Opinie

Kadaver

Marcel van Roosmalen

De kat had weer een vogel gepakt. Terwijl ik dit schrijf voel ik enige schroom, ik zie op tegen de reacties. Ik schreef al eerder dat onze poezen soms een vogel pakken en toen kwam er een stroom reacties van mensen die vonden dat ik ze een bel om moest hangen, binnen moest houden of weg moest doen. Een kat die een vogel vangt maakt in dit land meer los dan een slachter in het abattoir. Nooit komt iemand met het voorstel om iedereen die nog vlees eet een grote bel om de nek te hangen.

De vogel lag op het gazon.

Leah van Roosmalen (4) hing, het hoofd half scheef, boven het gevecht tussen leven en dood dat de vogel met zichzelf voerde.

Ze zei: „Ik denk dat hij pijn heeft, je moet een dokter bellen.”

Ik kan beter met de schep op zijn kop slaan, dacht ik. Een goed gemikte, harde tik.

Leah van Roosmalen struikelde naar binnen en kwam terug met het doosje pleisters uit de keukenlade.

Toen de toestand van mijn vader hopeloos was en hij in het grote bed lag te wachten op het einde, de artsen konden en mochten van hem niets meer doen, kwam mijn moeder ook de hele tijd met kleine doekjes voor het bloeden. Ze bracht hem tompoezen en verse haring omdat ze ergens gelezen had dat vet eten goed was.

Het verdween allemaal onder het bed, of wij aten het namens hem op, hetgeen voor mijn moeder een teken was dat hij ondanks alles op miraculeuze wijze op de weg terug was. Ineens zag ik hoeveel Leah van Roosmalen op mijn moeder leek. Zelfde loopje, zelfde haar, zelfde bezorgde blik.

Ik pakte de schep en zei dat ik de vogel ging helpen en dat ze maar beter naar binnen kon gaan. Ze kroop in de keukenkast. Ik klaarde het karwei en gooide het kadaver in de biobak. Daarna haalde ik Leah van Roosmalen uit de keukenkast. Ze vroeg hoe het met de vogel was.

„Weg gevlogen”, zei ik.

Ze ging kijken.

Er lag nog wat vogelbloed.

Ik dacht weer aan mijn vader, opgegeven in bed.

Mijn moeder die kwam informeren of het al beter ging en dat hij toen zei wat ze wilde horen. Ze geloofde het een halve dag, Leah van Roosmalen had vijf minuten nodig om werkelijkheid te accepteren en relativeerde toen die doordrong meteen.

„We hebben toch genoeg vogels.”

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.