Imme Dros: „’s Morgens staan we handenwrijvend op, vaak al om een uur of vijf, halfzes. Ha, we kunnen weer!”

Foto Annabel Oosteweeghel

Interview

Imme Dros: ‘Ik wilde altijd al iets doen met Shakespeare’

Schrijver In Gisterland, haar eerste roman voor volwassenen, wekt Imme Dros de vrouw van Shakespeare tot leven. Anne Hathaway werd eerder weggezet als kreng. Bij Dros is ze een liefhebbende partner.

Virginia Woolf verzon Shakespeares zuster en Imme Dros (85) verzon zijn vrouw – Anne Hathaway. Of nou ja, die zuster, Judith, in A Room of One’s Own, is van top tot teen bedacht en Anne Hathaway heeft echt bestaan. Alleen is er bijna niets over haar bekend. Geboren in 1555 of 1556, getrouwd in 1582, gestorven in 1623. Drie kinderen, van wie er een, Hamnet, op zijn elfde stierf. Dat is het wel zo’n beetje. Ze zou een boerentrien zijn geweest en, volgens de overlevering, een dominant kreng. Ze was acht of negen jaar ouder dan William Shakespeare. In de roman Gisterland, die komende week verschijnt, geeft Imme Dros haar een gezicht, een geschiedenis, een karakter, een leven.

Nog even over Judith. Virginia Woolf bedacht haar om te laten zien dat een vrouw met het talent van Shakespeare in de tijd van Shakespeare nooit een Shakespeare kon worden. Ze mocht niet naar school, zoals haar broer, want meisjes mochten niet naar school. Ze kreeg straf als ze een boek las. Poetsen moest ze en haar vader sloeg haar toen ze weigerde te trouwen. Ze wilde toneelspelen, net als haar broer, en vluchtte naar Londen. Dom, dom. Vrouwen mochten niet toneelspelen. De man die haar zou helpen maakte haar zwanger en liet haar verder barsten.

Lees dan het begin van Gisterland, de eerste roman trouwens die Imme Dros voor volwassenen schreef. Voorheen schreef ze altijd voor jonge kinderen en pubers. Ze vertaalde en bewerkte Homerus’ Ilias en Odyssee. Ze werd beloond met tal van prijzen. Op de eerste bladzijden van Gisterland is Anne Hathaway een eigenwijs klein meisje dat doet alsof ze niet kan praten als het haar zo uitkomt. Ze wordt razend als blijkt dat haar broer wel naar school mag en zij niet. Trouwen? Nooit van haar leven!

Ze trouwt dus wel, op haar zes- en zevenentwintigste, maar ze wordt geen zielig geval, zoals Judith. Sinds Virginia Woolf is er weer een eeuw verstreken. Judith is nog tragisch en pleegt zelfmoord, Anne is sterk en optimistisch. Ze leert kinderkleertjes en damesjaponnen naaien in de jaren dat William nog maar wat aanprutst en verdient er goed geld mee. Ze praat met hem over zijn ideeën voor toneelstukken en moedigt hem aan om van Stratford-upon-Avon naar Londen te gaan, drie dagreizen ver door bossen vol gespuis. Ze houdt van hem. Ze wil dat hij zijn ambities najaagt. Zij redt zich wel.

Imme Dros zit op de bank in de voorkamer van het huis waar ze sinds 1974 woont met haar man Harrie Geelen, in Hilversum. Dat huis, vrijstaand, witgepleisterd, destijds gekocht voor 135.000 gulden – „maar de rente was meer dan 10 procent” – heeft een torentje op het dak en rood met witte luiken. Het ligt verscholen tussen bomen en dicht struikgewas. „Een buffer”, zegt ze. „Vroeger is hier eens een bus bijna naar binnen gereden. Keek ik zo” – ze draait zich om naar het raam – „in de koplampen.” Naast het huis ligt een kruispunt van twee doorgaande wegen.

Links en rechts van haar op de bank en bij haar voeten op de vloer liggen boeken, stapels en stapels boeken. Op de tafels en tegen de wanden, op de trap naar boven en in de hal – boeken, boeken, boeken. En kunstwerken, van Harrie Geelen. Hij is illustrator, schilder, dichter, regisseur en componist. Hij zit tijdens dit gesprek in de zijkamer achter een enorm beeldscherm te werken. Maar eerst heeft hij koffie gebracht, bestrooid met kaneel. „Biscuitje erbij?”

„’s Morgens staan we handenwrijvend op”, zegt Imme Dros. „Vaak al om een uur of vijf, halfzes. Ha, we kunnen weer!” Goed, ’s avonds tegen negenen zijn ze dan wel uitgeput, ook al omdat ze alles in huis nog zelf doen. Stofzuigen, soppen, eten koken, de vaat. Alleen de boodschappen worden sinds de eerste lockdown aan huis bezorgd. Idee van de kinderen.

Waarom wilde u een roman over Anne Hathaway schrijven?

„Al sla je me dood. Echt hoor. Ik was het helemaal niet van plan.”

Het gebeurde vanzelf?

„Mijn plan was altijd om iets met Shakespeare doen, al toen ik studeerde. Ik deed Nederlands en mijn bijvakken waren theaterwetenschap en Engelse letterkunde. Shakespeare, Shakespeare, Shakespeare. Ik hield van toneel, van dialogen, en ik vond zijn stukken geweldig. Zijn leven interesseerde me niet zo. Het ging me om de taal. Ik houd van taal. Homerus – ook zo’n genie met taal. Daarom heb ik jaren en jaren aan de Ilias en de Odyssee gewerkt. Vanwege de taal.”

Toch gaat Gisterland over het leven van William Shakespeare en Anne Hathaway.

„Gezien door de ogen van Anne Hathaway, dat is zo. Van Shakespeare is ook bijna niets bekend, dus moest ik van alles uitzoeken over de maatschappij in die tijd, hoe het zat met het huwelijk en de kerk en allerlei gewoonten en dit en dat. Gelukkig had ik een geweldig boek” – ze pakt het zonder aarzelen uit een van de stapels – „waar heel veel in staat, onder andere dat Macbeth helemaal niet die moordzuchtige figuur was die Shakespeare van hem gemaakt heeft.” Het boek is de Critical Companion to William Shakespeare van Charles Boyce, een encyclopedie over zijn leven en zijn werk. „Van een goede koning maakt Shakespeare een seriemoordenaar en toen dacht ik: als hij dat durft, dan durf ik het wel aan om te verzinnen hoe het leven van Will en Anne eruit kan hebben gezien. Dat gaat toch heel wat minder ver.”

Ik ben al twintig jaar bezig met die rare zin die Shakespeare over Anne in zijn testament heeft gekrabbeld

Maar waarom wilde u het?

„Omdat ik over Shakespeares stukken wilde schrijven, hoe hij ze bedacht en hoe hij schreef. Maar ik kon hem moeilijk over zichzelf laten praten en zo kwam ik op Anne. Hij praat ’s avonds in bed tegen Anne over zijn werk. Anne vraagt hem van alles en daar ben je als lezer bij. Zo kan ik laten zien hoe die stukken ontstonden en waarom ze zo geniaal zijn. En dan heb je die zin over haar die Shakespeare op het laatste moment in zijn testament gekrabbeld heeft. I gyve unto my wife my second best bed with the furniture. Ik vermaak aan mijn vrouw mijn op een na beste bed met het meubilair. Die zin is echt. Dat is een gegeven. Een rare zin voor Shakespeare. Dat vind ik gewoon. Het is een rare zin en ik ben er al twintig jaar mee bezig. Die heeft me over die twee aan het denken gezet.”

Wat leest u erin?

„Iets tussen Will en Anne, een boodschap. Kijk, Anne is op grond van die ene zin in het verleden weggezet als een oude vrijster die op haar zesentwintigste of zevenentwintigste zwanger werd van een jongen van achttien, waarna haar familie hem dwong met haar te trouwen. Een slecht huwelijk, en daarom ging Will naar Londen. Weg van haar. Later werd het ook wel dat het beste bed natuurlijk voor de gasten was en dat het huwelijk misschien helemaal niet zo slecht was. Allemaal aannames, interpretaties. Ik dacht: daar kan ik dan mijn interpretatie wel tegenover zetten. Zij houdt van hem, maar hij houdt ook van haar. Waarom niet?”

En zo zag u haar vanzelf tot leven komen?

„Ja, en waar ik ook veel aan had” – ze haalt weer een boek uit de stapel naast haar – „is Shakespeare’s Wife van Germaine Greer. Zij is in allerlei archieven gaan kijken en heeft uitgezocht hoe vrouwen zoals Anne leefden. Dat je na de geboorte van een dochter veertig dagen binnen moest blijven en na de geboorte van een zoon dertig dagen, dat heb ik van haar. En ook dat je na afloop van de kraamtijd een reinigingsritueel moest ondergaan in de kerk, heel vernederend.”

Het maakt haar opstandig.

„Omdat ze het oneerlijk vindt. En het was ook oneerlijk.”

Vindt u.

„Anne is natuurlijk opgebouwd uit mijn ervaringen en ideeën, uit dingen die ik gehoord of gelezen heb en me intrigeren. Ze redt een keer een lammetje als ze een jaar of tien is en dat heb ik ook gedaan. We woonden op Texel en ik kwam bij precies zo’n oude drinkkolk als Anne, een drinkkolk met een reepje land erdoor. Daar stond een schaap en ze bukte naar het snuitje van haar lam dat in het water was gevallen. Dat beest ziet mij en gaat voetje voor voetje achteruit, waardoor ik dat lam eruit kan halen. Dat gevoel had ik echt, dat ze het met opzet deed.

Lees ook deze recensie van deze verhalenbundel die Imme Dros met Harrie Geelen maakte: Meesterverteller Imme Dros verandert legendarische figuren in mensen van vlees en bloed

„Op Texel had je ook een man die met een kistje om zijn kop liep en iedereen zei: die is knettergek. Nee, dacht ik. Hij heeft migraine. Hij probeert het licht van opzij bij zijn ogen weg te houden. Ik ken dat, want ik heb veel aan migraine geleden, net als mijn moeder en een van mijn zusjes. Daarom draag ik een bril met donkere glazen. Tegen het licht. Dat kistje laat ik dus terugkomen in Gisterland. De jongen op wie Anne eerst verliefd is, Thom West, heeft een kistje op zijn kop omdat hij altijd hoofdpijn heeft. Hij studeert wiskunde in Oxford, maar dat kan hij om die reden niet volhouden.”

Anne kreeg in 1585 een tweeling, Judith en Hamnet, en u heeft ook een tweeling.

„Dat kwam goed uit bij de beschrijving van die bevalling. Bij mij is niks beschadigd, maar van Germaine Greer weet ik dat vrouwen in die tijd na een tweeling soms volledig uit elkaar lagen. Ze hadden geluk als ze het overleefden. Daarom denk ik dat Anne daarna geen kinderen meer gekregen heeft. En niet omdat Will niet van haar zou houden.”

Hamnet sterft bij u doordat hij van de keldertrap valt en zijn nek breekt.

„Die keldertrap heb ik gezien. Ik ben diverse keren met Harrie in Stratford geweest, vroeger al, en we waren ook in het geboortehuis van Shakespeare, in Henley Street. Anne Hathaway is na hun huwelijk bij William en zijn ouders ingetrokken. Je komt dan in een heel kleine ruimte waar Shakespeares vader handschoenen maakte, en achter het huis kun je zien waar de koeien- en schapenhuiden werden bewerkt. Het moet een stinkende rottroep zijn geweest.

„Toen we naar buiten liepen, zag ik bij de deur die keldertrap, glibberig en donker, doodeng. Bij het schrijven dacht ik: daar is Hamnet vanaf gestort. Niemand weet waaraan hij is gestorven, het kan ook de pest zijn geweest. Maar dit leek me aannemelijk. Ik heb zelf een slecht evenwicht omdat ik links ben en rechts moest leren schrijven. Op de trap ben ik altijd voorzichtig. Hier waren alle trapleuningen weggehaald toen we er kwamen wonen, dat was modern. Toen een vriendje van de kinderen van de trap was gevallen hebben we dat onmiddellijk veranderd.”

Twaalf jaar geleden werd Imme Dros geschept door een automobilist die zijn richtingaanwijzer wel had aangezet, maar niet afsloeg. Haar knie was ontwricht, haar ribben waren gekneusd en er was iets met haar bekken, waardoor ze nu altijd pijn in haar rug heeft. Ze kan het gewicht van haar armen niet dragen, dus loopt ze buiten met een fiets, de armen op het stuur. Een rollator zou ook kunnen, maar daar heeft ze geen zin in. Op die fiets kan ze fietsen als ze wil en op een rollator niet. Binnen zit ze het liefst op de bank, met haar laptop op een verrijdbaar tafeltje voor haar. Ze hoeft het alleen maar naar zich toe te trekken. „Verder ben ik helemaal gezond”, zegt ze, „Als ik nog goed had kunnen lopen, had ik willen reizen. Nu kan ik niet meer reizen en ik denk: goed geregeld.”

Goed geregeld?

„Harrie loopt ook slecht. Zijn rug is versleten doordat hij altijd boven de lichtbak hing om te animeren. Dus we kunnen elkaar een handje geven. Af en toe maken we een wandelingetje, uitwijkend voor iedereen. Hoe slecht je ook ter been bent, niemand gaat voor je aan de kant. En dan moeten wij de rijweg weer op.”

Macbeth, Hamlet, King Lear, Othello, Romeo and Juliet, een en al jaloezie, wraak, moord en doodslag. De Ilias gaat over een gruwelijke oorlog. U leest dat graag?

„O, nee. Daarom heb ik zo lang gewacht met de vertaling van de Ilias. De Odyssee had ik toen allang af. Ik was een kind in de oorlog, en op Texel had je na 5 mei 1945 die gruwelijke Russenoorlog.” Georgische soldaten uit de Wehrmacht begonnen te muiten en rekenden af met de Duitsers – tot op 20 mei de Canadezen kwamen. „Daar zaten wij middenin. Je had der alte Fritz die de hele bezetting lang bij mijn vader brood voor het garnizoen kwam bestellen – mijn vader was bakker – en dan foto’s van zijn familie liet zien, altijd dezelfde. Oervervelend natuurlijk, wat moest je zeggen? Die hebben ze toen doodgeslagen. En dat hoorde je dan, want de volwassenen praatten erover waar je bij zat. Ik kon daar heel slecht tegen.”

En dan toch zo van Shakespeare en Homerus houden.

„Omdat de taal prachtig is. Dat heeft me over mijn weerzin heen getild. De hertog van Cornwall die Gloucesters ogen uitsteekt in King Lear – verschrikkelijk. Maar de taal! Voor de taal verdraag ik alles. Richard III: Now is the winter of our discontent / Made glorious summer by this sun of York. Zo schitterend.”