Non is een stamelwoord

Woord Het woord ‘non’ betekent het ontkennen van zo ongeveer alles. Maar zodra het hoort, begint er iets in hem te zingen.

De non, van top tot teen bedekt door het habijt, is een vrouw vol mysterie, net als het woord ‘non’ zelf. De combinatie van de drie letters is extreem niet-beschrijvend (‘non’ in het Frans, ‘neen’). We moeten zelf verzinnen wat er onder de oppervlakte ligt. Dán komt de betekenis los: bruid van God, dienares van mens en geloof, lichaam hunkerend naar vrijheid en ten slotte object van begeerte, spot en marteling.

Hoe meer de non verhult, hoe meer we willen zien. Loert ze vanuit de schaduwen die haar kap (de ‘koker’) over haar ogen doet vallen, eisen we dat ze haar ziel blootlegt. Dit mondt uit in historische verhalen waar de vrouwenhaat van af spat, bijvoorbeeld Paul Verhoevens nieuwe film Benedetta, waarin een jonge non in de zeventiende eeuw in een Italiaans klooster een lesbische relatie krijgt met de non uit de titel, en hier op de martelbank voor moet boeten.

Foto Getty

Vaak is nonnenfictie gebaseerd op echte gebeurtenissen. De ‘losgeslagen non’, hoofdfiguur in deze verhalen, bestond dan ook echt. Met haar kampte de Engelse bisschop Adelmus in de achtste eeuw. Uit weerzin over de ‘schaamteloosheid’ en ‘stupiditeit’ van de jonge nonnen van zijn tijd schreef hij een obsessief handboek, De Laude Virginitatis of ‘Lof van de maagdelijkheid’, over hoe deze vrouwen godvruchtig moeten leven. De non moet „smetteloos zijn qua lichamelijke maagdelijkheid”, aldus Adelmus, met als doel „kuisheid van de geest”. Slechts zo kan de non weerstand bieden tegen de „ongeremde prikkels van vleselijke baldadigheid”.

Het handboek levert het bewijs: het woord non betekent het ontkennen van zo ongeveer alles. Zuster Benedetta krijgt te horen: „Je lichaam is je grootste vijand.” En in De non (1792) van Denis Diderot, in 1966 verfilmd door Jacques Rivette, maant de moederoverste in een Frans klooster de pas gearriveerde zuster Suzanne: „Laat de natuur in je afsterven.” Doet de non dat niet, dan gaan de kerkelijke mannen ervan uit dat de duivel in de buurt is, zelfs ín de non, vandaar dat exorcisme vaste prik is in de historiografie van haar leven.

Afgaande op het nonnenhandboek en de fictie over nonnen, worden deze vrouwen geacht geen lichaam te hebben. Zelfs het woord echoot dit: ‘non’ is leeg, in te vullen met allerlei betekenissen. ‘Non’ is via het Frans (nonne) ontleend aan het laat-Latijnse nonna, de vrouwelijke vorm van nonnus of monnik, een woord dat wordt gebruikt om met respect te spreken over een oudere kloosterling. Ook zijn nonna en nonnus volgens het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands stamelwoorden uit de kindertaal voor ‘oudere vrouw’ en ‘oudere man’. Stamelwoorden. Alsof ‘non’ geen genuanceerde, volwassen betekenis kan of mag hebben. Zo bezien zit de potentie van vrouwenhaat al in het woord zelf.

Maar voor mij is nonna iets héél anders. Uit mijn jeugd herinner ik mij een liedje in de taal van mijn verleden, het Afrikaans. Schlagerzanger Gert Potgieter: „Mooie meisjes fraaie bloemen/ al die meisies wil ek soenen/ al die nonnas op ’n ry/ kyk hoe mooi is hul vir my.”

Daar staan de ‘nonna’s’ dan — om te worden geadoreerd. En ik kan alleen maar dromen over hoe het zal zijn ze te kussen.