheid. Maar uiteindelijk realiseer je je dat hij zal moeten leren om haar los te laten.
Zo verschuift gaandeweg de focus: deze voorstelling gaat niet over een vrouw die afscheid moet nemen van het leven, maar over iemand die afscheid moet nemen van zijn oma, een jongen die midden in het leven staat en aldaar geconfronteerd wordt met de onherroepelijke dood. Dat hij haar toch telkens weer tot leven wekt, dat hij een hele voorstelling over haar gemaakt heeft, is zijn vorm van verzet, zijn drama. Uiteindelijk zal hij – net als zijzelf – moeten berusten in haar dood.