Tijdens corona ben ik gaan wandelen. Niet een blokje om in de wijk, maar langeafstandswandelingen. Behalve het Pieterpad bestaan er nog tientallen andere gemarkeerde routes die ons hele land doorkruisen. Mijn eerste wandeling was het Utrechtpad, een grote slinger van 175 kilometer in elf etappes door de provincie. Door bos en polder, langs rivier en stuwwal, Utrecht is adembenemend mooi. Ik heb wel twintig reeën gezien, en waanzinnig veel soorten vogels, bomen en planten. Dankzij wandelen zie je nog eens wat. Je krijgt een dwarsdoorsnede van het Nederlandse landschap.
Daarmee is langeafstandswandelen ook bewegen tussen hoop en vrees. Aan de ene kant heeft ons landschap veel prachtige plekjes, met dank aan natuurbeheerders als Natuurmonumenten en Utrechts Landschap. De wandelpaden rijgen het ene na het andere hoogtepunt aan elkaar. Neem de uiterwaarden van de grote rivieren; die zijn dankzij hoogwaterprogramma’s omgetoverd tot lange linten van fantastische biodiversiteit. Dat ontdekte ik tijdens mijn nieuwste wandelproject. Van Den Bosch naar Steenwijk door het Nederlandse rivierenlandschap. Tegelijkertijd is natuur in Nederland gefragmenteerd, een postzegelverzameling van heideveldjes, bosjes en moerasjes. Langeafstandspaden maken de grote gaten tussen natuurgebieden zichtbaar. Troosteloze bedrijventerreinen en breed uitgemeten snelwegen. En het moderne boerenland: oersaaie, gifgroene biljartlakens van eiwitrijk gras als veevoer. Er is geen klavertje meer te vinden, er fladdert geen vlinder, er kruipt geen worm. Die ecologische armoede ten behoeve van de vee-industrie blijft niet beperkt tot het boerenperceel. Uitwaaierende stikstofverbindingen bedreigen de soortenrijkdom in moeras, bos en sloot.
Spijsverteringskanaal is zwakke schakel
Vlees maken is bovendien een enorme verspilling van grondstoffen. Zonlicht, mineralen en water is het enige dat je nodig hebt om prima voedsel te verbouwen. Vol plantaardig eiwit. Maar in plaats van dat voedsel zelf op te eten, geven we het aan vee, levende eiwitomzetters. Plant wordt vlees of zuivel, maar wel met een enorm energieverlies. Voor iedere kilo rundvlees is acht tot tien kilo plantaardig materiaal nodig. Het spijsverteringskanaal van varken of koe is de zwakke schakel. Een dier wordt in de vee-industrie gebruikt als machine, waar vooral heel veel poep, stikstof en broeikasgassen uit komt. De vee-industrie is een hogedrukketel vol scheuren en barsten, waaruit al dat afval weglekt in natuur en atmosfeer.
Wandelen is niet zo’n efficiënte vorm van verplaatsing. Op de fiets kom je met evenveel boterhammen vier tot vijf keer zo ver. Maar het is goed voor lichaam en geest en heeft geen ernstige gevolgen. Onze vlees- en zuivelproductie daarentegen is inefficiënt én schadelijk voor milieu en klimaat, een fundamentele bedreiging voor het landschap en biodiversiteit. Past deze verspilling nog wel in een wereld waar hulpbronnen schaars zijn? Is de enorme claim op de openbare ruimte nog wel van deze tijd? Hoe kunnen we meer ruimte maken voor natuur én onze voedselproductie op peil houden?
In de eerste plaats kunnen we de vraag naar dierlijk eten verminderen. Dat is een belangrijke sleutel om de impact van ons voedsel op klimaat en milieu te verkleinen. Hier ligt een cruciale rol voor de overheid, om de norm te verschuiven van dierlijk naar plantaardig. Een eiwitrevolutie lonkt. 60 procent van alle eiwitten in ons voedsel is nu nog dierlijk. Dat kan met de helft minder. Uit ervaring kan ik zeggen dat vlees- en zuivelvervangers niet meer van echt te onderscheiden zijn. Maar dan gemaakt van schimmeleiwitten of soja. Alleen de vegetarische rookworst, die is nog steeds niet te eten.
Algen, krekels, meelwormen
Oplossingen voor de resterende vraag naar dierlijk eiwit ontstaan in het lab, en worden op steeds meer plaatsen in de praktijk gebracht. Denk aan algen, krekels, meelwormen, synthetisch vlees, en kleinschaligere kringlooplandbouw.
En de boeren dan? Drie weken geleden schreef journalist Geert Mak in deze krant bedachtzaam en scherp over de moderne boer. Met een paar pennenstreken laat hij je verlangen naar vroeger. Ook veel boeren vonden het vroeger beter. Maar banken, supermarkten en consumenten dicteren kleine marges en schaalvergroting. Waarop de natuur en het milieu niet anders beschermd kunnen worden dan door verstikkende regelgeving. De boer zit gevangen tussen wereldmarkt en overheid, tussen consument en natuur.
Niemand heeft zo’n hechte band met het weer en het landschap als de boer. We hebben ze dan ook hard nodig. Voor kleinschalige, eerlijke, duurzame veeteelt. Voor hoogtechnologische akkerbouw, zonder excessieve uitstoot van fosfaat en stikstof. We hebben boeren ook nodig om ons landschap opnieuw vorm te geven. Breng de houtwallen terug, de bosjes, het struweel. Kraamkamers voor vogels en kleine zoogdieren. Daarmee keren ook insecten terug en half verdwenen vogelsoorten. De natuur is veerkrachtig. Laten we werken aan een landschap dat diverser is dan ons land ooit gekend heeft. Vijf sterren voor iedere langeafstandswandeling. Natuurgebieden waarbij de Serengeti verbleekt. En dat bedoel ik zonder ironie. Het kan.