Reportage

Nee, Kampong is een voetbalclub – waar ze ook gingen hockeyen

Kampong Wachtlijsten, een welgestelde achterban en biefstuk in het clubhuis. Op bezoek bij de grootste voetbalclub van Nederland: Kampong.

Net als de hockeyers spelen de voetballers van Kampong in blauw en wit. Op de achtergrond het clubhuis.
Net als de hockeyers spelen de voetballers van Kampong in blauw en wit. Op de achtergrond het clubhuis.

Hé, wat is dat nou?” Op weg naar het veld houdt een speler van het eerste elftal van Kampong halt bij een jeugdlid dat staat te pielen met een hockeystick. Hij kent de jongen. Tegen diens vader: „Jouw zoon voetbalde toch?”

„Ja, nog steeds hoor.”

„Ik dacht al.”

„Hij lag hier op de grond”, zegt de jongen ietwat verontschuldigend. „Ik speelde er alleen mee.”

Kampong. De gemiddelde Studio Sport-kijker zal die naam koppelen aan een hockeyclub. Een goede, waarvan de mannen en vrouwen amper zijn weg te denken uit de Nederlandse hoofdklasse. Een grote club ook, met 3.300 leden, het meest van alle hockeyverenigingen van Nederland. Geen wonder dat er soms een verdwaalde stick achterblijft.

Toch zullen sommige Kampongers deze associatie onvolledig noemen, om niet te zeggen onterecht. Leden, onder wie je de selectiespeler en de vader en zoon zou kunnen scharen, die tijdens drukbezochte hockeywedstrijden nog weleens willen scanderen dat Kampong géén hockeyclub is. Wat dan wel? Een voetbalclub.

En niet zomaar een. De voetbaltak van het Utrechtse Kampong is de grootste van alle 2.900 amateurclubs. VV De Meern, ook uit Utrecht, en Koninklijke HFC uit Haarlem zitten de club op de hielen, maar volgens de administratie van de KNVB telt Kampong ook dit seizoen de meeste leden. 2.244 om precies te zijn, circa duizend minder dan de hockeyafdeling.

„Maar wij bestonden eerder”, benadrukt Christiaan Hageraats, naast voetballer van het derde assistent-trainer bij het eerste en hoofd technische ontwikkeling bij de voetbalclub. Kampong werd in 1902 opgericht als voetbal- en cricketvereniging. In 1935 kwam daar hockey bij, gevolgd door squash, tennis en jeu de boules. Hageraats: „In de Volkskrant zei een prominent hockeylid onlangs dat Kampong een hockeyclub is waar ze ook voetballen. Nee, nee. Het is een voetbalclub waar ze ook gingen hockeyen.”

Kamponger Christiaan Hageraats, in het midden met donkere jas, in functie als assistent-coach. Foto Dieuwertje Bravenboer

De verenigingen delen hun clubhuis. In de nieuwe kolos, opgeleverd in 2018 op een kunstmatige terp, wijst Hageraats naar de fotowand. Een soort wall of fame, opgedeeld in aparte vlakken per sport. In die van de hockeyers zitten twee deuren, zonder foto’s erop. „Daardoor gingen ze klagen dat onze fotowand groter was.” Het is een geliefde anekdote bij de voetballers, hoewel niemand precies weet of het echt waar, dan wel een grap was. „Volgens mij zijn er wel mailtjes geweest”, herinnert voetbalvoorzitter Kyra Stefels zich, „maar in mijn herinnering heb ik die weggeklikt.”

Thé dansants

Toch is de rivaliteit er vooral voor de gein. In werkelijkheid groeide de voetbalafdeling mede zo hard dankzij de landelijk bekende hockeyers. „Er zijn veel gezinnen waar het ene kind hockeyt en het andere voetbalt”, zegt voetbalbestuurslid Kees Jongkind, bekend van zijn sportdocumentaires bij de NOS. „En de feesten, hè. Als beide eerste elftallen tegelijk thuisspelen, puilt het clubhuis uit.”

Bij de thé dansants, de hockeyfeesttraditie die de voetballers van Kampong hebben omarmd, is het helemaal bal. Dan verandert het clubhuis in een uitgaansgelegenheid, die colonnes opgedirkte jongeren uit heel Utrecht trok. „Het werd steeds gekker”, vertelt Marten van de Hoeve, hoofd sociale ontwikkeling en speler van de veteranen. „Security bij de deur, mensen die zaten te snuiven op de wc’s. In je voetbalkloffie een biertje pakken was er niet meer bij.” Vanwege corona zijn momenteel alleen leden welkom. De club overweegt dat zo te houden.

De feesten, doorgaans goed voor een consumptie van vierhonderd kratten en 1.500 liter tankbier, zijn voor de spelers heilig. Jongkind: „De KNVB bood clubs dit jaar de mogelijkheid om integraal over te stappen naar dezelfde klasse, maar dan op de andere speeldag. Ik heb toen de vraag opgeworpen of wij met ons eerste elftal niet liever op zaterdag gaan spelen, vanwege de nivellering op zondag. Maar dat wilden de spelers niet. De interactie met de hockey is een belangrijk onderdeel van het Kamponger zijn.”

Identiteit

Aan die identiteit wordt veel waarde gehecht. Meer dan aan sportief succes. Nadat het eerste team in korte tijd van de vierde naar de eerste klasse was doorgestoomd (daarin speelt de club nu), lonkten de landelijke divisies. Toch lijkt de eerste klasse het plafond te zijn. Een kwaliteitsinjectie door nieuwe spelers te halen en betalen? Dat is bij Kampong vloeken in de kerk. Liever biedt het eigen spelers de kans, zowel bij de senioren als in de jongste jeugd. Jongkind: „We willen niet dat kinderen die vanaf hun vierde bij Kampong spelen uit de selectie vallen omdat er vijf spelers van een andere club komen.” Voorzitter Stefels: „Dan word je een duiventil van spelers die komen en gaan.”

Kyra Stefels, voorzitter van Kampongs voetbaltak: „Meer teams is onmogelijk vanwege ruimtegebrek.” Foto Dieuwertje Bravenboer

Jeugdspelers van elders kunnen instromen, mits ze meteen bij de beste vijf spelers van het hoogste jeugdteam van hun leeftijdscategorie horen. Maximaal één per jaar. De rest komt op de wachtlijst. Bij de allerjongste pupillen staan daar zestig spelertjes op, bij de onder twaalf twintig. Voetbalt een familielid bij Kampong, dan kom je eerder aan de beurt.

Wat Stefels betreurt is dat ze teams met zeventien- en achttienjarigen soms niet naar de senioren kan laten doorstromen. „Eerst moet er een seniorenteam stoppen. Meer teams is onmogelijk vanwege ruimtegebrek. Anders kunnen ze niet trainen.” De oplossing is volgens haar om op enkele van de vier grasvelden kunstgras te leggen. Nu zijn drie van de zeven velden van plastic. Daar mag onbeperkt worden getraind, op het gras niet.

Mexicaanse bonenburgers

De meeste leden komen uit het oosten van de stad, in de volksmond wel de goudkust van Utrecht genoemd. In deze wijken, zoals Rijnsweerd en Wittevrouwen, wonen over het algemeen hoog opgeleide, witte bewoners met een hoog inkomen. „Hier zie je de loodgieter niet langs de lijn staan”, zegt Simon de la Parra, pachter van het clubhuis waar hij dagelijks negen á la carte-gerechten serveert, van Mexicaanse bonenburgers tot Maarschalkerweerdsteak met friet. In Utrecht-Oost, zegt Marten van de Hoeve, weten Kampongers dat ze hun kind tijdig moeten inschrijven. „Als je kind drieënhalf is, en jij bedenkt dat het leuk is als het bij Kampong gaat spelen ben je eigenlijk al te laat.”

Als hoofd sociale ontwikkeling voert Van de Hoeve jaarlijks individuele en groepsgesprekken met spelers, over normen en waarden, over hun doelen. Waar staat plezier voor? En wat draagt een speler daar persoonlijk aan? Wat hem opvalt: dat de spelertjes zichzelf vaak „lekker” vonden spelen, ook als ze verloren hebben. Teamgenoten speelden hen dan niet goed aan. De trainer en scheidsrechter namen verkeerde beslissingen. „Dat zit ’m natuurlijk ook in de cultuur waarin ze opgroeien. Met de kinderen in Utrecht-Oost gaat het over het algemeen ook wel lekker.”

Met zijn bedrijf Ubuntu Sport en zijn compagnon en clubgenoot Herman Hazewinkel leidt Christiaan Hageraats de trainers van Kampong op. Vaak zijn dat jeugdspelers en ouders. Hij leert ze niet alleen om door de hurken te zakken om op ooghoogte met jonge kinderen te praten, maar ook hoe ze met moeilijke ouders kunnen omgaan. Types die klagen over de trainingsstof, die vinden dat hun zoon op de verkeerde plek staat, of in een hoger team zou moeten spelen. „Ouders die piepen over te weinig uitdaging, kunnen beter ergens anders heengaan”, zegt hij. Het moet leuk zijn, voor alle spelers. „Voor mij is het heilig als elk kind veel van de sport leert naast het leren van de sport.”