Recensie

Recensie Muziek

Theaterstuk over vluchtelingen grijpt naar de keel

‘Babylon aan de IJssel’ Muziektheater ‘Babylon aan de IJssel’ vergelijkt de oeronmenselijkheid van oeroude koning Gilgamesj met de behandeling van vluchtelingen in onze tijd.

Judith Linssen als IND-medewerkster in ‘Babylon aan de IJssel’.
Judith Linssen als IND-medewerkster in ‘Babylon aan de IJssel’. Foto Marije van den Berg

Een klein tafeltje met twee stoelen tegenover elkaar. Sfeerloze lichtbak erboven. Laptop. En een medewerkster van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) die niet weet of ze het verhaal van Shirvan, de vluchteling die denkbeeldig tegenover haar zit, kan geloven.

Voor een actueel beeld van een IND-verhoor ga je niet naar de voorstelling Babylon aan de IJssel – Gilgamesj nu. De IND-medewerkster (Judith Linssen) is stereotiep neergezet: grijs mantelpak, opgestoken haar, zure mond. De vluchteling vraagt ze alleen maar naar feiten over de reis. Voor de huidige IND is vooral de reden van vertrek relevant. Hardvochtig blijft ze herhalen dat ze Shirvan niet gelooft. Menselijkheid is ver te zoeken. Het zijn deels de ervaringen van componist Hawar Tawfiq, die in 1998 uit het Koerdische deel van Irak naar Nederland vluchtte.

Die theatrale stereotypering is nodig om duidelijk te maken wie spreekt, want Linssen speelt tegelijkertijd ook de stem van Shirvan. Ze switcht razendsnel tussen de strenge IND en de bange vluchteling. Maar ook tussen een zelfverzekerd en vertwijfeld méns achter het strenge IND-masker, op de momenten dat ze de synopsis van het duizenden jaren oude Gilgamesj-epos declameert waarnaar Shirvan tijdens zijn verhoor maar blijft afdwalen.

Lees ook: Het epos van Gilgamesj: hoe een held mens wordt

Machteloze confrontatie

Naar Babylon aan de IJssel ga je wel voor een harde en machteloze confrontatie met de hedendaagse werkelijkheid. Een vluchtroute mag dan irrelevant zijn in een werkelijk IND-proces, voor het theaterpubliek geldt dat zeker niet. Je rilt bij het idee dat je verstopt onder zakken groenten in een vrachtwagen ligt, en dan is de vluchteling zijn dórp nog niet eens uit. De rest van de reis gaat lopend, hangend onder vrachtwagens of op het bekende rubberbootje, allemaal adembenemend verschrikkelijk.

Krachtig is het moment dat de IND-medewerkster na de verhalen op de stoel van de vluchteling gaat zitten, rug naar de zaal. Plots zitten we allemaal op de stoel van Shirvan. De smokkelaars, de corrupte Griekse kampbewakers en de IND-medewerkers zijn even onmenselijk als koning Gilgamesj dat was voor zijn volk, zie daar de koppeling. Naar meer samenhang tussen Gilgamesj en de huidige vluchteling wordt wel gezocht, maar overtuigt minder. De onmenselijke behandeling van vluchtelingen die zich nu in de realiteit afspeelt, grijpt meer naar de keel dan de fictieve onmenselijkheid van Gilgamesj.

De muziek die Hawar Tawfiq voor de voorstelling en het jubilerende Hexagon Ensemble schreef is prachtig. In plaats van een duidelijke harmonische route kiest Tawfiq voor sfeervolle klankverzamelingen waarin hij de eigen kleur van ieder instrument perfect weet te gebruiken. Het zit vol dissonanten met soms een vleugje dodecafonie à la Luciano Berio. Metalige met de hand geplukte pianoklanken op zachte wrange akkoorden maken de drukkende duisternis tijdens de gure boottocht gruwelijk hoorbaar. De fluit overblaast overtuigend het felle gevecht tussen Gilgamesj en de stier. Dat de helft van de muziek van een tape komt die eerder door musici in Iran werd opgenomen, hoor je nauwelijks. Het Hexagon Ensemble speelt met ze alsof ze op het podium zitten.