Brieven

Dries van Agt

Ontstaan Molukse kwestie verdient enige context

Foto Merlijn Doomernik

Niemand zal de tragiek van de Molukkers ontkennen en aan Nederlandse kant zijn zeker fouten gemaakt. Conclusies die Van Agt (‘Aan de Molukkers is groot onrecht bedreven’, 2/10) trekt, gaan echter voorbij aan de realiteit van toen. Bij de soevereiniteitsoverdracht in 1949 was besloten het KNIL een half jaar later te ontbinden. De meeste KNIL-militairen waren in 1950 daarom overgegaan naar het Indonesische leger of gedemobiliseerd. Dat laatste gold echter niet voor de Ambonezen onder hen. Zij wilden dat alleen doen in een vrij Ambon; de Molukkers waren sinds 1949 verwikkeld in een vrijheidsstrijd tegen Indonesië. De Ambonese KNIL-militairen verbleven met hun gezinnen in beschermde kampen op Java en zij werden daar tijdelijk ingelijfd bij de Koninklijke Landmacht. De Hoge Raad dwong in 1951 de regering te voorkomen dat zij in door Indonesië bezet gebied moesten afvloeien, waarop overtocht naar Nederland als enige optie overbleef. Verscheping naar bijvoorbeeld Nieuw-Guinea hadden zij afgewezen. Gezien de enorme woningnood was onderbrenging van 3.000 gezinnen in kampen begrijpelijk. Juist de Molukkers zelf zagen het verblijf bovendien als tijdelijk, in afwachting van terugkeer naar vrije Molukken. Zij weigerden dan ook lang reguliere huisvesting.

Zoals de gewelddadige beëindiging van de kaping in 1977 context verdient, geldt dat ook voor het ontstaan van de Molukse kwestie.


bijzonder hoogleraar parlementaire geschiedenis Universiteit Maastricht