Over de rugleuning van de bureaustoel in haar atelier hangt nog steeds haar lila jasje. Maar buiten bloeit de tuin met de 888 door Martine Bijl geplante buxusboompjes al twee jaar zonder haar. Elke ochtend passeert Berend Boudewijn in de badkamer de schelpengrot die ze maakte van vele honderden schelpen die ze met engelengeduld op grootte sorteerde. De vloer van het toilet is nog altijd datzelfde vlammende mozaïek van minuscule emaillen steentjes waaraan ze een zomer lang werkte. En overal staan nog de poppen die ze maakte, verbijsterend in hun rake details. „Het is eigenlijk net alsof ze er nog is”, zegt Boudewijn. „En tegelijk is ze heel ver weg. Ze is altijd aan mijn zijde. Tegelijkertijd ontbréékt ze altijd aan mijn zijde.”
Mede daarom was het zo fijn om aan dit boek met teksten van Martine Bijl te werken. Van dit en dat en van alles wat is een bijzondere verzameling geworden van dagboekfragmenten, brieven, cabaretteksten, aanzetten tot een roman en een toneelstuk. Een glanzende staalkaart van haar kunnen. Het samenstellen van het boek was voor de 85-jarige Boudewijn niets minder dan een liefdesverklaring. „Ik wilde zo graag nog eens aan de hele wereld laten zien hoe leuk, bijzonder en getalenteerd Martine was. Zo houd ik haar toch een beetje levend.” De titel Van dit en dat en van alles wat was een vaste uitdrukking van haar. „Je kunt het positief gebruiken. Als je een gerecht serveert en mensen roepen: ‘Hmmm. Lekker… wat zit erin?’, kun je zeggen: ‘Van dit en dat en van alles wat’. Maar ze kon het ook gebruiken als ze een matige theatervoorstelling had gezien. Dan bedoelde ze dat het een allegaartje was.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/06/data45524879-02fd40.jpg)
Wat Martine Bijl ook deed, bij alles werd ze gedreven door een tomeloos perfectionisme. Alles moest zorgvuldig en met overgave. Toen ze overwogen om een nieuw fornuis voor hun oer-Hollandse keuken aan te schaffen, maakte ze voor de zekerheid eerst precies zo’n fornuis van karton, op ware grootte en in de beoogde kleur - om te kijken of het beviel.
Perfectionisme klinkt als een positieve eigenschap, maar het kan ook een ramp zijn, zegt Boudewijn. „Er is altijd wel iets dat je niet goed doet. Ze maakte lang geleden een boek met sprookjes die ze op rijm had gezet. Echt een prachtig boek met fantastische illustraties. Alleen stond er ergens op pagina zoveel een kleine zetfout. Als mensen jaren later kwamen aanzetten met dat boek, bladerde ze direct naar die bladzijde om die fout met de hand te verbeteren.”
Wat ze deed, moest méér dan goed zijn. Altijd. Dat gold zeker voor de cabaretprogramma’s die ze met veel succes speelde. Elke dag nam ze opnieuw hardop de hele show door, ook als ze die de avond daarvoor nog gespeeld had. Zelfs bij de honderdtwintigste voorstelling. Maar ook bij het maken van poppen legde ze de lat torenhoog; poppen die ze mislukt vond, maakte ze resoluut kapot. „Ze is lang bezig geweest met het bewerken van glas. Zat ze met een grote bril op – omringd door allerlei apparatuur – bij een grote steekvlam. Was ze speciaal bij de brandweer gaan informeren hoe ze dat brandveilig kon doen. Ze volgde allerlei cursussen, bestudeerde boeken en video’s. Ik vond het prachtig wat ze maakte. Maar toen ze zich realiseerde dat ze nooit een professioneel niveau zou kunnen halen, is ze er van de ene op de andere dag mee gestopt, en heeft ze alle spullen weggegeven.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data76609133-648a33.jpg|https://images.nrc.nl/vVBnpb_krih1-RRi1iBPFvxEXdk=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data76609133-648a33.jpg|https://images.nrc.nl/N6ELA8TCME14DVBFh5c1BgZfEn0=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data76609133-648a33.jpg)
Foto Merlijn Doomernik
Je kunt toch ook iets doen omdat je het léúk vindt?
„Dat zou je denken, hè? Maar ze verwachtte altijd een hoog niveau van zichzelf.”
Waarom legde ze die lat zo hoog? Dan ben je je leven lang examen aan het doen.
„Dat is absoluut waar. Als ik de kwakzalver uit Wenen mag geloven zal dat wel met haar jeugd en haar ouders te maken hebben. In het boek staan ook jeugdherinneringen van Martine. Het was bepaald geen warm gezin waarin ze opgroeide. Met een onderdanige moeder en een weinig liefdevolle vader. Ze is als meisje omringd geweest door kilte. Ze heeft voor haar gevoel voortdurend moeten bewijzen dat ze er mocht zijn. Die drijfveer is nooit meer verdwenen. Ze is op veel vlakken professioneel echt succesvol geweest. Een doodenkele keer zei ze opeens: ik heb misschien toch wel bewezen dat ik het kan.”
Ze was succesvol als zangeres, heeft platen, tv-shows en cabaretprogramma’s gemaakt, boeken geschreven en vijftien musicals vertaald. Toch was ze voor veel mensen vooral die vrouw van Heel Holland Bakt.
„Dat vond ze prima. Roem is vergankelijk. Tijdens repetities van een musical zei ze weleens: dan kun je dáár bij dat woordje het best even ademen. Dan keken die acteurs haar stomverbaasd aan. Goh, dat die vertaalster ook verstand heeft van zingen… Het kon haar weinig schelen. Als iémand wist dat het allemaal voorbijgaat, dan was het Martine.”
Ze ontmoetten elkaar in de jaren tachtig. Martines impresario Joop Koopman adviseerde haar om de befaamde regisseur Berend Boudewijn te vragen voor de regie van haar theaterprogramma’s. Ze belde hem met enige schroom op. „Eh, het is niet vernieuwend wat ik doe, hoor.” Zijn reactie – „Godzijdank”- vond ze „zeer geruststellend”.
Langzaamaan ontstond er meer dan een werkrelatie. In 1990 trok ze bij hem in. Die datum werd nadien elk jaar gevierd als ‘intrekdag’. Bijna dertig jaar waren ze samen. Wat hun bond? Hij hoeft er nauwelijks over na te denken. „De volstrekte zekerheid dat het veilig was bij elkaar. En we hadden enorm veel plezier samen. We communiceerden veel via briefjes op de keukentafel. Dan lag er bijvoorbeeld een briefje, zogenaamd van een zwakbegaafd meisje dat stiekem in ons schuurtje woonde. Dat meisje was smoorverliefd op mij, en schreef briefjes vol spelfouten aan mij.”
Ik heb een hele poos niet in de tuin gewoond dat hebt u zeker wel gemerkt. Ik was naar de nonen. Ik wou eerst een noon worden en mijn leven aan Jezus weiden. Maar toch maar niet. Jezus kan toch niet aan U tippen echt niet.
Hij bewaarde haar briefjes zorgvuldig. Later bleek zij ook alle briefjes van hem bewaard te hebben. Hij vond ze na haar dood in een doos. De herinnering grijpt hem kort maar zichtbaar aan. „Dat vond ik heel ontroerend.”
„Gelukkig zijn, we waren er maar druk mee”, schrijft Boudewijn in het voorwoord van het boek. Ze hebben zich vaak gerealiseerd hoe goed ze het samen hadden. „Kees van Kooten speelde ooit dat hij als zijn typetje de Vieze Man in een bonbonwinkel was. Hij mocht een bonbon proeven. Die slikte hij door, waarbij hij vergat te proeven. Wij zeiden zo vaak tegen elkaar: hebben we het nou wel goed geproefd? We slikten ons geluk niet gedachteloos door. Het is alleen zo jammer dat de mooie dingen zo snel voorbijrazen. Met Pasen hadden we hier vaak een brunch met vrienden. Overal in huis lagen dan kinderspullen en uitgeschopte laarsjes.” Met een diepe zucht: „Waarom kunnen zulke dagen niet eeuwig duren?”
In september 2015 veranderde alles. De wekkerradio had net het negende ochtenduur gepiept. Martine deed haar gymnastiekoefeningen toen Boudewijn opeens een harde bons hoorde. Ze lag in de slaapkamer op de grond, naast haar stoel. „Ik heb zó hard geschreeuwd dat de buren direct voor de deur stonden.” De ambulance kwam, en vervolgens de brandweer, om haar op een stretcher door het dakraam naar buiten te takelen. Later vertelde Martine dat ze bij het langzaam dalen nog had gezegd: „Heel Holland zakt”. In het ziekenhuis werd een herseninfarct vastgesteld. Het zou het begin worden van een maandenlange moeizame revalidatie. In haar boek Rinkeldekink zou ze later beschrijven hoe ze voor het eerst na weken weer even naar huis mocht. Tot haar verbijstering herkende ze in haar eigen huis helemaal niets meer. „Hier zat ze”, zegt hij, naar de kop van de lange keukentafel wijzend. „Ik dacht nog: wat heerlijk, mijn vrouw is weer thuis, zit op haar vaste plek in haar geliefde keuken aan de koffie. Terwijl ze geen idéé had. Nota bene het huis waar ze altijd zo dol op was. Maar dat begreep ik pas toen ik haar boek las.” Terwijl hij met een verpleegster in de gang besprak waar het best steungrepen aangebracht konden worden, hoorde hij opnieuw een klap. „Bleek ze weer van haar stoel gevallen te zijn.”
Hoe die periode van hoop en vrees voor hem was? Hij zwijgt heel lang, kijkend naar een onduidelijke verte. Ik vraag wat hij ziet. Hij lijkt ervan te schrikken. „Een ballonnetje. Ik zie haar op de rand van het ziekenhuisbed zitten terwijl ze een ballonnetje moet proberen weg te schoppen. Een ballonnetje van niks. Maar als dat lukt ben je daar al zielsblij mee. Je klampt je aan alles vast. Het grootste cadeau was dat haar taal terugkwam. Ze bleek na een tijdje de taal nog heel genuanceerd te kunnen hanteren. Daar waren we zo blij mee. Want ze had vaak gezegd: ‘Als ik niet meer kan schrijven, besta ik niet meer.’”
Na veertien maanden had Martine haar rijbewijs weer terug. En ze begon weer in de tuin te werken. Langzaamaan leek het normale leven zich te hervatten. Totdat ze in een diepe klinische depressie belandde. Ook in die periode hield ze een dagboek bij. Maar de dagboekfragmenten uit die tijd heeft hij weggelaten uit het boek. „Dat vond ik te intiem. Dat is zo zwart, zo hartverscheurend.” Ook toen bleef „genezing” het doel, zegt Boudewijn. En al was de behandeling met zeventien hersenshocks loodzwaar, hij heeft altijd hoop gehouden. „We hebben heel lang gedacht: het komt goed. Maar ja, toen heeft die hersenbloeding opnieuw zijn vinger opgestoken.”
Martine Bijl overleed op 30 mei 2019, net 71 jaar oud. In haar eigen atelier. Ze was niet bang om dood te gaan, zegt haar man. „Ik was veel banger dan zij. De dood wordt anders als je zo depressief bent geweest. Ze maakte zich vooral zorgen over hoe het met mij zou gaan.” Geëmotioneerd: „Dat heet liefde, hè.”
Heeft ze haar eigen moment kunnen kiezen?
„Nee. Maar ze heeft de dood wel aanvaard.” Het valt hem zwaar om weer alleen te leven. „Met twee benen kun je huppelen. Op één been kun je nog maar amper lopen.” Twee bevriende tuinmannen houden ondertussen de tuin bij. Al blijft het nog steeds Martines tuin. „De eerste zomer na haar dood ging die tuin uitzinnig bloeien, alsof-ie dacht: nu kan ik lekker even helemaal buiten de perken. Als een afscheidsgroet aan haar.”
Wat is het moeilijkste aan weer alleen zijn?
„Thuiskomen in je eentje. Of als mensen weggaan. Dan voel je de eenzaamheid. Ze was vroeger best vaak weg, maar dan was ze er toch. Binnenkort gaat de musical Aladdin in première. Die zou ze zeker vertaald hebben. Alles voert langzaamaan steeds verder van haar weg.”
Daarom was het ook zo prettig om aan dit boek te werken. „Ik wilde zo graag nog een keer met haar pronken. Gerard Reve zei ooit: „Het gaat erom wat je aan het eind van je leven op de lessenaar van God kunt leggen”. Nu ik het allemaal nog eens voorbij heb zien komen realiseer ik me: jeetje, wat was ze goed. Bijna haar hele oeuvre kan zo op die lessenaar.”