Opinie

Weg met de verhuurderheffing

Volkshuisvesting De verhuurderheffing was een tijdelijke crisismaatregel. Schaf ’m nu direct af, schrijft .
Sociale huurwoningen in de Jeruzalemwijk in Amsterdam.
Sociale huurwoningen in de Jeruzalemwijk in Amsterdam. Foto Yentl Slik

De demissionaire regeringscoalitie en de fracties van PvdA en GroenLinks zijn het in het begrotingsoverleg voor 2022 eens geworden over reductie van de verhuurderheffing met 500 miljoen euro. Dat is een verlaging met ongeveer een kwart. Het leeuwendeel van de verhuurderheffing, circa 90 procent, wordt door de woningcorporaties opgebracht. Deze zeer specifieke belasting werd in 2013 door de VVD-PvdA-coalitie ingevoerd als tijdelijke crisismaatregel.

In recente beschouwingen komt onvoldoende uit de verf dat we hier te maken hebben met een ronduit perverse maatregel die in strijd is met letter en geest van de Woningwet. Alleen al om de volgende principiële redenen moet de verhuurderheffing zo snel mogelijk geheel worden afgeschaft.

Allereerst poneert de Woningwet dat woningcorporaties geen winst mogen maken, maar wel reserves mogen vormen, mits de overschotten uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting worden aangewend. Aan deze voorwaarde voldoet de verhuurderheffing allerminst. Het Rijk houdt alle betrokkenen voor dat het vermogen van woningcorporaties moet worden veiliggesteld voor de volkshuisvesting, maar geeft zelf het verkeerde voorbeeld.

Het Rijk verdient aan de sociale huursector

De omvang van de verhuurderheffing is bovendien een veelvoud van de omvang van de staatssteun aan sociale verhuurders. Door de garantiestructuur die de sociale huursector al jaren kent, geldt voor leningen die corporaties aantrekken een wat lagere rente dan voor niet-gegarandeerde leningen. Per saldo verdient het Rijk aan de sociale huursector, terwijl velen (ook politici) denken dat de sociale huursector door het Rijk wordt gesubsidieerd. Dat was vroeger zeker het geval, maar algemene objectsubsidies zijn in de sociale huursector jaren geleden afgeschaft.

De koopsector profiteert nog steeds van aanzienlijke fiscale subsidies (zoals hypotheekrenteaftrek, huurwaardevoordeel, belastingvrije schenkingen aan kinderen). De commerciële huursector wordt grotendeels vrijgesteld van belastingen. De sociale huursector is de enige woonsector die per saldo wordt belast: met circa 1,3 miljard euro netto per jaar. Dat komt in geen enkel ander EU-land voor. De verhuurderheffing is expliciet ingevoerd als tijdelijke crisismaatregel. De financieel-economische crisis is al jaren voorbij, maar de verhuurderheffing is gebleven. Door de koppeling van de verhuurderheffing aan de WOZ-waarde is de omvang sinds 2013 aanzienlijk gegroeid.

De verhuurderheffing is in 2016 geëvalueerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken. De slager keurde zijn eigen vlees. Conclusie: de verhuurderheffing pakt weldadig uit.

Zelden is zo’n kritiekloze beleidsevaluatie uitgevoerd. Vlak daarna verscheen in opdracht van branchevereniging voor woningcorporaties Aedes, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Woonbond, een onafhankelijke evaluatie van de verhuurderheffing, uitgevoerd door het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO), verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Dat veegde op wetenschappelijke wijze de vloer aan met de verhuurderheffing. Mede door de rooskleurige visie op de verhuurderheffing van het Centraal Planbureau (door Johan Conijn gesignaleerd in de brievenrubriek van NRC, 28/9) werd het Groningse onderzoek in Den Haag doodgezwegen. De verhuurderheffing is jarenlang voorwerp geweest van ongebreidelde kennismanipulatie.

Geld naar sociale taken

Als de verhuurderheffing zou worden afgeschaft, dan zouden de middelen niet volgens een eenvoudige, ‘beleidsarme’ verdeelsleutel moeten worden toegewezen aan de woningcorporaties (bijvoorbeeld naar rato van de omvang van het corporatiebezit). Tussen corporaties onderling zijn namelijk grote verschillen in omvang en aard van de sociale taakstelling (nieuwbouw, groot onderhoud, energietransitie). De verdeling van de bespaarde middelen van de verhuurderheffing moet worden gekoppeld aan die verschillen en rekening houden met de verschillen in financiële kracht van de woningcorporaties. De taakstellingen en middelen dienen te worden opgenomen in de prestatie-afspraken die de gemeenten en huurdersorganisaties jaarlijks maken met de afzonderlijke woningcorporaties. De politiek en maatschappelijk gelegitimeerde sociale investeringsplannen zullen de omvang en fasering van de bespaarde verhuurderheffing aan de corporaties moeten bepalen. Uiteindelijk zal de financiële afrekening moeten worden gebaseerd op de omvang van de feitelijk gerealiseerde sociale investeringen per corporatie.

De conclusie is evident: algehele afschaffing van de verhuurderheffing zal een krachtige bijdrage leveren aan de beteugeling van de woningcrisis en de realisering van klimaatdoelen.