Paul Verhaeghe: „Mijn ambitie was om bij mijn vertrek overbodig te zijn.”

Foto Wouter Van Vooren

Interview

Paul Verhaeghe: ‘We hebben karikaturen gemaakt van concepten als penisnijd en castratieangst’

Psycholoog en bestsellerauteur Paul Verhaeghe geldt al jaren als de duider van het onbehagen in de samenleving. Journalist Sarah Vankersschaever schreef een boek over hem. ‘We maken weinig keuzes in ons leven. De meeste dingen gebeuren gewoon.’

Sarah Vankersschaever reed met Paul Verhaeghe naar zijn geboortedorp, Gits, in West-Vlaanderen. Ze wilde zijn ouders zien, het huis waar hij is opgegroeid. „Het heerlijke spel”, zegt ze, „van met een psychoanalyticus terug te gaan naar zijn jeugd. Daar had ik wel een verwachting van.” Het was een warme dag in augustus 2020, de rabarbertaartjes die ze had meegenomen lagen te verpieteren op de achterbank. Ze parkeerde de auto bij de kerktoren die Paul Verhaeghe als jongen nog beklommen had. Ze gingen naar binnen. En toen?

„Niets”, zegt hij. „We zijn daar drie uur geweest en ik denk” – hij kijkt naar haar – „dat je op geen enkele vraag antwoord hebt gekregen. En ik wist het, hè. Ik wist dat het zo zou gaan. Ik had het tegen je gezegd.”

„Jouw ouders,” zegt zij, „zijn meesters in het ontwijken van vragen.”

„Hm, nee. Mijn ouders begrepen ze gewoon niet.”

We zitten te lunchen in een restaurant in Gent – geplette aardappelen, gepocheerde wijting, karnemelksaus – en Sarah Vankersschaever (34) heeft al verteld hoe ze op het idee kwam om talloze gesprekken met Paul Verhaeghe (bijna 66) te voeren en daar een boek over te schrijven. Ze is journalist, ze werkt bij de Belgische krant De Standaard en ze interviewde hem in juli 2020 over zijn essay Houd afstand, raak me aan. Toen hoorde ze dat hij per 1 oktober 2021 met emeritaat zou gaan als hoogleraar klinische psychologie aan de Universiteit Gent. En dat hij niet zat te wachten op een afscheidsfeest waarbij hij in het middelpunt zou staan. Liever trok hij de deur zachtjes achter zich dicht. Aha, dacht ze. En zijn lezers dan? De mensen die hem volgen sinds hij in 1998 Liefde in tijden van eenzaamheid publiceerde? Een bestseller, net als Identiteit in 2012, Autoriteit in 2015 en Intimiteit in 2018. Paul Verhaeghe geldt al jaren als de duider van het onbehagen in de samenleving, de door neoliberale normen gedomineerde samenleving waarin burgers geen burgers meer zijn, maar consumenten. En elkaars concurrenten. Onze depressies en burn-outs, onze angsten en onzekerheden – hij brengt ze daarmee in verband. „Ik wilde weten,” zegt Sarah Vankersschaever, „welk traject hij had afgelegd. Hoe waren zijn gedachten geëvolueerd? Waar was het begonnen?” En ze dacht dat ze niet de enige zou zijn.

Dus nu is er dat boek, Wat brengt u hier? Het is de eerste vraag die hij stelt aan mensen die bij hem op consult komen. Hoogleraar is Paul Verhaeghe niet meer, maar hij houdt zijn praktijk als psychotherapeut.

Wat voor vragen stelde Sarah Vankersschaever aan zijn ouders?

„Of ze Paul weleens gemist hadden toen hij op het internaat zat. Waarom zijn vader nooit omkeek als hij zijn zoon op zondagavond had afgezet. Of nou ja, dat laatste wilde ik vragen, maar ik durfde het niet. Het voelde ongepast.”

Zijn ouders, 91 en 89 nu, hadden geen tijd om Paul te missen. Ze dreven een schoenenzaak, ze waren druk. Voor hen was het een groot gemak dat de kinderen op hun twaalfde de deur uit gingen en alleen van zaterdagmiddag tot zondagavond thuis waren, om de week. Wat Paul daarvan vond, of hij misschien heimwee had en tussen tientallen onbekende jongens op slaapzaal in zijn bed lag te huilen, op die gedachte kwamen ze niet eens.

Paul Verhaeghe vertelt in Wat brengt u hier? dat hij op de paar foto’s uit zijn kindertijd een lachend jongetje ziet. En dat klopt met zijn herinneringen. Vanaf zijn twaalfde verandert dat. Dan komt er een zwaarte over hem, zegt hij, die nooit helemaal is weggegaan. Hij noemt het internaat een breuklijn in zijn leven.

Veilig universum

Hoe waren Sarahs kinderjaren. Die vraag heeft Paul Verhaeghe haar nog nooit gesteld. Sowieso heeft hij haar in al hun 22 gesprekken – drie uur per keer – bijna nooit een vraag gesteld. Stilzwijgend was het de afspraak, zegt hij. „Zij bevroeg mij, niet andersom.” Nu luistert hij geïnteresseerd terwijl zij vertelt over de doodlopende straat in het dorp Aalter-Brug waar ze opgroeide, een klein en veilig universum met familie in de buurt en een grootvader die boer was geweest. Hij at ’s middags en ’s avonds mee aan tafel. Haar ouders, beiden leraar, Latijn, godsdienst, economie, waren altijd vol belangstelling voor haar. „Voor mij kwam de breuk,” zegt ze, „toen ik achttien was en in Antwerpen naar de universiteit ging. Het was zo’n grote stap dat ik” – ze lacht naar hem – „een psycholoog ben gaan opzoeken. Je ziet het verschil, hè. Jij in jouw generatie, jij verbeet je tranen en ik in mijn generatie – oeich, er zijn tranen, wat betekent dat, wat moet ik ermee? Pak ik het verkeerd aan? Ik voelde de druk van een diploma moeten halen, van moeten slagen. Ik moest me losmaken van de mensen die ik doodgraag zag.”

Ondenkbaar dat Paul Verhaeghe in zijn tijd voor zoiets naar een psycholoog zou zijn gegaan. „Voor mijn achttiende,” zegt hij, „heb ik alleen een schoolpsycholoog gezien en dat had te maken met die hele beweging van sociale mobiliteit die toen op gang kwam. Hij kwam mij testen en zei: je moet gymnasium doen.”

Psychoanalyse kan navelstaarderij worden. Eindeloos à la Proust op zoek naar de madeleine die het gedaan zou hebben

En ja, wat is beter? Dat verbijten en ontkennen van emoties van hem? Het hulp zoeken en emoties ontleden van haar? Ze vertelt dat de psycholoog met haar ging wroeten in haar jeugd – ze moest een brief aan haar ouders schrijven, maar hoefde die niet te versturen – en hij begint over de risico’s van psychoanalyse en psychotherapie. „Het kan navelstaarderij worden. Eindeloos à la Proust op zoek naar de madeleine die het gedaan zou hebben. Ik vind het oneindig veel interessanter om met mensen naar het ruimere plaatje te kijken, hoe ze worstelen met een veranderde wereld.”

Dus in het geval van Sarah?

„Zou ik naar het persoonlijke hebben gekeken, maar had ik haar ook gewezen op het algemene van haar problematiek. Op die leeftijd is het altijd ook coming of age. Je gaat weg van huis, je moet zelfstandig worden. Je bent niet de enige. Voor een 23-jarige die net is afgestudeerd en werk moet gaan zoeken, en om de vier of vijf dagen een paniekaanval heeft, is het ook geruststellend om te horen dat dat niet erg is. Het heeft niets te maken met een of andere aandoening in je hersenen waar je pillen tegen moet slikken.”

Eenzaamheid

Sarah Vankersschaever had op haar twintigste Liefde in tijden van eenzaamheid gelezen – het stond bij haar vader in de kast. Ze vond het taai. Ze was te jong, denkt ze. Het boek gaat over de „hedendaagse seksuele verhoudingen tussen mannen en vrouwen”, wat daarin van deze tijd is en wat van alle tijden, gezien vanuit de psychoanalyse. Verhaeghe zag „een tendens van eenzaamheid” bij mensen en toen Sarah het boek afgelopen jaar opnieuw las begon ze te vermoeden dat hij het ook over zichzelf had. In de gesprekken met hem bleek dat nog meer het geval te zijn dan ze had gedacht. Het verraste haar. En het verraste hem dat het haar verraste. Schrijvers, zegt hij, schrijven altijd over zichzelf. En ze schrijven altijd hetzelfde boek. Ook wetenschappelijke schrijvers.

Sarah Vankersschaever: „Je ziet het verschil, hè. Jij verbeet je tranen en ik – oeich, er zijn tranen, wat betekent dat, wat moet ik ermee?”

Foto Wouter Van Vooren

Maar bij hem geen eenzaamheid in zijn huwelijk. Hij is veertig jaar getrouwd met Rita, die hij op zijn 25ste leerde kennen. Ze was zeven jaar ouder dan hij en had twee kinderen. Ze kregen samen nog twee kinderen. Bij hem was het eenzaamheid in zijn werk. „Professioneel zat ik vanaf 1991 in een heel donkere periode”, zegt hij. „ Het schrijven van Liefde in tijden van eenzaamheid heeft mij destijds overeind gehouden.”

Toen kreeg hij dat niet hardop gezegd, maar nu de belangrijkste betrokkenen dood zijn wil hij er wel over praten. Zijn problemen begonnen toen zijn voorganger op de universiteit zich tegen hem keerde. De voorganger, charismatisch, intelligent, was altijd zeer succesvol geweest en zag nu zijn emeritaat naderen. Hij vond het onverdraaglijk. Hij probeerde te houden wat hij had. Sprekers van buiten werden nauwelijks meer uitgenodigd. Deelnemen aan activiteiten van andere groepen werd verdacht. Alles moest om hem draaien. Medewerkers werden ontslagen en voor hen in de plaats kwamen jonge mensen die hem naar de ogen keken. Dit alles volgens Paul Verhaeghe. „Ik moest ook weg, maar hij kreeg mij niet weg. Ik was al hoogleraar. Toen begon hij zijn volgelingen tegen mij op te zetten. En met succes, ik werd een paria. Op een gegeven moment sprak niemand nog een woord tegen mij.”

Al met al duurde die periode zes jaar en het is geen toeval dat hij toen weer is gaan roken. Maar het heeft hem ook veel goeds gebracht, zegt hij. Zijn relatie met Rita werd sterker. „Ze bleef luisteren en me ondersteunen.” Hij ging hardlopen en al snel liep hij zijn eerste marathon. Hij schreef een tweede proefschrift. Hij ging lezingen geven in Dublin en Londen, en later ook in de Verenigde Staten. Hij kreeg meer en meer erkenning voor zijn werk en uiteindelijk zat hij op de stoel van zijn voorganger. Die had in een paar jaar tijd alles kapot gemaakt wat hij zelf had opgebouwd.

„Dat je in die moeilijke jaren niet hebt opgegeven,” zegt Sarah Vankersschaever, „dat is voor mij wel een les. Bij moeilijkheden niet weggaan, nochtans niet altijd. Als je wel was weggegaan…”

„…was alles anders verlopen. We maken weinig keuzes in ons leven, daar ben ik redelijk prozaïsch in. De meeste dingen gebeuren gewoon. Maar toen blijven en niet weggaan, dat is een echte keuze geweest.”

Lees ook dit eerdere dubbelinterview met Paul Verhaeghe

Hij nam zich voor om nooit zo te eindigen als zijn voorganger. Hij luisterde naar het advies van de decaan van de faculteit: op tijd aan zijn eigen opvolging gaan denken. Als hij niet de laatste hoogleraar met psychoanalyse in zijn pakket wilde zijn, dan moest hij empirisch onderzoek gaan doen. Systematisch data verzamelen, bewijzen voor waarnemingen en hypothesen vinden. „Gaandeweg,” zegt hij, „ben ik mensen gaan kiezen die goed waren in statistiek en methodologie en goed in psychoanalyse. Ze zijn zeldzaam, maar ze zijn er. Mijn ambitie was om bij mijn vertrek overbodig te zijn.”

Ik vind het vreemd dat het niet op de eerste pagina van elk handboek psychologie staat: dat we verdeelde wezens zijn

Hij denkt dat het gelukt is. Zijn vakgroep groeit en bloeit nu zonder hem, zegt hij. Over drie jaar, zegt hij in Wat brengt u hier?, zal hij op de universiteit een vage herinnering zijn. Over zes jaar is hij volledig vergeten. „Dat is de doorlooptijd van studenten en assistenten.”

Kuifje

Wat wist Sarah Vankersschaever van psychoanalyse? Ze kende vooral de clichés. Tijdens haar studie – Nederlands met theater-, film- en literatuurwetenschap – leerde ze bij het vak filmkritiek dat de raket die in Kuifje naar de maan wordt geschoten een fallisch symbool is. „Dat was wel armoede van mijn kant”, zegt ze. „Ik heb door de gesprekken van Paul voorbij de clichés leren denken.” Toch laat ze hem in Wat brengt u hier? zeggen dat het belang van de psychoanalyse ter discussie staat.

Wat is het belang van psychoanalyse?

Paul Verhaeghe: „De mensvisie. Die vind ik vele malen beter dan de mensvisie die aan de basis van de cognitieve gedragstherapie ligt. Daarin is de mens een leermachine. Mentale stoornissen zijn fout gelopen leerprocessen die gecorrigeerd moeten worden, liefst met een quick fix, zodat iemand weer snel kan meedraaien. De psychoanalyticus daarentegen beschouwt de mens als een verdeeld wezen. We willen veiligheid en spanning. We willen vrij zijn en gebonden. We zijn bang om verlaten te worden en om te worden verstikt. We willen aan onze driften toegeven en ze bedwingen. Als je vanuit die verdeeldheid vertrekt, kun je een aantal zaken veel beter begrijpen en proberen te veranderen. Ik vind het vreemd dat het niet op de eerste pagina van elk handboek psychologie staat: dat we verdeelde wezens zijn.”

We willen het niet weten?

„Of we hebben er angst voor. Ik heb er veel discussie over gehad met jongere collega’s. Als iets evidence based is, dan is het dit wel. Het is de ervaring van elke dag.”

De psychoanalyse als model voor de behandeling van mensen is wel een probleem gebleken.

„Psychoanalyse is geen behandeling. Dat zei Freud ook. Het is een manier om tot zelfkennis te komen. We hebben karikaturen gemaakt van concepten als penisnijd en castratieangst, maar bekijk je ze in hun context, dan zie je dat ze gaan over het fundamentele tekort. Dat is de kern van de zaak. Het fundamentele tekort. Het gevoel van nooit te voldoen en nooit voldaan te zijn.”

„Dat er altijd iets blijft jeuken waar je net niet bijkomt”, zegt Sarah Vankersschaever. „Ons dagelijkse ongeluk zit in de illusie dat we er wél bij kunnen.” Ja, dat inzicht heeft ze aan de gesprekken met Paul Verhaeghe overgehouden.

Hij citeert Samuel Beckett. Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better. De kunst, de literatuur – die benoemen wat we zelf niet kunnen benoemen. Die troosten ons.

Bij het nagerecht, een taartje van venkel, vertelt Paul Verhaeghe dat zijn ouders nog nooit een boek van hem gelezen hebben. „Wat ik schrijf ligt zo buiten hun wereld, ze proberen het niet eens.” Het heeft jaren geduurd voor zijn vader het woord ‘psychologie’ kon uitspreken. Het bleef ‘spychologie’. De ouders van Sarah Vankersschaever zijn meteen naar de boekhandel gegaan toen Wat brengt u hier? was verschenen, afgelopen week. „Met grote trots”, zegt ze. En ja, onwaarschijnlijk fijn om te voelen. Al zal ze die trots nu wel moeten blijven waarmaken.