Vanaf ons balkon in Amsterdam-Noord kijken we boven op de kroon van een tulpenboom. De brede bladeren van die boom zijn uitermate geschikt om op te gaan zitten zonnen. Als je een insect bent. Bijen, wespen en zweefvliegen warmen er ’s morgens op in de herfstzon. En atalanta’s. Prachtig getekende vlinders, donkerbruin met brede oranje banden. Ze zijn mooi en ze zijn onverdraagzaam. Op hun favoriete blad zijn andere insecten niet welkom. Bij nadering van een wesp of honingbij, toch ook geen kinderachtige jongens, flappert de atalanta hevig met zijn vleugels. Waarna de indringers maken dat ze wegkomen.
Als er een andere vlinder in de buurt komt, een soortgenoot of een dagpauwoog, dan volstaat vleugelgeklapper niet meer, dan gaat de atalanta in de aanval om met een achtervolgende dwarrelvlucht de concurrent een paar meter weg te jagen. Ze hebben het er maar druk mee, daar beneden in die tulpenboom.
Twee weken terug waren er veel meer atalanta’s. Tientallen hingen er bij ons rond, etend van de overrijpe vruchten van onze vijgenboom. Half september waren ze opeens bijna allemaal vertrokken. De website Naturetoday.com meldde op die dag dat overal in Nederland atalanta’s werden gezien die doelgericht naar het zuiden vlogen. Honderden. Duizenden. Vlinders die hier geboren zijn, in Amsterdam, in Nederland, en die in een rechte lijn naar Frankrijk vliegen, of zelfs naar Spanje.
Een beestje van nog geen halve gram dat, dag en vaak ook nacht doorvliegend, in zijn eentje een half continent plus een bergketen oversteekt. Dat gaat je verstand te boven. Hoe weten ze waar ze heen moeten, waar halen ze de energie vandaan? Hoe weerstaan ze regen, wind, hongerige zwaluwen, roofvogels, vleermuizen? Dat weten we allemaal niet, de wegen van de natuur zijn soms nog ondoorgrondelijk, wel weten we dat het merendeel van deze trekvlinders onderweg het loodje legt. Het is maar een kleine minderheid die de eindstreep haalt en in het zuiden van bloeiende planten kan gaan genieten. Die paar taaie rakkers leggen eitjes en sterven. Uit de eitjes komen rupsen, die verpoppen tot vlinders, die vervolgens weer naar het Noorden vliegen, naar Nederland, naar Amsterdam, naar onze tulpenboom. En naar alle andere plekken in de stad waar aantrekkelijke planten bloeien. Geveltuintjes in Oud-West, Zuidoost of midden in het centrum: zet er koninginnenkruid in, of astertjes, of vlinderstruiken, en je krijgt atalanta’s. Een beest dat de Pyreneeën over kan steken kan ook over de Overtoom en de Stadhouderskade heenvliegen.
De laatste atalanta’s op onze tulpenboom zullen binnenkort de hoofdmacht achterna gaan naar het zuiden. Een enkeling zal proberen om hier te overwinteren. Als het niet gaat vriezen dan hebben ze een kans op overleven. En dan zijn ze volgend jaar mooi de eerste.
Stadsecoloog Remco Daalder schrijft op gezette tijden over de dieren en vogels van Amsterdam.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data76607538-e597bb.jpg|https://images.nrc.nl/etKPS1PYadPWg8TM274NxT2rnKU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data76607538-e597bb.jpg|https://images.nrc.nl/NUbxsi54pNSiW9c-V5ZzU75zDoU=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data76607538-e597bb.jpg)